Geplaatst: 27 aug 2007, 19:34
Het verhaal voor morgen:
Kijk eens, zien jullie daar ook die man lopen? Over de warme, stoffige weg? Het is Elia, de knecht van de Here God. Hij is al heel lang aan het lopen in de hete zon. En hij heeft zo’n dorst en hij is zo moe. Waarom loopt Elia daar nu? Kan hij niet veel beter gewoon lekker thuis zitten en lekker wat water drinken?
Nee, want er is geen water meer. Het heeft al heel lang niet meer geregend. Alles is dor en bruin en droog. Zelfs de kleine beekjes zijn helemaal opgedroogd. Alleen door de grote rivieren is nog een piepklein stroompje water. Een lange tijd geleden had Elia tegen de koning van Israël, koning Achab moeten zeggen dat het heel lang niet zou regenen. Omdat Achab niet naar de Here God wilde luisteren.
En Elia zelf dan? Was Achab dan niet heel boos op hem? Jawel, en daarom had Elia zich verstopt bij een klein beekje. Daar kon de koning hem niet vinden en had hij toch nog water om te drinken. Maar wat moest hij dan eten? God zorgde voor hem. Hij stuurde iedere avond grote, zwarte vogels, raven die Elia brood en vlees kwamen brengen. God zorgt voor de mensen die van Hem houden.
Maar op een dag was ook het water uit dat kleine beekje op. Nu had hij ook daar geen drinken meer. Maar toen zei God tegen hem dat hij naar Sarfat moest gaan, een plaatsje in Sidon. Nou daar had hij wel even van opgekeken. Sidon? Maar daar kwam Izebel, de vrouw van koning Achab toch vandaan? Die vrouw had tegen Achab gezegd dat hij niet meer de Here God moest dienen, maar Baal. Dat was de god van haar land, van Sidon. En nu moest hij juist naar dat land? “Ja” had God gezegd, “want daar is een weduwe en die zal voor je zorgen.” Dat was helemaal raar. Een weduwe in die tijd was juist heel arm. Die kon amper voor zichzelf zorgen. En die moest nu ook nog eens voor hem gaan zorgen!! Maar….als God iets zegt, dan is het zo. En dus was Elia op pad gegaan en loopt hij nu over die warme stoffige weg. Hij is wel een beetje bang, hij is nu immers in het land van de vijand, in het land van de afgod Baal! En de soldaten van koningin Izebel en koning Achab zoeken hem. Ze zijn boos op hem omdat hij heeft gezegd dat het niet zou regenen. En hier zullen best mensen wonen die Izebel wel een goede vrouw vinden en misschien, als ze hem zullen zien, misschien vertellen ze dan wel aan haar door dat hij hier is!! Elia doet zijn mantel nog een beetje meer voor zijn gezicht. Hij doet net alsof hij last van het stof heeft en zo zal niemand hem kunnen herkennen!!
Eindelijk ziet hij in de verte de muren van het stadje Sarfat liggen. Nog even en dan is hij er. Maar hoe weet hij nu welke weduwe voor hem moet zorgen? Hij komt steeds dichterbij en dan opeens… daar loopt een vrouw. Aan haar kleding zie je dat ze een weduwe is. En dat kan je ook wel zien aan het werk dat ze doet. Ze is hout aan het verzamelen. Dat doen alleen de armste mensen. Voorzichtig loopt hij naar de vrouw toe. “Vrouw” zegt hij dan voorzichtig. “Heeft u misschien wat water voor me.” De vrouw kijkt verbaasd op. Ze kijkt hem aan, kijkt naar zijn kleding. Je ziet haar denken: He, dat is een Jood! Dan haalt ze haar schouders op. “Jawel hoor, meneer. Als u even geduld hebt, dan loop ik naar de put.” De vrouw loopt weg. O, heeft u ook nog een stuk brood voor mij? Ik heb zo’n trek gekregen van het lange lopen!” roept Elia haar na. De vrouw blijft staan en draait zich dan langzaam om. “Brood? Nee meneer, het spijt me, dat zal niet gaan. Ik…” Tranen vullen haar ogen. “Ik heb geen brood meer. Ik heb alleen een klein beetje meel en een klein beetje olie. Ik was hout aan het zoeken om straks van dat laatste beetje dat ik heb een klein brood te maken. En dat zullen mijn zoontje en ik eten en dan….dan zullen we moeten sterven…van de honger. Dan heb ik niets meer…” Even blijft het stil. Maar dan, dan zegt Elia: “Nee, mevrouw, nee, zo zal het niet gaan. U moet van dat laatste beetje meel en olie een brood bakken voor mij. Eerst voor mij en dan zal je een brood bakken voor je zoon, en dan voor jezelf. En morgen, morgen zal je weer brood kunnen maken. “ Dat is raar. Zoveel meel en olie is er helemaal niet meer. Ze kan toch nog maar een brood maken? “Hoe kan dat dan?” stamelt de vrouw verbaasd. “Er is toch niet genoeg?” Elia glimlacht. “Dit zegt de Here God tegen mij en tegen u: Het meel in de kruik en de olie in de kan zullen niet opraken totdat de Here, de God van Israël weer regen zal geven en er weer brood zijn zal.” De vrouw kijkt hem met grote ogen aan. Dat kan toch helemaal niet. En als het nu eens niet gebeurde, dan heeft die man uit Israël een brood en zij niet. Maar aan de andere kant, wat heeft ze te verliezen. Of ze nu eerst een brood eet of niet, ze zal toch sterven, want…wat die man zegt dat kan niet. Op is toch op? Maar toch…die God van Israël, is wel een heel machtige God. En stel je voor….en… En dan besluit ze: Ik luister naar hem. Ik doe wat hij zegt. En dan gaat ze weg. En pakt haar laatste beetje meel en haar laatste beetje olie en ze maakt het vuur, ze bakt het brood en…brengt het naar Elia, met het water. En Elia? Hij eet en drinkt. De vrouw en het jongetje kijken naar hem. Eten…ze hebben zelf ook zo’n honger. “Kijk dan in pot en kijk in de kan. Er is genoeg om nog een brood te bakken.” De vrouw kijkt en dan… een stralende glimlach komt op haar gezicht. In de pot zit weer een beetje meel en in de kan weer een beetje olie. Precies genoeg om nog een brood te maken. En dat doet ze, ze bakt nog een brood en geeft die aan haar zoontje. En dan zit er weer genoeg in…. Ze kan broden bakken, zoveel als ze wil. Wat een wonder! Wat zorgt de Here God goed voor hen. Wat fijn dat ze heeft geluisterd!
En totdat het gaat regenen is er genoeg voor de vrouw, haar zoontje en Elia!!
Kijk eens, zien jullie daar ook die man lopen? Over de warme, stoffige weg? Het is Elia, de knecht van de Here God. Hij is al heel lang aan het lopen in de hete zon. En hij heeft zo’n dorst en hij is zo moe. Waarom loopt Elia daar nu? Kan hij niet veel beter gewoon lekker thuis zitten en lekker wat water drinken?
Nee, want er is geen water meer. Het heeft al heel lang niet meer geregend. Alles is dor en bruin en droog. Zelfs de kleine beekjes zijn helemaal opgedroogd. Alleen door de grote rivieren is nog een piepklein stroompje water. Een lange tijd geleden had Elia tegen de koning van Israël, koning Achab moeten zeggen dat het heel lang niet zou regenen. Omdat Achab niet naar de Here God wilde luisteren.
En Elia zelf dan? Was Achab dan niet heel boos op hem? Jawel, en daarom had Elia zich verstopt bij een klein beekje. Daar kon de koning hem niet vinden en had hij toch nog water om te drinken. Maar wat moest hij dan eten? God zorgde voor hem. Hij stuurde iedere avond grote, zwarte vogels, raven die Elia brood en vlees kwamen brengen. God zorgt voor de mensen die van Hem houden.
Maar op een dag was ook het water uit dat kleine beekje op. Nu had hij ook daar geen drinken meer. Maar toen zei God tegen hem dat hij naar Sarfat moest gaan, een plaatsje in Sidon. Nou daar had hij wel even van opgekeken. Sidon? Maar daar kwam Izebel, de vrouw van koning Achab toch vandaan? Die vrouw had tegen Achab gezegd dat hij niet meer de Here God moest dienen, maar Baal. Dat was de god van haar land, van Sidon. En nu moest hij juist naar dat land? “Ja” had God gezegd, “want daar is een weduwe en die zal voor je zorgen.” Dat was helemaal raar. Een weduwe in die tijd was juist heel arm. Die kon amper voor zichzelf zorgen. En die moest nu ook nog eens voor hem gaan zorgen!! Maar….als God iets zegt, dan is het zo. En dus was Elia op pad gegaan en loopt hij nu over die warme stoffige weg. Hij is wel een beetje bang, hij is nu immers in het land van de vijand, in het land van de afgod Baal! En de soldaten van koningin Izebel en koning Achab zoeken hem. Ze zijn boos op hem omdat hij heeft gezegd dat het niet zou regenen. En hier zullen best mensen wonen die Izebel wel een goede vrouw vinden en misschien, als ze hem zullen zien, misschien vertellen ze dan wel aan haar door dat hij hier is!! Elia doet zijn mantel nog een beetje meer voor zijn gezicht. Hij doet net alsof hij last van het stof heeft en zo zal niemand hem kunnen herkennen!!
Eindelijk ziet hij in de verte de muren van het stadje Sarfat liggen. Nog even en dan is hij er. Maar hoe weet hij nu welke weduwe voor hem moet zorgen? Hij komt steeds dichterbij en dan opeens… daar loopt een vrouw. Aan haar kleding zie je dat ze een weduwe is. En dat kan je ook wel zien aan het werk dat ze doet. Ze is hout aan het verzamelen. Dat doen alleen de armste mensen. Voorzichtig loopt hij naar de vrouw toe. “Vrouw” zegt hij dan voorzichtig. “Heeft u misschien wat water voor me.” De vrouw kijkt verbaasd op. Ze kijkt hem aan, kijkt naar zijn kleding. Je ziet haar denken: He, dat is een Jood! Dan haalt ze haar schouders op. “Jawel hoor, meneer. Als u even geduld hebt, dan loop ik naar de put.” De vrouw loopt weg. O, heeft u ook nog een stuk brood voor mij? Ik heb zo’n trek gekregen van het lange lopen!” roept Elia haar na. De vrouw blijft staan en draait zich dan langzaam om. “Brood? Nee meneer, het spijt me, dat zal niet gaan. Ik…” Tranen vullen haar ogen. “Ik heb geen brood meer. Ik heb alleen een klein beetje meel en een klein beetje olie. Ik was hout aan het zoeken om straks van dat laatste beetje dat ik heb een klein brood te maken. En dat zullen mijn zoontje en ik eten en dan….dan zullen we moeten sterven…van de honger. Dan heb ik niets meer…” Even blijft het stil. Maar dan, dan zegt Elia: “Nee, mevrouw, nee, zo zal het niet gaan. U moet van dat laatste beetje meel en olie een brood bakken voor mij. Eerst voor mij en dan zal je een brood bakken voor je zoon, en dan voor jezelf. En morgen, morgen zal je weer brood kunnen maken. “ Dat is raar. Zoveel meel en olie is er helemaal niet meer. Ze kan toch nog maar een brood maken? “Hoe kan dat dan?” stamelt de vrouw verbaasd. “Er is toch niet genoeg?” Elia glimlacht. “Dit zegt de Here God tegen mij en tegen u: Het meel in de kruik en de olie in de kan zullen niet opraken totdat de Here, de God van Israël weer regen zal geven en er weer brood zijn zal.” De vrouw kijkt hem met grote ogen aan. Dat kan toch helemaal niet. En als het nu eens niet gebeurde, dan heeft die man uit Israël een brood en zij niet. Maar aan de andere kant, wat heeft ze te verliezen. Of ze nu eerst een brood eet of niet, ze zal toch sterven, want…wat die man zegt dat kan niet. Op is toch op? Maar toch…die God van Israël, is wel een heel machtige God. En stel je voor….en… En dan besluit ze: Ik luister naar hem. Ik doe wat hij zegt. En dan gaat ze weg. En pakt haar laatste beetje meel en haar laatste beetje olie en ze maakt het vuur, ze bakt het brood en…brengt het naar Elia, met het water. En Elia? Hij eet en drinkt. De vrouw en het jongetje kijken naar hem. Eten…ze hebben zelf ook zo’n honger. “Kijk dan in pot en kijk in de kan. Er is genoeg om nog een brood te bakken.” De vrouw kijkt en dan… een stralende glimlach komt op haar gezicht. In de pot zit weer een beetje meel en in de kan weer een beetje olie. Precies genoeg om nog een brood te maken. En dat doet ze, ze bakt nog een brood en geeft die aan haar zoontje. En dan zit er weer genoeg in…. Ze kan broden bakken, zoveel als ze wil. Wat een wonder! Wat zorgt de Here God goed voor hen. Wat fijn dat ze heeft geluisterd!
En totdat het gaat regenen is er genoeg voor de vrouw, haar zoontje en Elia!!