Als ik het goed zie is het citaat van Matthew Henry hier en daar nogal ingekort. Omwille van het verband heb ik hier de Nederlandse vertaling, maar dan beginnend bij punt I van de drie punten die hier verhandeld worden. Het is nooit raadzaam om uit een geheel een punt weg te laten. Wil men citeren dan lijkt het me juister om een afgerond geheel te nemen.
Hier begin ik dan ook bij het eerste punt (I.) van Matthew Henry over dit onderwerp:
_______________________________________________________________________
I. Hoe het rijk van de genade zal ingeleid worden door een overvloedige uitstorting van de Geest, vers 28, 29. Wij zijn niet onbekend met de bedoeling van deze profetie, noch ook in twijfel aangaande hetgeen, waarop zij betrekking heeft en waarin zij vervuld is geworden, want de apostel Petrus heeft ons een onfeilbare uitlegging en toepassing er van gegeven, als hij ons verzekert, dat, toen de Geest op de apostelen werd uitgestort, op de dag van het Pinksterfeest, Handelingen 2:1, dit het was wat gesproken was door de profeet Joël, vers 16, 17. Dat was de gave van de Geest, die, volgens deze profetie, komen zou, en wij moeten geen andereverwachten, zomin als een andere vervulling van de belofte van de Messias.
- 1. De belofte, die hier gedaan wordt, is die van de uitstorting van de Geest van God, Zijn gaven, Zijn gunsten en vertroostingen, waar de gezegende Geest van de Overheid is. Wij lezen dikwijls in het Oude Testament, hoe de Geest des Heeren, druppelsgewijze als ‘t ware, op de richters en profeten komt, die God voor buitengewone diensten opwekte, maar nu zal de Geest
overvloedig, met een volle stroom, uitgestort worden, zoals, met het oog op de tijd van het Evangelie beloofd was, Jesaja 44:3, Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten.
2. De tijd hiervoor bepaald, is daarna, na de vervulling van de voorgaande beloften zal deze vervuld worden. Petrus verklaart dit door de laatste dagen, de dagen van de Messias, van wie de wereld haar laatste openbaring zou ontvangen, van de wil en de genade van God, in de laatste dagen van de Joodse kerk, kort voor haar ontbinding.
3. De uitgestrektheid van deze zegen, ten opzichte van de personen, aan wie hij geschonken zal worden. De Geest zal uitgestort worden op alle vlees, niet, zoals tot nu toe op de Joden alleen, maar op de heidenen evenzeer, want in Christus is geen onderscheid, noch van Jood, noch van Griek, Romeinen 10:11, 12. Tot op deze tijd was de goddelijke openbaring beperkt tot het
zaad van Abraham, niemand buiten het land van Israël had de Geest van de profetie, maar in de laatste dagen zal alle vlees de heerlijkheid des Heeren zien Jesaja 40:5, en zal komen om aan te bidden voor Zijn aangezicht Jesaja 66:23. Joden verstaan hieronder alle vlees in het land Israëls, en Petrus zelf begreep niet volkomen, dat de heidenen eveneens bedoeld werden, totdat
hij de vervulling zag in de uitstorting van de Heiligen Geest op Cornelius en zijn vrienden, die heidenen waren, Handelingen 10:44, 45, hetgeen slechts een voortzetting was van dezelfde gave, die op de dag van Pinksteren geschonken werd. De Geest zal uitgestort worden op alle vlees, dat wil zeggen op allen, wier harten tot harten van vlees zijn gemaakt, zacht en teer, en aldus voorbereid om de indrukken en invloeden van de Heiligen Geest te ontvangen. Op alle vlees, dat wil zeggen op alle soorten van mensen. De gaven van de Geest zullen niet zo spaarzaam of zozeer beperkt zijn, als zij geweest zijn, maar zij zullen meer algemeen verspreid zijn.
a. De Geest zal uitgestort worden op beide seksen. Niet alleen uw zonen maar ook uw dochters zullen profeteren: wij lezen van vier zusters uit een familie, die profetessen waren, Handelingen 21:9. Niet de ouders alleen, maar ook de kinderen, zullen met de Geest vervuld worden, hetgeen de deur van deze gave gedurende enige achtereenvolgende geslachten in de kerk betekent.
b. Op iedere leeftijd:. "Uw ouden, die over de kracht van hun leven zijn en wier geest in verval begint te geraken, uw jongelingen, die nog maar weinig kennis en ervaring van goddelijke dingen hebben, zullen toch dromen dromen en gezichten zien, God zal zichzelf beide door dromen en gezichten aan oud en jong openbaren.
c. Op de laagste rangen en standen, zelfs op de dienstknechten en dienstmaagden. De Joodse geleerden zeggen: Profetie is bij niemand dan die wijs, dapper en rijk zijn, niet bij de armen man, of een, die in ellende zit. Maar in Christus Jezus is noch dienstbare noch vrije, Galaten 3:28 Er waren er velen, die, een dienstknecht zijnde, geroepen waren, 1 Corinthiers 7:21, maar dat was geen reden, waarom zij de Heiligen Geest niet zouden ontvangen.
d. De uitwerking van deze zegen: Zij zullen profeteren, zij zullen nieuwe openbaringen van goddelijke dingen ontvangen, en dat niet alleen voor hun eigen gebruik, maar voor het welzijn van de kerk. Zij willen de Schrift verklaren, en van verborgene, ver verwijderde en toekomstige dingen spreken, waar zij door de uiterste inspanning van hun verstand, en natuurlijke vermogens, geen inzicht in en geen voorkennis van konden hebben. Door deze buitengewone gaven werd de Christelijke kerk het eerst gevestigd en opgericht, en de schriften geschreven, en de bediening ingesteld, waardoor zij later, met de gewone werking en de invloed van de Heiligen Geest, geschraagd en in stand gehouden werd.
II. Hoe het rijk van de heerlijkheid door de algemene verordening van de natuur zal ingeleid worden, vers 30, 31. De uitstorting van de Geest zal zeer troostrijk voor de rechtvaardigen zijn, maar laat de onrechtvaardige dit horen en beven. Daar zal een grote en vreselijke dag des
Heeren komen, die ingeleid zal worden door wondertekenen in de hemel en op aarde, bloed en vuur en rookpilaren, het veranderen van de zon in duisternis en van de maan in bloed. Dit zal zijn volkomen vervulling hebben, zoals de geleerde Dr. Pocock denkt, op de oordeelsdag, aan het einde van de tijd, voor welk einde deze tekenen letterlijk zullen komen, maar toch zo, dat zij ten dele vervuld werden bij de dood van Christus, die het oordeel van deze wereld genoemd wordt, toen de aarde beefde en de zon verduisterd werd, en een grote en verschrikkelijke dag was het, en meer ten volle bij de verwoesting van Jeruzalem, die een type en voorbeeld was van het algemene oordeel, en waaraan vele verbazende tekenen voorafgingen, behalve de beroeringen van staten en koninkrijken, waarvan geprofeteerd werd in de beeldspraak van de verandering van de zon in duisternis en van de maan in bloed en van oorlogen en geruchten van oorlogen en algemene rampen, waarvan onze Zaligmaker sprak als een begin van deze smarten, Mattheus 24:6, 7. Maar voor het laatste oordeel zullen er inderdaad wondertekenen zijn in de hemelen op de aarde de ontbinding van beide in letterlijke zin. De oordelen van God over een zondige wereld en de veelvuldige verwoestingen van goddeloze koninkrijken te vuur en te zwaard, zijn de inleiding tot en de voortekenen van het oordeel van de wereld op de laatste dag. Diegenen op wie de Geest is uitgestort, zullen die grote en vreselijke dag des Heeren voorzien en voorspellen en de wondertekenen in de hemel en op aarde, die er aan voorafgaan, verklaren, want van Zijn eerste komst, zowel als van Zijn tweede komst hebben alle profeten getuigd, Openbaring 10:7.
III. De veiligheid en gelukzaligheid van alle ware gelovigen beide bij de eerste en bij de tweede komst van Jezus Christus, vers 32. Dit geldt de bijzondere personen, want daarmee houdt het Nieuwe Testament zich meer bezig dan met koninkrijken en volken. Hier vinden wij,
1. Dat er een verlossing gewrocht is. Hoewel de dag des Heeren groot en verschrikkelijk zal zijn, toch zal er op de berg Zion en te Jeruzalem ontkoming zijn van de schrik daarvan. Het is de dag des Heeren, de dag van Zijn oordeel, waarop scheiding zal gemaakt worden tussen het kostelijke en het gemeen. In het eeuwig Evangelie, dat uit Zion is uitgegaan, is de kerk van de eerstgeborene afgebeeld door de berg Zion, en als het Jeruzalem van boven is, is ontkoming, een weg om te vlieden van de toekomende toorn wordt gevonden en aangetoond. Christus is niet alleen de Zaligmaker, maar de zaligheid zelf, en dat is Hij tot aan de einden van de aarde.
Deze verlossing, voor ons bewaard in het genadeverbond, is de vervulling van de beloften, aan de vaderen gedaan. Er zal ontkoming zijn gelijk als de Heere gezegd heeft. Zie Lucas 1:72. Dit is een grond van troost en hoop voor zondaars, dat, in welk gevaar zij ook verkeren, er ontkoming is, ontkoming ook voor hen, tenzij hun onwil een beletsel is. En, als wij in deze ontkoming willen delen, moeten wij die zoeken in het Zion van het Evangelie, in Gods Jeruzalem.
2. Dat er een overblijfsel voor deze zaligheid is, voor wie de verlossing gewerkt wordt. Bij dat overblijfsel, bij de overgeblevenen is die verlossing, of in hun ziel en geest, daar is het onderpand, daar zijn de blijken er van. Christus onder u, de hope van de heerlijkheid. Zij worden de overgeblevenen genoemd, omdat zij maar weinigen zijn, in vergelijking met de velen, die verloren gaan, een klein overblijfsel, maar uitverkoren, een overblijfsel naar de verkiezing van de genade. En hier wordt ons gezegd, wie het zijn, die op de grote dag ontkomen zullen.
- a. Die God met oprechtheid aanroepen: een iegelijk, die de naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden, ‘t zij Jood of heiden, want zo verklaart de apostel het, Romeinen 10:13, waar hij dit vaststelt als de grote regel van het Evangelie, waarnaar wij allen geoordeeld zullen worden. Dit aanroepen van God veronderstelt kennis van Hem, geloof in Hem, begeerte tot Hem, afhankelijk van Hem, en als een blijk van de oprechtheid van dit alles een nauwgezette gehoorzaamheid aan Hem, want zonder dat zal het ons niet helpen, Heere Heere te roepen. Het overblijfsel, dat gered zal worden is het biddende overblijfsel. En het zal de straf van degenen, die verloren gaan, verzwaren, dat zij zo gemakkelijk gered hadden kunnen worden.
b. Degenen, die krachtdadig door God geroepen zijn. De verlossing is zeker voor de overgeblevenen, die de Heere roepen zal, niet meer met de gewone roeping van het Evangelie, waarmede velen geroepen worden, die niet uitverkoren zijn, maar met een bijzondere roeping tot de gemeenschap van Jezus Christus, welke de Heer voorverordineert, of voorbereidt, zoals in ‘t Chaldeeuwsch staat.Petrus maakt van deze uitdrukking gebruik. Handelingen 2:39. Op de grote dag zullen allen verlost worden, die nu metterdaad van de zonde tot God, van zichzelf tot Christus, van de dingen, die beneden zijn, tot de dingen, die boven zijn, geroepen worden.