Als je het taaleigen van het Grieks wilt volgen, zal je ook alle participia moeten laten staan. Want die zijn even eigen aan koine-Grieks dan de vele kai's om zinnen aan elkaar te knopen. Het weglaten van kai's veranderd de betekenis niet, het omvormen van participia betekend dat je een keuze moet maken tussen de verschillende mogelijke betekenissen van het participium, waarmee je dus expliciet een betekenis vastlegt. Ook zal je dan woordvolgorden, die typisch zijn voor het koine-Grieks, moeten laten staan.Zonderling schreef:Ja, ik begrijp je wel, maar ik vind toch echt dat we het taaleigen van het Grieks moeten volgen. Met het omzetten van een participium naar een 'nadat' heb ik niet zo veel problemen, maar met het weglaten van het woordje 'kai' (en) wel. Dat is typisch eigen aan de Bijbeltaal, zowel in het OT als het NT. Niemand heeft er trouwens last van dat dit woordje 'en' er zo vaak staat, tenzij je mensen dit als een probleem aanpraat.memento schreef:Mijn stelling: Tenzij de grondtaal daarmee geweld aan gedaan wordt, moet een vertaling altijd goed lopend Nederlands voortbrengen. Het taaleigen van het Grieks moet verruilt worden met het taaleigen van het Nederlands (denk aan het wegvertalen van het in het NL vaak overbodige kai (en), omzetten van participia, en het toevoegen van woorden om dingen duidelijk te maken die bij een letterlijke vertaling niet direct helder zijn. Het doel is niet technisch correct Nederlands te produceren, maar helder en hedendaags Nederlands.
Nogmaals: Ik streef hier naar een vertaling conform de uitgangspunten die aangereikt zijn door de Dordtse Synode. Wanneer we allemaal onze eigen methode volgen, worden we het niet eens. (Dat zij dan zo.)
M.i. geeft een goede vertaling het taal-eigen van de grondtaal alleen weer, wanneer dat is om inhoudelijke redenen. Doe je dat niet, creëer je afstand tussen de tekst en de lezer, terwijl de tekst in de grondtaal juist (op verreweg de meeste plaatsen) heel dicht bij de lezer komt door de taal die het gebruikt. Terwijl de wetenschap (met name de laatste 40 jaar, denk aan de school rond Fokkelman) duidelijk heeft aangetoond, dat de Bijbelschrijvers bewust de taal gebruikten om dicht bij hun hoorders/lezers te komen.