PvS schreef:eilander schreef:Citaat van W. à Brakel:
(4) Het is niet nodig dat er veel verbrijzeling, schrik en beven voorafga; sommigen worden door de kennis van de waarheid stilletjes, zonder veel strijd en troost, overgebracht; anderen gaan met Zachéüs met blijdschap over door de beminnelijkheden van het evangelie; sommigen door vallen en opstaan, zodat men uit de ene manier van bekering geen besluit mag maken dat de andere niet goed is.
(5) En of u door eigenliefde bewogen zijt geworden, daaruit is uw bekering niet in twijfel te trekken; eigenliefde is hier een deugd, en het eerste begin van meest alle, zo niet van alle, bekeerden; en of u door schrik bewogen zijt geworden, 't is evenveel, of Naämans melaatsheid, of Bartiméüs' blindheid; of Zachéüs' nieuwsgierigheid, of des stokbewaarders schrik de eerste beginselen zijn geweest om u tot Christus te leiden. Daarom houdt u met deze bedenkingen niet op, ziet u nu ware genade, erkent ze, en versterkt er uw hart door.
eilander schreef:Hoewel er een gevaar in zit om lukraak met citaten van oudvaders te gaan smijten.
Maar ik ben toch wel benieuwd naar de reactie van PvS.
Deze uitspraak ligt voor à Brakel.
M.i. Levensgevaarlijk.
Er zijn meer uitleggers die hetzelfde zeggen.
Dit betekent niet dat het zonder meer Bijbels is.
Luther schreef:
Inderdaad!
Het gaat er om dat we door het Woord en de prediking ons door de werking van de Heilige Geest ellendig weten, d.w.z.: dat we zonder God leven en dat juist dat nu onverdragelijk wordt.
Zachéüs heeft de wet ook leren kennen vóór het Evangelie.
Hij wist zich ook een ellendige, door de werking van de Heilige Geest.
Wat à Brakel over Zachéüs zegt klopt niet.
Ik zeg niet dat het altijd met véél strijd gepaard gaat, nee, het gaat niet zónder strijd.
En zo leren ze het allen verstaan waar Paulus in hoofdstuk 7 van spreekt; "want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan".
Ook Zachéüs wist wat het betekent,wat Paulus noemt in Romeinen 7:9; "En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven."
Zachéüs is als een
goddeloze gerechtvaardigd.
Wat Jongere gisteren plaatste, zou ik nog eens onder de aandacht willen brengen.
Citaat:
Een andere tekst die hierover gaat is Romeinen 3:20. De apostel zegt daar: "Door de wet is de kennis der zonde". Daar is de wet voor. Nu hoop ik maar, dat niemand genoeg krijgt van mijn voortdurende verwijzingen naar de puriteinen; het zou droevig zijn, als dat zo was! Ik verwijs naar hen, omdat zij bleven geloven in de noodzaak van 'grondig wetswerk', dat aan de prediking van het Evangelie voorafging. Met andere woorden, zij namen de tijd om zich ervan te verzekeren, dat mensen oprecht van hun zonden overtuigd waren. Dit voorbereidende wetsonderwijs was eveneens kenmerkend voor de prediking van George Whitefield en van John en Charles Wesley. Het bleef zelfs tot het einde van de negentiende eeuw een van de karakteristieken van de echt-evangelische prediking.
De bedoeling van dit 'wetswerk' vinden we in de tekst "door de wet is de kennis der zonde". Dat is de functie van de wet. "Zij is om de overtredingen daarbij gesteld" (Gal. 3:19). De wet is nooit geïntroduceerd om de mens van een weg tot verlossing te voorzien; dat kon de wet ook niet zijn, "omdat zij door het vlees krachteloos was" (Rom. 8:3). Waarom dan de wet? Wel, de wet werd gegeven, opdat de zonde openbaar zou worden zonde te zijn (Rom. 7:13). De mens houdt niet van de gedachte aan zonde, hij komt er tegen in opstand, hij haat die. En juist daarom moet de mens onder de wet gebracht worden. Hij moet overtuigd raken van zijn zonde, zijn verstand moet aangesproken en verlicht worden, zodat hij een goed zicht krijgt op zijn toestand. De prediking van het berouw begint dus bij het verstand en het begripsvermogen. Als u die beide uitsluit, sluit u ook de wet uit, en dat is verschrikkelijk; immers, God heeft Zelf de wet gegeven en dat heeft Hij gedaan met die speciale bedoeling. "Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as", zegt Job (Job 42:6). Als u psalm 51 bestudeert, ziet u welke intense gevoelens David daar uitspreekt. Kijk ook eens naar de beroemde gelijkenis van de Heere over de Farizeeër en de tollenaar. We lezen, dat de tollenaar "sloeg op zijn borst" (Luk. 18:13). Niet alleen voelde hij, dat hij zijn ogen niet op kon slaan naar de hemel, dat hij geen recht van spreken had en alleen maar veraf kon blijven staan, maar ook sloeg hij zich op de borst. Romeinen 7:24 zegt: "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?" In 2 Korinthe 7:11 vinden we een uitzonderlijke beschrijving van de emoties die met oprecht berouw gepaard gaan. Onze Heere Zelf heeft dit alles in een van Zijn zaligsprekingen onder woorden gebracht, in de Bergrede: "Zalig zijn die treuren" (Matth. 5:4). Deze mensen zijn niet alleen arm van geest, zij treuren ook. Hebben wij dit niet op de een of andere manier over het hoofd gezien? Hoe vaak komt u tegenwoordig nog mensen tegen die helemaal overstuur zijn als gevolg van hun zonde? Hoevele van onze bekeerlingen weten iets van die zielenangst? Hoe vaak zien we vandaag de dag nog mensen in tranen vanwege hun zondebesef? Hoeveel mensen kent u, die gekreund hebben van ellende over hun zondige aard? Hebben wij iets dergelijks ooit meegemaakt? Toch vinden we dit allemaal in de Schrift.
Alle achting voor de "oude schrijvers" maar wij moeten hen kritisch lezen!
Onderzoeken, gelijk die te Berea.
Jesaja 8:20; "Tot de wet en tot de getuigenis! zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben."