Sheba schreef:-DIA- schreef:DDD schreef:Dat geloof ik onmiddellijk. Maar ik ben het er niet mee eens. Het is alleen heel makkelijk om de gebreken van anderen te signaleren, de gebreken van mijzelf zijn ook niet eenvoudig op te lossen.
Maar wij verschillen toch van mening over wat mopperen is. Wat jij als bezorgdheid ziet, zie ik als gemopper, vooral als het iedere dag hetzelfde verhaal is. En ik besef dat dat niets zegt, Noach had 120 jaar lang dezelfde boodschap, neem ik aan.
Dat weet ik ook wel een beetje. Ik moet wel erkennen dat ik onbekwaam ben tot
enig (geestelijk) goed, en geneigd tot alle kwaad. Maar het is nogal wat om dat zo stoïcijns
te zeggen, als je dat niet inleeft. Het is helaas een harde waarheid. Als je nu ziet dat je
kind op een weg loopt die ten dode loopt, wat doe je dan? Bewogen proberen het kind
te waarschuwen of van die weg af te manen, toch?
Mag er bij ons dan een weinig ware bewogenheid met elkaars lot zijn? We zijn zo vaak
wat we niet mogen zijn:
Ben ik mijns broeders hoeder? Dan laten we het maar
gaan, en ik kan daar beslist niet boven staan. Als u dat als gemopper wilt aanmerken
moet u dat maar doen, maar ik zeg wel dat dit niet verstandig is.
Wanneer ik zie dat een kind op een weg loopt ten dode dan ben je zeker verplicht te waarschuwen. Maar niet voordat je zeker weet dat je zelf niet op een weg ten dode loopt. Dit omdat alleen DAN jij weet wat de goede weg is. Daarvoor is het roepen en waarschuwen maar zou je in je onkunde/blindheid nog steeds de verkeerde weg wijzen! En ten tweede omdat jij anders wel eens eerder ten val komt dan het kind! Wanneer wij werkelijk beseffen geneigd te zijn tot alle kwaad etc. Rust dan niet voordat je weet uit Christus de weg ten leven te hebben ontvangen! Alleen dan zullen wij de Stem van de Herder verstaan/ herkennen Die ons zal leiden... En alleen dan ook zullen we dat dwalende kind ook naar Hem kunnen wijzen...
Ik geloof dat we dit juist gaat opmerken als je jezelf een weinig hebt leren zien op een weg die naar
het verderf leidt. Als het dan maar niet in de eerste plaats gaat over: Hoe zal ik de straf ontgaan? Maar
juist op de eerste plaats: Ik heb tegen God gezondigd.
Ik heb vroeger als kind wel eens gedacht in mijn onnozelheid: Is het wel rechtvaardig wat de berijmde
psalm zegt: Dies ben ik HEERE Uw gramschap dubbel waardig. Ik dacht: Maar God straft de zonde toch niet tweemaal?
Ik ben er echter wel achter gebracht hoe naïef en onwetend ik toen was.
Het is inderdaad waar dat men kan roepen dat we op een verkeerde weg zijn. Laten we het zo mogen
zeggen: Ik weet dat we allen op een weg lopen die van God afvoert. Ik, u, wij allemaal. Hoe lang kunnen
we het nog volhouden? Ik moest denken aan een korte tekst:
"ook de Astharoths."
In het verband lezen we het volgende:
Toen kwamen de mannen van Kirjath-Jearim, en haalden de ark des HEEREN op, en zij brachten ze in het huis van Abinadab, op den heuvel; en zij heiligden zijn zoon Eleazar, dat hij de ark des HEEREN bewaarde.
En het geschiedde, van dien dag af, dat de ark des Heeren te Kirjath-jearim bleef, en de dagen werden twintig jaren; en het ganse huis van Israël klaagde den HEERE achterna.
Toen sprak Samuël tot het ganse huis van Israël, zeggende: Indien gijlieden u met uw ganse hart tot den HEERE bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg, ook de Astharoths; en richt uw hart tot den HEERE, en dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken.
De kinderen Israëls nu deden de Baäls en de Astharoths weg, en zij dienden den HEERE alleen.
Ik geloof dat we van de Heere zijn afgeweken. En dat we van onszelf nooit meer terug kunnen, hoewel
dat de billijke en rechtvaardige eis des Heeren is. En dan geloven we wel, wat ik eerder ook opmerte:
Als Mijn volk zich zal schuldig kennen... maar dit staat er niet, er staat meer, en daar staat een dreiging
bij: heengaan.
Ik zal henengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelven schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeken; als hun bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken.
Moeten we dan niet constateren dat onze nek een ijzeren zenuw is en ons voorhoofd van koper? Dan kunnen wij ons niet verheffen.
Is het oprecht uit ons hart, als we de psalm zingen:
Wij hebben God op 't hoogst misdaan;
Wij zijn van 't heilspoor afgegaan;
Ja, wij en onze vaad'ren tevens,
Verzuimend' alle trouw en plicht,
Vergramden God, den God des levens,
Die zoveel wond'ren had verricht.
Ik moet er mezelf bij in sluiten: Hoe is ons hart als we dit zingen? Hoe vaak hebben we het gezongen bij
de jaarlijkse boetedagen? Ooit met een verbroken hart en diepe smart?
Dat het 'wij' soms eens 'ik' moest worden?