-DIA- schreef:DGG schreef:Toch denk ik dat de verontrusting niet het einde hoeft te zijn.
Zeker niet. Ik denk dat er wel degelijk reden is voor verontrusting.
Als je de preek van ds. van Dieren leest eindigt die ook niet in mineur.
Het is NOG tijd, onder de oordelen.
En: Het is niet erg als Engeland weggaat, of als de Russen komen, maar het
ergste zou zijn als God ons verlaat.
Maar ondanks de laaghangende oordelen, is er nog hoop. En die hoop moet de overhand in alles hebben. Want als het goed is, verlangt Gods kerk naar het einde. En ik heb de indruk dat men daar soms te weinig op wijst. Het is een donkere tijd, maar dat mag niet de overhand hebben, ondanks de oordelen, die we niet moeten ontkennen, en wat ons tot nadenken moet stemmen. Gods kerk in China bloeit. Over de hele wereld zijn er nog nooit zoveel mensen die tot het christendom bekeerd zijn (en dan ook écht bekeerd). Dit mag ons tot hoop en verwachting stellen, met de bede of er ook hier een herstel van de reformatie mag komen, want:
1. De kerk van alle tijden
kent slechts één vaste grond:
't is Christus, die door lijden
Zijn volk aan Zich verbond
om haar als bruid te werven,
kwam Hij ten hemel af
't was Hem, Die door Zijn sterven
aan haar het leven gaf.
2. Uit ieder volk verkoren,
toch in haar Heiland één,
is zij door Hem herboren,
blijft dit haar kracht alleen:
één Geest, één vast vertrouwen
één doop, één heil'ge dis,
één HEER', op wie te bouwen
haar troost en rijkdom is.
3. God houdt Zijn kerk in leven,
hoe ook bespot, verdrukt,
door dwalingen omgeven,
verscheurd, uiteengerukt.
Al roepen van de tinnen
de wachters nog: "Hoe lang?"
Straks gaat de dag beginnen
en 't klagen wordt gezang.
4. In rampspoed, moeit' en zorgen,
in 't heetste van de strijd,
wacht zij de grote morgen,
de vrede voor altijd.
Tot eens haar hunk'rend' ogen
aanschouwen, blij ontroerd,
hoe God haar komt verhogen
en tot victorie voert.
5. Nog weet zij zich verbonden
in haar drieëen'ge HEER'
met wie zijn trouw bevonden,
de strijders van weleer.
Een wolk van Godsgetuigen
omringt haar in de strijd,
tot zij met hen zich buigen,
gekroond met heerlijkheid.