Refojongere schreef:Ik zie dat dr.Van den Brink niet de kenmerken ontkent, niet de wetsprediking ontkent, niet de verschillende soorten geloof ontkent. Maar wel dat de beschrijvende prediking kán afdoen aan de appellerende prediking waardoor mensen dénken dat het niet voor hen is, onbereikbaar. Dat noemen we het preken van bevinding, dat zijn de 'dakpannen'. Die moeten pas komen na het fundament.
Maar bevindelijk preken is: Realiseer je dat de toorn van God op je ligt, dat je zonden ten hemeltergend zijn, beseffen jullie dat? Zie Rom 2 en Jak 2. Wordt wakker en sta op uit de doden en Christus zal over u lichten.
Het ongeloof zegt daarop: Ja maar. Maar ook een onbijbelse prediking zegt daarop ja maar.
De geloofsprediking die dr. G.A. van den Brink voorstaat kan (let op kan!!!) ook een gevaarlijke kant hebben. Deze prediking legt zoveel nadruk op het moeten geloven en aannemen van de mens dat geloven een menselijke activiteit wordt. Het is dan niet meer Gods gave.
Ik denk dan aan Efeze 2: 1-10. Toets daar de woorden van beide gesprekspartners nu eens aan . Dan zit ds. W. Visscher daar toch veel dichterbij?
Ik noem een paar verzen waarvan ik de inhoud bij dr. G.A. van den Brink mis.
Efeze 2 :1 en 2a
En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar Gij dood waart door de misdaden en de zonden. In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld….
Het lijkt dat dr. G.A. van den Brink de levendmaking/wedergeboorte en de doodstaat geen plaats wil geven in de prediking.
Paulus doet dat wel!
Het wonder van de rechtvaardiging van de goddeloze komt in dit gesprek bij dr. G.A. van den Brink niet tot uiting. Juist daarin blijkt Gods liefde.
Efeze 2: 4 en 5.
Maar God, die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit genade zijt gij zalig geworden),
Dat geloof een door Gods Geest gewerkte gave is komt ook bij dr. G.A. van den Brink weinig uit de verf. Hij legt zo de nadruk op het ‘moeten’ geloven dat het bijna een totaal menselijke activiteit wordt.
Efeze 2: 8 en 9 mis ik dan ook bij hem in dit gesprek.
Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, oodat niemand roeme .
Zie ik dan niet in bepaalde prediking de gevaren waar dr. G.A. van den Brink op wijst? Absoluut maar hij zet de ene eenzijdigheid tegenover de andere eenzijdigheid. Dan is de bijdrage van ds. W. Visscher Bijbels veel evenwichtiger.