De tekst is: Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.Afgewezen schreef: Als we het dan toch over de context hebben: het gaat hier over de kinderen van de daar aanwezige "Israëlitische mannen".
Ook jij gaat een hele dogmatiek in die tekst stoppen, net zo goed.
U = De aanwezige Israëlieten (en Jodengenoten? Zie vers 9ev).
Uw kinderen = Het nageslacht van die Israëlieten (en Jodengenoten?)
Allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal = de heidenen (hierover valt eventueel te twisten, maar sinds de vroege kerk is dit eigenlijk onbetwist de uitleg geweest, ook van gereformeerde theologen als Calvijn).
Dus volgens is mij de juiste exegese dat hier Jood en heiden toegezegd wordt, dat hun de belofte Gods toekomt.
Maargoed, dat de uitleg van dr. Steenblok niet klopt, blijkt uit de tekst nog meer. Dr. Steenblok stelt: "Want u komt de belofte toe etc" komt tot de aan zonde ontdekte mens. In vers 41 lezen we echter "Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt, etc". Blijkbaar werd dit woord wat Petrus tot die menigte sprak, niet door alleen aangenomen. Toch sprak Petrus het zonder onderscheid tot die hele menigte.
Maargoed, ik ben benieuwd of iemand hier de uitleg van dr. Steenblok in deze wil verdedigen? Ik kan er namelijk niets meer van maken, dan dat hij de Schrift aanpast aan zijn dogmatiek in dezen.