Zonderling schreef:gravo schreef:vrije wil - geen vrije wil.
Wat ik in deze discussies maar hoogst zelden verneem is de eerlijke bekentenis, dat we het probleem niet kunnen oplossen, omdat we er de kennis niet voor hebben. Al eerder heb ik aangegeven, dat de beide standpunten niet tot in het extreme kunnen worden doorgevoerd. In het ene geval is de mens geen mens meer (maar een willoos dood object). In het andere geval is God geen God meer (maar een machteloze toeschouwer). Iedereen zal dus een eigen positie innemen op een breed spectrum van links tot rechts. Geen enkele positie is daarmee een deugd of prijzenswaardig. Het tekent eerder onze onmacht en kennisleemte, dat we de omgang van God en mens slechts bij benadering kunnen beschrijven. We blijven altijd mank gaan aan één been.
De Bijbel leert ons dat de gevallen mens niet het leven kiest, maar de dood - en dat doet hij vrijwillig.
Voor het beantwoorden van de Evangelieroeping is een nieuwe schepping nodig, in dat opzicht is de mens geheel lijdelijk, al wordt de nieuwe schepping gevolgd door daden van het geloof. Dat wonder kunnen we inderdaad niet begrijpen. Maar dat is wel iets anders dan jij hier voorstelt.
Hier vind ik dus, dat je een té theoretisch en eenzijdig standpunt inneemt. Het voordeel ervan is, dat je een kloppend systeem hebt: de mens niets, God alles. Dus voorafgaand aan elke geloofsactiviteit van de mens moet er een Godswerk zijn. Maar dat is de theorie. Om dit in de praktijk ook werkelijk te kunnen zien is veel moeilijker. Want bij een wedergeboorte en een bekering is de mens in het spel. Hij is er bij betrokken. Hij doet altijd wat. Al is het maar het veelgenoemde "schreien en zuchten en bukken en buigen". Dat is een activiteit. En zo ervaart die mens dat ook. Dat geldt ook voor andere geloofsactiviteiten. Van horen, bidden en smeken, maar ook van vertrouwen, geloven, omhelzen. Ook dat zijn activiteiten die een mens doet. Ik hoop, dat je niet zover gaat om te zeggen, dat God die activiteiten in een mens doet, zoals een poppenspeler een pop doet bewegen, spreken en acteren. Kortom: in de praktijk van het christelijk leven zullen we de werken van mensen een plaats moeten geven. Want anders lopen we het gevaar om elk activiteit, elke werkzaamheid die een mens heeft, elk gebed, elk vertrouwen, alle geloof, ieder vertrouwen op voorhand al te wantrouwen (daar er immers niets van de mens bij kan zitten). Theoretisch is dat misschien nog wel te begrijpen. Ik onderschrijf ook de volstrekte afhankelijkheid van de mens van Gods genade, maar praktisch leidt het tot het onwaarachtif verklaren van de activititeiten, die gewoon behoren bij de christelijke bekering.
Neem iemand, die waarachtig wedergeboren is (in jou visie is deze levendmaking in principe een genadig Godswerk, waar die mens niets aan bijgdragen heeft en ook niets van ervaren heeft?). Zo iemand gaat vragen, zoeken, worstelen, het hele min of meer uitgebreide rijtje van bevindelijke kennis zeg maar. Dat heeft dus een innerlijke wortel, maar het heeft ook een uiterlijke kant. De persoon zelf merkt, dat hij veranderd is, dat hij onrustig wordt enz. enz. Mijn vraag aan jou is nu:
OP WELK MOMENT WORDEN DEZE PRAKTISCH AANWEZIGE GELOOFSWERKZAAMHEDEN NU ERKEND?
Daar gaat het om. Je kunt wel tegen iedereen gaan zeggen, dat er eerst een waarachtig werk der wedergeboorte aan geloof en bekering voorafgegaan moet zijn. Akkoord, maar wanneer kan nu echt worden bevestigd, dat dat ook gebeurd is. Het is de vraag naar de zekerheid van het heil. Ik ben zo bang, dat bij jouw extreme positie, waarbij elke activiteit van de mens op 0 wordt gezet, ook de waarachtige geloofsactiviteit voor de zekerheid maar als een onecht en oneigenlijk mensenwerk wordt weggezet. De zekerheid, die je dan hebt is dat je er gelukkig nooit een te veel zalig verklaart.
En met deze houding ben je volgens mij helemaal aan de verkeerde kant terechtgekomen van de bijbelse boodschap. Alsof de grootste zorg van God zou zijn, dat er teveel mensen zouden worden gered! Er zijn oldoende bijbelse aanwijzingen, jou ook bekend neem ik aan, die ook een andere kant laten zien van de verhouding God - mens.
Volgens mij komt alles samen in de prediking van het Evangelie. Dat is een
kracht Gods tot de zaligheid. Wanneer God door middel van de verkondiging roept, is er ook de kracht aanwezig om mensen te overtuigen. Het is via de "gewone" weg van het spreken en horen, via aanwijsbare en praktische zaken dus, dat de wedergeboorte en de bekering zich voltrekken. Wanneer een mens iets hoort, dat hem enorm raakt, waar hij door overtuigd wordt en waardoor hij vertrouwen krijgt in de waarheid er van, daar is sprake van zowel wedergeboorte als bekering. Dat kan een tijdelijke zaak zijn, dat is bijbels. Maar dat wil niet zeggen, dat een waarachtige wedergeboorte nu zoveel anders zou moeten verlopen, dan een "bekering voor een tijd".
Ik vind het heel belangrijk, dat mensen een wedergeboorte / bekering praktisch kunnen ervaren en erkennen. Het is mede een zintuigelijke zaak! Anders blijft het een mysterie, dat zich buiten ieders gezichtsveld voltrekt. Dan leven mensen heel hun leven op dezelfde manier, gaan de kerk in en gaan de kerk uit. Weten nooit zeker of ze nu bekeerd zijn of niet, weten het ook nooit zeker voor een ander en wantrouwen langzamerhand elke belijdenis of getuigenis, dat die theoretisch geworden bekering ergens werkelijkheid geworden is.
Nogmaals, dan verkeren de bijbelse getuigenissen over de voortgang van het Evangelie in hun tegendeel.
Niet dat ik nu precies kan zeggen hoe de omgang van God en mens zich nu precies afspeelt. Maar wel weet ik, dát het zich afpeelt en dat we dat ook kunnen herkennen.
Zeker, er is een nieuwe schepping nodig om het Evangelie te gehoorzamen. Maar daarmee mag niet tegelijk de suggestie worden gedaan, dat die nieuwe Schepping er niet is, wanneer iemand het Evangelie gehoorzaamt. Welke andere uiterlijke tekenen hebben we dan om vast te stellen, dat er een levendmaking heeft plaatsgevonden? Geen enkele denk ik. Dat mensen het Evangelie horen, dat ze zich bekeren en zich in geloof aan Jezus Christus verbinden zijn de uiterlijke, maar ook de enige tekenen dat de wedergeboorte heeft plaatsgevonden.
Wanneer je constant vragen zou stellen bij die bekering ( in de trant van: ja, maar d'r moet wel wat aan vooraf zijn gegaan) probeer je eigenlijk iets onzichtbaars in te brengen. En je weet: iets dat onzichtbaar is, daarvan kun je niemand vragen om er iets van aan te wijzen. Het moet andersom: de vruchten van geloof en bekering vertellen ons iets over de wedergeboorte. We moeten ons dus vooral bezighouden met deze zichtbare en concrete kant van het werk van God in mensen. Voor mij komt dat alles samen in de prediking van het Evangelie. Zo eenvoudig staat het ook in de Bijbel: het Evangelie wordt gepredikt, de mensen worden er door overtuigd, geloven en aanvaarden het Woord met blijdschap. Waar is hier de wedergeboorte? Waar de voorafgaande levendmaking? Zeker die is er, maar die wordt verondersteld in de uiterlijke uitwerking van de prediking. Die uiterlijke uitwerking roept in de Bijbel nooit en nergens bedenkingen op of het allemaal wel echt is. Kennelijk is de wedergeboorte een onzichtbare zaak, die verder ook onzichtbaar en niet achterhaalbaar blijft en moeten we ons praktisch gezien alleen richten om de uitwerking die de verkondiging op mensen heeft. Aan de vruchten herkent men de boom. Het zou ook wat moois zijn om een klagerig verhaal te beginnen over de vraag of het nu echt wel een perenboom is geweest, waar de peren, die we in onze hand hebben, vanaf zijn gekomen.
Maar al te vaak proef ik toch een dergelijke houding bij mensen die maar blijven benadrukken, dat God alles moet doen en de mens niets. Het klinkt vroom, maar het is té theoretisch voor de praktijk van alle christelijken dag.
gravo