Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Lees Johannes 10 nog eens goed!
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Is een reactie op DIA.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Kleine opmerking: christen zag niet de poort, maar wel het licht. Hij wist dus heel goed waar hij heen moest.-DIA- schreef:Kort nog dan:CvdW schreef:Beste Dia,-DIA- schreef:Nu de vraag: Zijn er ook weinigen die zalig worden? Dit is de beschrijving zoals God Zijn volk leert. Wij, die dit weten, zullen dus geen uitvluchten kunnen maken.Johann Gottfried Walther schreef:DL 3/4
ARTIKEL 8
Allen die door het evangelie worden geroepen, worden in volle ernst geroepen. Want God laat in zijn Woord in volle ernst en ondubbelzinnig zien wat Hem aangenaam is: dat zij die geroepen worden, tot Hem komen. Even echt gemeend belooft Hij allen die tot Hem komen en geloven, de rust voor hun ziel en het eeuwige leven 1.
1
Mat. 22:4
Wederom zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft.
Openb. 22:17
17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En die het hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.
Joh. 6:37
37 Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
Mat. 11:28,29
28 Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
29 Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen.
ARTIKEL 9
Velen die door de bediening van het evangelie geroepen zijn, komen niet en worden niet bekeerd 1. Dit is niet te wijten aan het evangelie of aan Christus, die door het evangelie aangeboden wordt, evenmin aan God, die door het evangelie roept en zelfs verschillende gaven schenkt aan de mensen die Hij roept 2. De schuld ligt bij henzelf: sommigen zijn achteloos en nemen het Woord des levens niet aan; anderen nemen het wel aan, maar laten het niet toe in hun hart en daardoor keren zij zich weer af na de vluchtige blijdschap van het tijdelijk geloof; nog anderen verstikken het zaad van het Woord onder de dorens van de zorgen en genoegens van de wereld en brengen geen vruchten voort. Dit leert onze Verlosser in de gelijkenis van het zaad 3.
1
Mat. 22:1-4
1 En Jezus, antwoordende, sprak tot hen wederom door gelijkenissen, zeggende:
2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een bruiloft bereid had;
3 En zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft te roepen; en zij wilden niet komen.
4 Wederom zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft.
Mat. 11:20-24
20 Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn krachten meest geschied waren, te verwijten, omdat zij zich niet bekeerd hadden.
21 Wee u, Chorazin! wee u Bethsaida! want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben.
22 Doch Ik zeg u: Het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in den dag des oordeels, dan ulieden.
23 En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn.
24 Doch Ik zeg u, dat het den lande van Sodom verdragelijker zal zijn in den dag des oordeels, dan u.
2
Mat. 23:37
37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.
3
Mat. 13:18-23
18 Gij dan, hoort de gelijkenis van den zaaier.
19 Als iemand dat Woord des Koninkrijks hoort, en niet verstaat, zo komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid was; deze is degene, die bij den weg bezaaid is.
20 Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt;
21 Doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil, zo wordt hij terstond geërgerd.
22 En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar.
23 Die nu in de goede aarde bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig voud.
Toch lijkt iedereen gerust en het leven lijkt rustig door te gaan.
Velen zullen zeker denken dat het wel goed is, zullen menen in
te gaan en toch... Het komt er toch op aan dat wij onvoorwaardelijk
de gehele Wet houden. Gij zult de HEERE Uw God liefhebben... Boven
alles! Dat kunnen we door de val niet meer, en willen dat van nature ook niet.
Mensen worden gerust gesteld met dit algemeen te stellen. God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiedde, en daarom moeten wij de wet in zijn geheel houden. En dan de erfzonde en erfsmet. Waardoor, wij al vanaf onze ontvangenis af voor God verdoemelijk zijn.
We horen veel roemen in Jezus, maar het wonder van de wedergeboorte lijkt eruit. Over de onmogelijkheid van 's mensen kant wordt ook niet gepraat. Men wijst meteen naar Jezus, en zegt dan: Kijk daar staat het: Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. Slaan we dan niet wat over?
Zowel bij GGiN en GG wordt er geleerd dat er leven is voor de wedergeboorte. Dus het wonder van wedergeboorte is vervaagd.
Ik heb het al eerder genoemd (zie andere topic). "Het volk dat niet verder gekomen is dan de Sinaï", praat die ik niet lees in de Bijbel en bij de oudvaders. Verder heb ik genoemd het boekje van ds A. Schot 'Orde des heils', ook vreemd.
Ik begrijp dat u niets zegt over het stukje van ds. J.W. Kersten. Toen ik zestien was heb ik meerdere preken gehoord van hem. O.a. de preek waarin naar voren komt dat de (enge) poort aan het einde van de weg staat. Nu begrijp ik het beter, want de poort is Christus en slechts weinige mensen is het gegeven dat ze Christus leren kennen. Dus is het logisch dat de poort aan het einde staat.
Maar het is niet naar de Schrift!
Toen Christen, in de Christenreis werd gewezen naar een poortje, zag hij die toen? En was hij er meteen door?
Het komt eropaan om door de Poort in te gaan. Waar staat die Poort? Waar moet ik naartoe?
Ik zou denken dat John Bunyan het hier goed voorstelt.
Ik begin steeds meer te denken dat ik moet stoppen. Het worden onheilige discussies.
Ik ben momenteel het boek van Conrad Mel aan het lezen: Laten we dan niet allereerst het oog slaan op een ander, maar tot onszelf inkeren.
De man las dus in deze rol en zeer bedroefd ziende op EVANGELIST zei hij: "Waar
moet ik heen vlieden?" Toen zei EVANGELIST, terwijl hij met zijn vinger over een
zeer wijd veld wees: "Ziet u daarginds wel een klein, eng poortje?" (Matth.7:13). De
man zei: "Neen." Toen zei de ander: "Ziet u daar dan ook niet een schijnend licht?"
(Ps.119:105; 2 Petr.1:19). Hij zei: "Wel, mij dunkt ja." "Wel", zei EVANGELIST,
"houd uw oog maar op dat licht en ga daar recht op aan, zo zult u dat poortje wel zien;
en wanneer u er aan klopt, zal u gezegd worden, wat u te doen staat."
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Eerder een roepen denk ik.-DIA- schreef:Dat ontken ik niet, maar dat moet toch in de klem brengen.eilander schreef:eilander schreef:En hier nog een belofte met een wel heel ruim adres: "wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde." Pas op dat je de duivel geen gehoor geeft als die tegen je zegt 'het is niet voor u'.
Nu past ons een stilzwijgen.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Dat weten wij ook wel. Maar het hangt er van af wanneer te spreken (of roepen) en wanneer te zwijgen. Ik denk dat dat een kunst die weinig mensen echt goed weten te beoefenen.eilander schreef:Eerder een roepen denk ik.-DIA- schreef:Dat ontken ik niet, maar dat moet toch in de klem brengen.eilander schreef:eilander schreef:En hier nog een belofte met een wel heel ruim adres: "wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde." Pas op dat je de duivel geen gehoor geeft als die tegen je zegt 'het is niet voor u'.
Nu past ons een stilzwijgen.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Nu heb je me toch niet helemaal begrepen, denk ik.-DIA- schreef:Dat weten wij ook wel. Maar het hangt er van af wanneer te spreken (of roepen) en wanneer te zwijgen. Ik denk dat dat een kunst die weinig mensen echt goed weten te beoefenen.eilander schreef:Eerder een roepen denk ik.-DIA- schreef:Dat ontken ik niet, maar dat moet toch in de klem brengen.
Nu past ons een stilzwijgen.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Dat zou niet geheel vreemd zijn, als u begrijpt wat ik bedoel?eilander schreef:Nu heb je me toch niet helemaal begrepen, denk ik.-DIA- schreef:Dat weten wij ook wel. Maar het hangt er van af wanneer te spreken (of roepen) en wanneer te zwijgen. Ik denk dat dat een kunst die weinig mensen echt goed weten te beoefenen.eilander schreef:Eerder een roepen denk ik.-DIA- schreef:Dat ontken ik niet, maar dat moet toch in de klem brengen.
Nu past ons een stilzwijgen.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Dit is geen discussiëren meer Dia.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Wat moet ik dan zeggen?Moderamen schreef:Dit is geen discussiëren meer Dia.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Hier blijkt gewoon dat je mij absoluut niet begrepen hebt. De tekst "Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde" is een belofte voor elke hoorder.
Dan zeg je: dat moet ons in de klem brengen. Verder past ons een zwijgen.
Als ik dan zeg: 'nee, roepen is meer gepast' bedoel ik uiteraard: doen wat er in de tekst staat, namelijk ons tot de Heere wenden, roepen tot Hem.
Dan zeg je: dat moet ons in de klem brengen. Verder past ons een zwijgen.
Als ik dan zeg: 'nee, roepen is meer gepast' bedoel ik uiteraard: doen wat er in de tekst staat, namelijk ons tot de Heere wenden, roepen tot Hem.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Ik begrijp het nu:eilander schreef:Hier blijkt gewoon dat je mij absoluut niet begrepen hebt. De tekst "Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde" is een belofte voor elke hoorder.
Dan zeg je: dat moet ons in de klem brengen. Verder past ons een zwijgen.
Als ik dan zeg: 'nee, roepen is meer gepast' bedoel ik uiteraard: doen wat er in de tekst staat, namelijk ons tot de Heere wenden, roepen tot Hem.
Ik lees: Tot Wien zullen wij anders heengaan?
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
-
- Berichten: 2198
- Lid geworden op: 09 mar 2010, 13:37
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Jak.1:22
En zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende.
Kanttekeningen:
daders des Woords
Of doeners; waardoor de apostel niet verstaat degenen, waarvan Paulus spreekt, Rom. 2:13, die door het doen van de wet willen gerechtvaardigd worden, maar degenen, die met de harten gelovende ter rechtvaardigheid, hun leven naar de leer van Christus schikken, en hun geloof met de vruchten der bekering tonen.
En zijt daders des Woords, en niet alleen hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende.
Kanttekeningen:
daders des Woords
Of doeners; waardoor de apostel niet verstaat degenen, waarvan Paulus spreekt, Rom. 2:13, die door het doen van de wet willen gerechtvaardigd worden, maar degenen, die met de harten gelovende ter rechtvaardigheid, hun leven naar de leer van Christus schikken, en hun geloof met de vruchten der bekering tonen.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
Uit dit topic is een heel aantal pagina's verwijderd. De discussie staat nu weer open. We roepen een ieder met klem op om de discussie waardig te voeren.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
De keuze van Ruth was niet de levendmaking, maar een vrucht van de levendmaking.
Re: Gelezen, gedacht, gehoord... [3]
De droefheid naar God
Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Maar de droefheid der wereld werkt den dood, 2 Korinthe 7:10
Een kenmerk van de bekering is de droefheid over de zonde. De dichter van Psalm 38 roept uit: ’Ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.’ In de waarachtige bekering wordt de ziel als het ware gekruisigd. Zacharia heeft geprofeteerd: ’En zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorsteken hebben en zij zullen over Hem rouwklagen (…) en bitterlijk kermen.’ In de waarachtige bekering is het alsof men de nagels van het kruis in zijn zij voelt steken.
Een vrouw kan niet verwachten dat zij haar kind zonder pijn zal krijgen. Zo kan ook niemand bekeerd worden zonder smart. Zij die menen dat zij bekeerd zijn zónder dat zij smart hebben, moeten aan hun bekering twijfelen!
Martelaren hebben hun bloed voor Christus gestort, boetvaardige zondaren storten tranen vanwege hun zonden, De zondares die een albasten fles met zalf tot Jezus bracht, stond aan Zijn voeten en weende. Ja, ze begon Zijn voeten nat te maken met tranen en droogde ze af met haar haren. De smart van haar hart stroomde uit haar ogen
Iemand die waarachtig berouw heeft, smeekt om droefheid in zijn hart, Hij zegent God als hij kan wenen. Hij is dankbaar voor zo’n ’regenachtige’ dag. Hij weet dat hij over dit berouw nooit berouw zal hebben.
De droefheid vanwege de zonde is geen oppervlakkige droefheid. David spreekt in Psalm 51 over een gebroken en verslagen hart. Het is een heilige benauwdheid. Deze smart en benauwdheid dienen om Christus dierbaar te maken. Hoe begerenswaardig is de Zaligmaker voor benauwde zielen! Voor hen is Christus inderdaad Christus en genade inderdaad genade. Zolang een hart niet vol is van berouw, is het niet geschikt voor Christus. Waar is een arts meer welkom dan bij iemand die bloedt uit zijn wonden?
Smart over de zonde dient ook om de zonde te verdrijven. Er wordt wel gezegd dat de tranen (het vocht) van wijnranken goed zijn voor de genezing van melaatsheid. Zeker is dat de tranen van een berouwvolle zondaar goed zijn om zijn melaatse ziel te genezen.
Smart over de zonde dient ook om een weg te openen voor échte troost. De dichter van Psalm 126 zegt: ’Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.’ Een berouwvolle zondaar heeft een natte zaaitijd, maar ook een heerlijke oogst. Bekering breekt het abces van de zonde open en dat neemt de onrust van de ziel weg. Nadat Hanna in de tempel had gehuild, ging ze weg en was ze niet meer bedroefd. Als God de zondaar benauwt en smart geeft over de zonde is dat als het badwater Bethesda dat door de engel werd beroerd. Het opent de weg naar de genezing.
Er is evenveel verschil tussen ware en valse smart als tussen zoet bronwater en zout zeewater. Paulus spreekt over de droefheid naar God die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid.
Die oprechte droefheid naar God is een droefheid van het hart. De huichelaars trekken een zuur gezicht, maar hun droefheid gaat niet verder. Daar heeft de Heere Jezus voor gewaarschuwd toen Hij zei: ’En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten.’ Deze droefheid is als dauw die het blad van de plant wel natmaakt, maar de wortel niet doordrenkt. Zo was ook Achabs berouw slechts een uitwendige vertoning. Zijn kleren waren wel gescheurd, maar zijn geest niet.
De echte droefheid naar God zit echter net zo diep als een ader die inwendig bloedt. Dan bloedt het hart vanwege de zonde. De hoorders op de Pinksterdag werden verslagen in het hart en riepen uit: ’Wat zullen wij doen, mannen broeders?’ Het hart heeft het belangrijkste aandeel in het zondigen, maar ook in de smart over de zonde.
Oprechte droefheid naar God is ook droefheid over de boezemzonden. Een slecht mens is benauwd vanwege zijn zonden omdat die hem te schande maken. Maar iemand die Oprecht bekeerd is, beweent zijn boezemzonden. U ook?
Bij de droefheid naar God wordt de smart meer veroorzaakt door de zonde dan door de straf die erop volgt. Wat geeft het een smart dat Gods wet is overtreden, dat Zijn liefde is veracht. We kunnen bedroefd zijn en toch geen waarachtig berouw hebben. Een dief kan bijvoorbeeld spijt hebben als hij gepakt wordt omdat hij gestolen heeft, maar zijn spijt komt alleen voort uit het feit dat hij zijn straf zal moeten dragen. Huichelaars zijn enkel bedroefd vanwege de bittere gevolgen van de zonde. Hun tranen stromen alleen uit hun ogen als Gods oordelen naderen. Farao werd meer gekweld door de kikkers en de rivier die in bloed veranderde, dan door zijn zonden. Maar droefheid naar God gaat hoofdzakelijk over de zonde.
Zelfs al zou ons geweten ons niet slaan, al zou de duivel ons niet beschuldigen en de hel ons niet straffen, dan nog zou onze ziel bedroefd zijn omdat we God kwaad hebben aangedaan. David zegt niet in Psalm 51: ’Het zwaard dat mij bedreigt, is steeds voor mij’, maar hij zegt: ’Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.’
Wat breekt het hart? Dat we zo’n goede God hebben beledigd, dat we onze Trooster zo hebben bedroefd! De droefheid naar God is een oprechte droefheid. Al weet een christen zich buiten het bereik van de hel, al weet hij dat hij niet veroordeeld zal worden, toch is hij bedroefd omdat hij gezondigd heeft tegen Gods genade.
De waarachtige droefheid naar God is ook een grote droefheid. We lezen daarvan in Zacharia 12: ’En zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklage over een enige zoon (. . .). Te dien dage zal te Jeruzalem de rouwklaf ge groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrimmon.’
Toen koning Josia stierf, ging de zon twee keer onder op die dag en er was grote droefheid tot hij begraven werd. zo diep moet ook de droefheid over de zonde zijn. Het moet een zuchten zijn dat uit de bodem van het hart komt. De droefheid naar God gaat wel samen met vertrouwen. Dat deze droefheid gemengd is met geloof, zien wein de geschiedenis van de vader van de maanzieke knaap. Toen Jezus tot hem zei: ’Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft’, riep hij met tranen: ’Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp.’ Als het geloof de zondaar niet zou opbeuren, zou de geestelijke droefheid het hart doen wegzinken in de wanhoop. En daarom: zoals onze zonde steeds voor ons is, zo moet Gods belofte ook altijd voor ons zijn. Als we de beet van de zonde voelen, moeten we opzien naar Christus, de koperen Slang. 'En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verdewe, maar het eeuwige leven hebbe.’
Heeft ieder die de droefheid naar God kent evenveel smart? Nee, er is diepe smart en minder diepe smart. Bij de wedergeboorte kent iedereen pijn, maar sommigen hebben erger pijn dan anderen.
Denk aan mensen die van nature onbuigzamer en hoogmoediger van aard zijn dan anderen. Zij vernederen zich niet zo gemakkelijk. Deze mensen moeten dieper verootmoedigd worden. Sommige mensen zijn groter overtreders geweest dan anderen. Hun droefheid zal groter zijn en in overeenstemming met de zonden die zij gedaan hebben.
In het dagelijks leven moet bij sommige mensen de pus verwijderd worden met een naald, bij anderen moet dat gebeuren met een lancet. Zeer verdorven zondaren moeten zelfs verwond worden met de hamer van de wet.
De Heere heeft sommige zondaren bestemd voor een hogere dienst. Daartoe worden zij ook bekwaam gemaakt. Om uitnemende dienstknechten van God te worden, moeten ze ook diep verootmoedigd worden. Het is Gods gewone weg om degenen die Hij bestemt om pilaren in Zijn Kerk te worden meer te louteren dan anderen. Paulus, de prins der apostelen, kende drie dagen dat hij niet at en dronk. Hij moest als vaandeldrager Gods Naam dragen voor de heidenen. Daarom werd hij dieper doorboord met berouw.
Hoe groot moet de droefheid over de zonde zijn? Deze droefheid moet minstens zo groot zijn als het verdriet om het verlies van de dingen van deze wereld. De droefheid over de zonde moet eigenlijk de droefheid naar de wereld overtreffen. Het feit dat we God hebben beledigd, moet ons meer smart en pijn doen dan het verlies van geliefde familiebetrekkingen of van vrienden.
De bitterheid die we ervaren in het bewenen van de zonde moet op z’n minst even groot zijn als de zoetheid die we genoten toen we de zonde bedreven. Ongetwijfeld is het berouw van David veel bitterder geweest dan het genoegen dat hij vond in het bedrijven van de zonde met Bathséba. In Psalm 51 roept hij uit: ’Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij. Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen.’
Onze droefheid over de zonde moet zó groot zijn dat Ze ons gewillig maakt de zonden na te laten die ons eerst zo veel voordeel en genoegen brachten. Een medicijn werkt pas goed als het de ziekte uit het lichaam van de patiënt verdrijft. Zo heeft een christen pas voldoende berouw als het hem verlost van de liefde tot de zonde. ’Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet.’
Thomas Watson
Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Maar de droefheid der wereld werkt den dood, 2 Korinthe 7:10
Een kenmerk van de bekering is de droefheid over de zonde. De dichter van Psalm 38 roept uit: ’Ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.’ In de waarachtige bekering wordt de ziel als het ware gekruisigd. Zacharia heeft geprofeteerd: ’En zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorsteken hebben en zij zullen over Hem rouwklagen (…) en bitterlijk kermen.’ In de waarachtige bekering is het alsof men de nagels van het kruis in zijn zij voelt steken.
Een vrouw kan niet verwachten dat zij haar kind zonder pijn zal krijgen. Zo kan ook niemand bekeerd worden zonder smart. Zij die menen dat zij bekeerd zijn zónder dat zij smart hebben, moeten aan hun bekering twijfelen!
Martelaren hebben hun bloed voor Christus gestort, boetvaardige zondaren storten tranen vanwege hun zonden, De zondares die een albasten fles met zalf tot Jezus bracht, stond aan Zijn voeten en weende. Ja, ze begon Zijn voeten nat te maken met tranen en droogde ze af met haar haren. De smart van haar hart stroomde uit haar ogen
Iemand die waarachtig berouw heeft, smeekt om droefheid in zijn hart, Hij zegent God als hij kan wenen. Hij is dankbaar voor zo’n ’regenachtige’ dag. Hij weet dat hij over dit berouw nooit berouw zal hebben.
De droefheid vanwege de zonde is geen oppervlakkige droefheid. David spreekt in Psalm 51 over een gebroken en verslagen hart. Het is een heilige benauwdheid. Deze smart en benauwdheid dienen om Christus dierbaar te maken. Hoe begerenswaardig is de Zaligmaker voor benauwde zielen! Voor hen is Christus inderdaad Christus en genade inderdaad genade. Zolang een hart niet vol is van berouw, is het niet geschikt voor Christus. Waar is een arts meer welkom dan bij iemand die bloedt uit zijn wonden?
Smart over de zonde dient ook om de zonde te verdrijven. Er wordt wel gezegd dat de tranen (het vocht) van wijnranken goed zijn voor de genezing van melaatsheid. Zeker is dat de tranen van een berouwvolle zondaar goed zijn om zijn melaatse ziel te genezen.
Smart over de zonde dient ook om een weg te openen voor échte troost. De dichter van Psalm 126 zegt: ’Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.’ Een berouwvolle zondaar heeft een natte zaaitijd, maar ook een heerlijke oogst. Bekering breekt het abces van de zonde open en dat neemt de onrust van de ziel weg. Nadat Hanna in de tempel had gehuild, ging ze weg en was ze niet meer bedroefd. Als God de zondaar benauwt en smart geeft over de zonde is dat als het badwater Bethesda dat door de engel werd beroerd. Het opent de weg naar de genezing.
Er is evenveel verschil tussen ware en valse smart als tussen zoet bronwater en zout zeewater. Paulus spreekt over de droefheid naar God die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid.
Die oprechte droefheid naar God is een droefheid van het hart. De huichelaars trekken een zuur gezicht, maar hun droefheid gaat niet verder. Daar heeft de Heere Jezus voor gewaarschuwd toen Hij zei: ’En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten.’ Deze droefheid is als dauw die het blad van de plant wel natmaakt, maar de wortel niet doordrenkt. Zo was ook Achabs berouw slechts een uitwendige vertoning. Zijn kleren waren wel gescheurd, maar zijn geest niet.
De echte droefheid naar God zit echter net zo diep als een ader die inwendig bloedt. Dan bloedt het hart vanwege de zonde. De hoorders op de Pinksterdag werden verslagen in het hart en riepen uit: ’Wat zullen wij doen, mannen broeders?’ Het hart heeft het belangrijkste aandeel in het zondigen, maar ook in de smart over de zonde.
Oprechte droefheid naar God is ook droefheid over de boezemzonden. Een slecht mens is benauwd vanwege zijn zonden omdat die hem te schande maken. Maar iemand die Oprecht bekeerd is, beweent zijn boezemzonden. U ook?
Bij de droefheid naar God wordt de smart meer veroorzaakt door de zonde dan door de straf die erop volgt. Wat geeft het een smart dat Gods wet is overtreden, dat Zijn liefde is veracht. We kunnen bedroefd zijn en toch geen waarachtig berouw hebben. Een dief kan bijvoorbeeld spijt hebben als hij gepakt wordt omdat hij gestolen heeft, maar zijn spijt komt alleen voort uit het feit dat hij zijn straf zal moeten dragen. Huichelaars zijn enkel bedroefd vanwege de bittere gevolgen van de zonde. Hun tranen stromen alleen uit hun ogen als Gods oordelen naderen. Farao werd meer gekweld door de kikkers en de rivier die in bloed veranderde, dan door zijn zonden. Maar droefheid naar God gaat hoofdzakelijk over de zonde.
Zelfs al zou ons geweten ons niet slaan, al zou de duivel ons niet beschuldigen en de hel ons niet straffen, dan nog zou onze ziel bedroefd zijn omdat we God kwaad hebben aangedaan. David zegt niet in Psalm 51: ’Het zwaard dat mij bedreigt, is steeds voor mij’, maar hij zegt: ’Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.’
Wat breekt het hart? Dat we zo’n goede God hebben beledigd, dat we onze Trooster zo hebben bedroefd! De droefheid naar God is een oprechte droefheid. Al weet een christen zich buiten het bereik van de hel, al weet hij dat hij niet veroordeeld zal worden, toch is hij bedroefd omdat hij gezondigd heeft tegen Gods genade.
De waarachtige droefheid naar God is ook een grote droefheid. We lezen daarvan in Zacharia 12: ’En zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklage over een enige zoon (. . .). Te dien dage zal te Jeruzalem de rouwklaf ge groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrimmon.’
Toen koning Josia stierf, ging de zon twee keer onder op die dag en er was grote droefheid tot hij begraven werd. zo diep moet ook de droefheid over de zonde zijn. Het moet een zuchten zijn dat uit de bodem van het hart komt. De droefheid naar God gaat wel samen met vertrouwen. Dat deze droefheid gemengd is met geloof, zien wein de geschiedenis van de vader van de maanzieke knaap. Toen Jezus tot hem zei: ’Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk degene die gelooft’, riep hij met tranen: ’Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp.’ Als het geloof de zondaar niet zou opbeuren, zou de geestelijke droefheid het hart doen wegzinken in de wanhoop. En daarom: zoals onze zonde steeds voor ons is, zo moet Gods belofte ook altijd voor ons zijn. Als we de beet van de zonde voelen, moeten we opzien naar Christus, de koperen Slang. 'En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verdewe, maar het eeuwige leven hebbe.’
Heeft ieder die de droefheid naar God kent evenveel smart? Nee, er is diepe smart en minder diepe smart. Bij de wedergeboorte kent iedereen pijn, maar sommigen hebben erger pijn dan anderen.
Denk aan mensen die van nature onbuigzamer en hoogmoediger van aard zijn dan anderen. Zij vernederen zich niet zo gemakkelijk. Deze mensen moeten dieper verootmoedigd worden. Sommige mensen zijn groter overtreders geweest dan anderen. Hun droefheid zal groter zijn en in overeenstemming met de zonden die zij gedaan hebben.
In het dagelijks leven moet bij sommige mensen de pus verwijderd worden met een naald, bij anderen moet dat gebeuren met een lancet. Zeer verdorven zondaren moeten zelfs verwond worden met de hamer van de wet.
De Heere heeft sommige zondaren bestemd voor een hogere dienst. Daartoe worden zij ook bekwaam gemaakt. Om uitnemende dienstknechten van God te worden, moeten ze ook diep verootmoedigd worden. Het is Gods gewone weg om degenen die Hij bestemt om pilaren in Zijn Kerk te worden meer te louteren dan anderen. Paulus, de prins der apostelen, kende drie dagen dat hij niet at en dronk. Hij moest als vaandeldrager Gods Naam dragen voor de heidenen. Daarom werd hij dieper doorboord met berouw.
Hoe groot moet de droefheid over de zonde zijn? Deze droefheid moet minstens zo groot zijn als het verdriet om het verlies van de dingen van deze wereld. De droefheid over de zonde moet eigenlijk de droefheid naar de wereld overtreffen. Het feit dat we God hebben beledigd, moet ons meer smart en pijn doen dan het verlies van geliefde familiebetrekkingen of van vrienden.
De bitterheid die we ervaren in het bewenen van de zonde moet op z’n minst even groot zijn als de zoetheid die we genoten toen we de zonde bedreven. Ongetwijfeld is het berouw van David veel bitterder geweest dan het genoegen dat hij vond in het bedrijven van de zonde met Bathséba. In Psalm 51 roept hij uit: ’Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij. Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen.’
Onze droefheid over de zonde moet zó groot zijn dat Ze ons gewillig maakt de zonden na te laten die ons eerst zo veel voordeel en genoegen brachten. Een medicijn werkt pas goed als het de ziekte uit het lichaam van de patiënt verdrijft. Zo heeft een christen pas voldoende berouw als het hem verlost van de liefde tot de zonde. ’Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet.’
Thomas Watson