Tiberius schreef:(Delen waarover we het eens zijn laat ik vanwege de leesbaarheid weg).
Zonderling schreef:- We zijn het er kennelijk ook over eens dat de onderwijzer die ingevoerd wordt, reeds alle stukken heeft leren kennen. Maar als we het daarover eens zijn, dan kun je ook niet meer als argument hanteren - zoals je eerder deed - dat zo'n antwoord nooit door een onwedergeborene gegeven kan worden. Dat doet dan immers niets meer terzake, omdat we geen conclusies moeten trekken op grond van de staat van de persoon die antwoordt, maar op grond van de inhoud van vraag en antwoord zelf. Dus: wat staat er? En niet: wie zegt het? Daarmee valt dus ook je eerdere argument geheel weg.
- Blijft dus staan dat we de catechismus moeten lezen op grond van wat in het antwoord concreet staat en niet op grond van de vermeende staat of stand van de onderwijzer.
- Lees dan graag nog eens wat er concreet staat in de antwoorden van zondag 2 en zondag 3. Laat ik hieronder dan nog stilstaan bij antwoord 5 en 8.
Vraag 5: Kunt gij dit alles volkomenlijk houden?
Antw. Neen ik; want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten.
Hier gaat het om de vraag of we door de wet zalig kunnen worden? Het antwoord is: Neen ik. Zeker: de onderwijzer spreekt alleen over het niet kunnen houden van de wet 'van nature'. Wat de onderwijzer hier niet uitspreekt is dat hij ook een vernieuwd deel heeft. Maar waarom spreekt hij dat niet uit? Eenvoudig omdat het in zondag 2 niet aan de orde is. Dat vernieuwde deel is pas aan de orde in het tweede en derde deel van de HC. Dan mogen wij het er ook niet bijhalen. Simpelweg omdat de vernieuwing in dit deel van de catechismus niet aan de orde is.
Ik begrijp je argumentatie, maar vind het om eerlijk te zijn wat gekunsteld.
Als we het erover eens zijn, dat de HC de heilsorde beschrijft (wat ik overigens al een heel goed en terecht uitgangspunt vind), dan hoort er ook bij wat er staat. Je kan niet zeggen: wat hij hier zegt, dat bevindt hij pas achteraf. Dan zou je dezelfde redenering toe moeten passen op het geloof bij zondag 7: "niet alleen anderen, maar ook mij". Dat zou hij dan niet zeggen bij de beleving van de verlossing, maar pas als hij overal achter staat. Dat lijkt me een geen houdbaar argument.
Ho, ho, ik zeg voortdurend: we moeten letten op wat er staat! En wat er staat is zondekennis, kennis van ellende. En dat beleeft die mens ook die onder overtuiging is (niet naderhand, maar dán). Er staat echter niet dat de mens in die toestand wedergeboren is en dus feitelijk reeds verlost is. Wat er niet staat, mogen we niet toevoegen. Daar is niets gekunsteld aan, integendeel! Blijf bij wat er staat, en voeg niet toe wat er niet staat!
Zonderling schreef:Vraag 8: Maar zijn wij alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?
Antw. Ja wij; tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden.
Het antwoord is: Ja wij. En er wordt gewezen op de noodzakelijkheid van de wedergeboorte. Niet omdat een mens in deze staat van ellende (zondag 2 en 3) reeds wedergeboren zou zijn, maar juist omdat hij die wedergeboorte nog nodig heeft. En de wet schenkt hem die wedergeboorte niet.
Dat zeg ik niet. Het is juist andersom: de overtuigingen, die ellendekennis is vrucht van de wedergeboorte.
De wedergeboorte is in jouw opinie kennelijk iets wat aan alle werkingen van Gods Geest vooraf gaat en waar de mens volstrekt onkundig van is.
Zo'n wedergeboren mens is in jouw opinie nog niet overtuigd van zonden en ook nog niet gelovig. Dat moet alles nog gewerkt worden. Maar hij is wel wedergeboren...
Echt, ik kan dit niet meemaken.
(Tegelijk zeg ik wel: de WARE evangelische droefheid, het WARE evangelische berouw vólgt in orde op geloof en wedergeboorte en gaat daarmee gepaard. Maar dat is deel 2 en deel 3 van de HC, niet deel 1.)
@Zonderling, zou je nog op de DL III/IV verwerping 4 willen ingaan? Waar verworpen wordt dat er geen hongeren en dorsten kan zijn in een dode zondaar. Of heb ik dat gemist?
Ik heb daar eerder op gereageerd, niet in de laatste posting, maar daarvóór (zie dus de eerdere postings). Kort gezegd nogmaals: het ware hongeren en dorsten naar de gerechtigheid kan niet los gezien worden van geloof en evangelische droefheid. Ofwel: droefheid naar God, waarvan onze kanttekening zegt dat deze gepaard gaat met het vertrouwen des geloofs. En al zou er een wedergeboorte zijn voordat dit vertrouwen gevoeld wordt, dan nog is er in de grond het geloof, een evangelisch berouw en een ware bekering. Daarentegen is het 'hongeren en dorsten' van iemand die geheel onder de wet is, niet gelovig, maar ongelovig, niet een droefheid naar God, maar een schrik van het geweten en vrees voor de toorn Gods. Dat is niet het hongeren en dorsten wat in de D.L. bedoeld is, zoals ook blijken mag uit de andere geschriften van de Dordtse vaderen en anderen.
De Heilige Geest werkt dus wél in de dode zondaren, maar aanvankelijk voorbereidend, tot overtuiging van zonde. De levendmaking mogen we nooit stellen zonder het geloof en buiten Christus (d.w.z. buiten de vereniging met Christus door een waar geloof). Zie bv. Joh. 5:24, 25, Joh. 6:40, Gal. 2:20, 1 Joh. 4:9, 1 Joh. 5:11, 12.