Re: Generale Synode Christelijke Gereformeerde Kerken 2016
Geplaatst: 29 okt 2018, 12:16
Ik was benieuwd wat de GKV als argumenten aangeven vóór vrouw in het ambt.
In het rapport 'Samenvatting van het rapport M/V en ambt' wordt de optie om alle ambten open te stellen voor vrouwen als volgt getaxeerd:
"Dit doet het meest recht aan de inzet van gaven die de Geest aan vrouwen heeft gegeven, aan de gezamenlijke opdracht en verantwoordelijkheid van mannen en vrouwen en aan de huidige praktijk. Wel moet gerekend worden met onderlinge gevoeligheden, zowel ter plaatse als in binnen- en buitenland. Het honoreren van het Schriftgezag vormt een belangrijk pijnpunt in de bezwaren tegen openstelling. Voor de plaatselijke gemeenten moet ruimte blijven om eigen keuze en tempo te bepalen."
Hier kun je het definitieve rapport lezen: https://www.gkv.nl/download/13724
Daar staat bijvoorbeeld in paragraaf 2.2.5 Vrouwen, tot een ambt geroepen:
"Door heel de Bijbel heen komen regelmatig, maar niet dikwijls, vrouwen in beeld die aangeduid worden als profetes. Blijkbaar werden zij geroepen tot het profetenambt. Hun gezag als profetes wordt zonder problemen erkend. Hoe dan ook treden zij op als ambtelijk geroepenen. In het Nieuwe Testament wordt het profeteren in bredere zin verbonden aan het optreden van vrouwen in de gemeente"
Hierbij wordt verwezen naar de profetessen: " Bij dit ‘vrije’ ambt was er kennelijk ruimte voor het optreden van vrouwen (Ex. 15: 20, Recht. 4:4, 2 Kon. 22:14, Neh. 6: 14, Jes. 8:3)."
"Het valt op dat we deze lijn van profetessen in het Nieuwe Testament zien doorlopen (maar wel opnieuw als een smalle lijn; zie Luk. 2:36, Hand 21:9), terwijl de andere twee ambten niet doorlopen in het Nieuwe Testament."
Hier worden ook de volgende namen genoemd: Febe (die diaken wordt genoemd, Rom. 16: 1), Prisca (Rom. 16:3) en Junia (die in Rom. 16:7 zelfs, samen met Andronikus als apostel wordt aangeduid). Je leest over vrouwen die profeteren (Hand. 2:17-18, Hand. 21:9, 1 Kor. 11:5; denk ook aan Maria, Luc. 1:46-55), of die onderwijs geven (Priscilla samen met Aquila aan Apollos, Hand. 18:26). Dat deze vrouwen actief waren voor het evangelie is onmiskenbaar, maar exegetisch lijkt hun dienst niet rechtstreeks te verbinden met de dienst van de profetessen. Dat is wel het geval, zij het in een wat minder strikt geformuleerde aansluiting, met de vrouwen die (in algemene zin) aangeduid worden in Hand. 2:18 en 1 Kor. 11:5. In de laatste twee Bijbelgedeelten gaat het niet om incidenteel optreden van vrouwen: er is duidelijk sprake van een brede algemene aanduiding. Overigens is naar dat brede optreden al in het OT vol verlangen uitgekeken (Num. 11:29)."
In het rapport 'Samenvatting van het rapport M/V en ambt' wordt de optie om alle ambten open te stellen voor vrouwen als volgt getaxeerd:
"Dit doet het meest recht aan de inzet van gaven die de Geest aan vrouwen heeft gegeven, aan de gezamenlijke opdracht en verantwoordelijkheid van mannen en vrouwen en aan de huidige praktijk. Wel moet gerekend worden met onderlinge gevoeligheden, zowel ter plaatse als in binnen- en buitenland. Het honoreren van het Schriftgezag vormt een belangrijk pijnpunt in de bezwaren tegen openstelling. Voor de plaatselijke gemeenten moet ruimte blijven om eigen keuze en tempo te bepalen."
Hier kun je het definitieve rapport lezen: https://www.gkv.nl/download/13724
Daar staat bijvoorbeeld in paragraaf 2.2.5 Vrouwen, tot een ambt geroepen:
"Door heel de Bijbel heen komen regelmatig, maar niet dikwijls, vrouwen in beeld die aangeduid worden als profetes. Blijkbaar werden zij geroepen tot het profetenambt. Hun gezag als profetes wordt zonder problemen erkend. Hoe dan ook treden zij op als ambtelijk geroepenen. In het Nieuwe Testament wordt het profeteren in bredere zin verbonden aan het optreden van vrouwen in de gemeente"
Hierbij wordt verwezen naar de profetessen: " Bij dit ‘vrije’ ambt was er kennelijk ruimte voor het optreden van vrouwen (Ex. 15: 20, Recht. 4:4, 2 Kon. 22:14, Neh. 6: 14, Jes. 8:3)."
"Het valt op dat we deze lijn van profetessen in het Nieuwe Testament zien doorlopen (maar wel opnieuw als een smalle lijn; zie Luk. 2:36, Hand 21:9), terwijl de andere twee ambten niet doorlopen in het Nieuwe Testament."
Hier worden ook de volgende namen genoemd: Febe (die diaken wordt genoemd, Rom. 16: 1), Prisca (Rom. 16:3) en Junia (die in Rom. 16:7 zelfs, samen met Andronikus als apostel wordt aangeduid). Je leest over vrouwen die profeteren (Hand. 2:17-18, Hand. 21:9, 1 Kor. 11:5; denk ook aan Maria, Luc. 1:46-55), of die onderwijs geven (Priscilla samen met Aquila aan Apollos, Hand. 18:26). Dat deze vrouwen actief waren voor het evangelie is onmiskenbaar, maar exegetisch lijkt hun dienst niet rechtstreeks te verbinden met de dienst van de profetessen. Dat is wel het geval, zij het in een wat minder strikt geformuleerde aansluiting, met de vrouwen die (in algemene zin) aangeduid worden in Hand. 2:18 en 1 Kor. 11:5. In de laatste twee Bijbelgedeelten gaat het niet om incidenteel optreden van vrouwen: er is duidelijk sprake van een brede algemene aanduiding. Overigens is naar dat brede optreden al in het OT vol verlangen uitgekeken (Num. 11:29)."