Meende toch dat het duidelijk was in 1 Kor. 11 dat er over 'in de gemeente' gesproken wordt. En er is geen gemeente zonder kerkeraad. Die door God op de muren van Zion geplaatst zijn om overzicht te houden, niet in de minste plaats over de sacramenten.
Nu kom ik weer met wat voor velen op dit forum een vuil woord is, de 'belijdenisgeschriften', en wel de Nederlandse geloofsbelijdenis:
Artikel 35. Van het Heilig Avondmaal van onzen Heere Jezus Christus.
Wij geloven en belijden dat onze Zaligmaker Jezus Christus het sacrament des Heiligen Avondmaals verordend en ingesteld heeft, om te voeden en te onderhouden degenen die Hij alrede wedergeboren, en in Zijn huisgezin, hetwelk is Zijn Kerk, ingelijfd heeft. Nu hebben degenen die wedergeboren zijn, in zich tweeërlei leven: het ene lichamelijk en tijdelijk, hetwelk zij van hun eerste geboorte medegebracht hebben, en allen mensen gemeen is; het andere is geestelijk en hemels, hetwelk hun gegeven wordt in de tweede geboorte, dewelke geschiedt door het woord des Evangelies, in de gemeenschap des lichaams van Christus; en dit leven is niet gemeen, dan alleen den uitverkorenen Gods. Alzo heeft ons God, tot onderhouding des lichamelijken en aardsen levens, aards en gewoon brood verordend, hetwelk daartoe dienstig is, en allen gemeen is, zowel als het leven. Maar om het geestelijk en hemels leven te onderhouden, hetwelk de gelovigen hebben, heeft Hij hun gezonden een levend Brood, Dat van den hemel nedergedaald is, te weten Jezus Christus, Dewelke het geestelijk leven der gelovigen voedt en onderhoudt, als Hij gegeten, dat is, toegeëigend en ontvangen wordt door het geloof, in den geest. Om ons dit geestelijk en hemels Brood af te beelden, heeft Christus verordend een aards en zienlijk brood, hetwelk een sacrament is van Zijn lichaam, en den wijn tot een sacrament Zijns bloeds; om ons te betuigen dat wij, zo waarachtiglijk als wij het sacrament ontvangen en houden in onze handen, en het eten en drinken met onzen mond, waarmede ons leven daarna onderhouden wordt, ook zo waarachtiglijk door het geloof (hetwelk de hand en mond onzer ziel is) het ware lichaam en het ware bloed van Christus, onzen enigen Zaligmaker, ontvangen in onze zielen tot ons geestelijk leven. Nu, zo is het zeker en ongetwijfeld, dat ons Jezus Christus Zijn sacramenten niet tevergeefs heeft bevolen. Zo werkt Hij dan in ons al wat Hij door deze heilige tekenen ons voor ogen stelt; hoewel de wijze ons verstand te boven gaat, en ons onbegrijpelijk is, gelijk de werking des Heiligen Geestes verborgen en onbegrijpelijk is. Intussen zo feilen wij niet, als wij zeggen dat hetgeen door ons gegeten en gedronken wordt, het eigen en natuurlijk lichaam en het eigen bloed van Christus is; maar de wijze op welke wij dit nuttigen, is niet de mond, maar de geest, door het geloof. Alzo dan blijft Jezus Christus altijd zittende ter rechterhand Gods Zijns Vaders in de hemelen, en laat toch daarom niet na, ons Zijner deelachtig te maken door het geloof. Deze maaltijd is een geestelijke tafel, aan dewelke Christus Zichzelven ons mededeelt met al Zijn goederen, en doet ons aan haar genieten, zowel Zichzelven, als de verdiensten Zijns lijdens en stervens; voedende, sterkende, en vertroostende onze arme troosteloze ziel door het eten Zijns vleses, en haar verkwikkende en vermakende door den drank Zijns bloeds. Voorts, hoewel de sacramenten met de betekende zaken samengevoegd zijn, zo worden zij nochtans met deze twee zaken door allen niet ontvangen. De goddeloze ontvangt wel het sacrament tot zijn verdoemenis, maar hij ontvangt niet de waarheid des sacraments; gelijk als Judas en Simon de tovenaar beiden wel het sacrament ontvingen, maar niet Christus, Die daardoor betekend wordt, Welke den gelovigen alleen medegedeeld wordt. Ten laatste, wij ontvangen het heilig sacrament in de verzameling des volks Gods met ootmoedigheid en eerbied, onder ons houdende een heilige gedachtenis des doods van Christus, onzen Zaligmaker, met dankzegging, en doen aldaar belijdenis van ons geloof en van de Christelijk religie. Daarom behoort zich niemand daartoe te begeven, zonder zichzelven eerst wel beproefd te hebben; opdat hij, etende van dit brood en drinkende uit dezen drinkbeker, niet ete en drinke zichzelven een oordeel. Kortelijk, wij zijn door het gebruik van dit heilig sacrament bewogen tot een vurige liefde jegens God en onze naaste. Daarom verwerpen wij alle inmengselen en verdoemelijke vonden die de mensen bij de sacramenten gedaan en gemengd hebben, als ontheiligingen daarvan, en zeggen dat men zich moet laten vergenoegen met de ordening die Christus en Zijn apostelen ons geleerd hebben, en spreken gelijk zij daarvan gesproken hebben.
Artikel 30. Van de regering der kerk door kerkelijke ambten.
Wij geloven dat deze ware Kerk geregeerd moet worden naar de geestelijke politie*, die ons onze Heere heeft geleerd in Zijn Woord; namelijk dat er dienaars of herders moet zijn, om Gods Woord te prediken en de sacramenten te bedienen; dat er ook opzieners en diakenen zijn, om met de herders te zijn als de raad der Kerk, en door dit middel de ware religie te onderhouden, en te maken dat de ware leer haar loop hebbe, dat ook de overtreders op geestelijke wijze gestraft worden en in den toom gehouden; opdat ook de armen en bedrukten geholpen en getroost worden, naar dat zij van node hebben. Door dit middel zullen alle dingen in de Kerk wel en ordelijk toegaan, wanneer zulke personen verkoren worden die getrouw zijn, en naar den regel dien de heilige Paulus daarvan geeft in den brief aan Timótheüs.
* politie betekent hier regering.
Artikel 31. Van de dienaars, ouderlingen en diakenen.
Wij geloven dat de dienaars des Woords Gods, ouderlingen en diakenen tot hun ambten behoren verkoren te worden door wettige verkiezing der Kerk, met aanroeping van den Naam Gods en goede orde, gelijk het Woord Gods leert. Zo moet zich dan een iegelijk wel wachten door onbehoorlijke middelen zich in te dringen, maar is schuldig den tijd te verwachten dat hij van God beroepen wordt, opdat hij getuigenis hebbe van zijn beroeping, om van haar verzekerd en gewis te zijn dat zij van den Heere is. En aangaande de dienaars des Woords, in wat plaats dat zij zijn, zo hebben zij een zelfde macht en autoriteit, zijnde altegader dienaars van Jezus Christus, den enigen algemenen Bisschop en het enige Hoofd der Kerk. Daarenboven, opdat de heilige ordinantie Gods niet geschonden worde of in verachting kome, zo zeggen wij dat een ieder de dienaars des Woords en de ouderlingen der Kerk in bijzondere achting behoort te hebben, om des werks wil dat zij doen, en in vrede met hen te zijn, zonder murmurering, twist of tweedracht, zoveel mogelijk is.
Artikel 29. Van het onderscheid en de merktekenen der ware en valse kerk.
Wij geloven dat men wel naarstiglijk en met goede voorzichtigheid, uit den Woorde Gods, behoort te onderscheiden welke de ware Kerk zij; aangezien alle sekten die heden ten dage in de wereld zijn, zich met den naam der Kerk bedekken. Wij spreken hier niet van het gezelschap der hypocrieten, welke in de Kerk onder de goeden vermengd zijn, en intussen van de Kerk niet zijn, hoewel zij naar het lichaam in haar zijn; maar wij zeggen dat men het lichaam en de gemeenschap der ware Kerk onderscheiden zal van alle sekten welke zeggen dat zij de Kerk zijn. De merktekenen, om de ware Kerk te kennen, zijn deze: zo de Kerk de reine predikatie des Evangelies oefent; indien zij gebruikt de reine bediening der sacramenten, gelijk ze Christus ingesteld heeft; zo de kerkelijke tucht gebruikt wordt, om de zonden te straffen. Kortelijk, zo men zich aanstelt naar het zuivere Woord Gods, verwerpende alle dingen die daartegen zijn, houdende Jezus Christus voor het enige Hoofd. Hierdoor kan men zekerlijk de ware Kerk kennen, en het komt niemand toe zich daarvan te scheiden. En aangaande degenen die van de Kerk zijn, die kan men kennen uit de merktekenen der Christenen; te weten, uit het geloof, en wanneer zij, aangenomen hebbende den enigen Zaligmaker Jezus Christus, de zonde vlieden en de gerechtigheid najagen, den waren God en hun naaste liefhebben, niet afwijken noch ter rechter- noch ter linkerhand, en hun vlees kruisigen met zijn werken. Alzo nochtans niet, alsof er nog geen grote zwakheid in hen zij; maar zij strijden daartegen door den Geest al de dagen huns levens, nemende gestadiglijk hun toevlucht tot het bloed, den dood, het lijden en de gehoorzaamheid van den Heere Jezus, in Denwelken zij vergeving hunner zonden hebben, door het geloof in Hem. Aangaande de valse kerk, die schrijft zich en haar ordinantiën meer macht en autoriteit toe dan den Woorde Gods, en wil zich aan het juk van Christus niet onderwerpen; zij bedient de sacramenten niet gelijk Christus in Zijn Woord verordend heeft, maar zij doet daar af en toe, gelijk als het haar goeddunkt; zij grondt zich meer op de mensen dan op Christus; zij vervolgt degenen die heiliglijk leven naar het Woord Gods, en die haar bestraffen over haar gebreken, gierigheid en afgoderijen. Deze twee kerken zijn lichtelijk te kennen, en van elkander te onderscheiden.
En bij deze belijdenis hoop ik dat de Heere mij houden zal, want ik hoop erin te leven. En hoop dat Hij me bereidt, als het zou wezen dat ik ervoor zou moeten sterven.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.