Oude Paden schreef:...en aan de andere kant een soort aaigedrag naar de Schotse schrijvers om de Kok kant vast te houden.
OP, mijns inziens ga je selectief om met de kerkgeschiedenis en leg te ten onrechte een verband tussen de zaken Saumur/Marrowmen en Aanbod/Pendelen tussen Steenblok en Kok.
Ds. Kok leerde geen ander aanbod dan de andere GG predikanten in de praktijk van de prediking, maar wel in de leer door onderscheid tussen beloften van evangelie en verbond weg te laten vallen. Daar lag dus een leerverschil dat in wezen het verschil tussen GG en CGK vormde en nog vormt. Kok is nooit afgezet vanwege het aanbod van genade als zodanig maar vanwege de leer.
Steenblok daarentegen is niet vanwege de leer als docent afgezet maar vanwege het onevenwichtige dat zich in de praktijk van de prediking & docentschap t.a.v. prediking uitte. Als docent bracht Steenblok een nieuw evenwicht als zijnde het juiste binnen dat eerder niet zo werd geleerd als zijnde representatief voor de hele breedte van de GG. Steenblok begon te snoeien in de GG en ik meen dat ds. Kok als tegenreactie zijn hakken te stevig in het zand heeft gezet. Zo is er een geheel nieuwe situatie ontstaan in de jaren 40/50 waarin de opvatting van ds. Kok een extreem werd en die van Steenblok idem. Beide opvattingen gingen te ver, naar ik meen. Wel begrijpelijk als zaken op de spits worden gedreven, maar daarmee lijkt het me logisch om geen van beide kemphanen als representatief voor de GG aan te wijzen. De GG bewoog zich tot dan tussen deze twee uitersten heen, zonder de spanning met Boston, Erskines etc. Dat is pas van na de komst van Steenblok een probleem geworden.
Dat het voor 1943 geen probleem was in de GG om het aanbod welmend te prediken aan alle hoorders meen ik af te kunnen leiden aan de het gebeuren in de jaren '30. Je kent ongetwijfeld de positie van de broers Overduin. Waarom zijn die begin jaren '30 opgestapt? Vanwege de ruimte voor de praktijk van de prediking met aanbod van genade op basis van de leerregels uit 1931.
De GG kernmerkte zich dus ook duidelijk op het punt van het aanbod, dusdanig dat het voor 2 predikanten aanleiding was eruit te stappen. En nu vraag ik je: Wat is het verschil met dr. Steenblok, en hoe kun je op basis van deze feiten stellen dat GGiN NIET zijn weggegroeid van de aloude leer van de GG? Hier ligt een gewoonweg een historisch pijnpunt.
Nog een aanwijzing: Er stond deze week een artikel over ds. Verhage in het RD. Deze predikant was vanaf het allereerste begin -1908- predikant in de GerGem. Het zal je niet onbekend zijn dat dit een grote, zo niet de grootste opponent was van dr. Steenblok, uitgerekend op dit punt.
Echter, Ds. Verhage was vanaf 1908 al oefenaar, resp. predikant van de GG. Is die gaan schuiven door de jaren heen? Is Kok anders gaan preken in de jaren '40/50 dan daarvoor?
Kok heeft inderdaad in de jaren '50 leerstellig wat op de spits gedreven. Maar het aanbod als zodanig was niet het probleem.
Neem het feit dat ds. Kersten de werken van Comrie niet voor niets zo sterk naar voren haalde. Comrie die notabene zelf de Erskines en Boston als basis hanteerde. Want wie vertaalde de belangrijke werken van Boston? Juist ja, diezelfde Comrie. En wie zorgde voor vernieuwe aandacht van Comrie, Boston en de Erskines? Wie bracht een deel van de kleine catechismusverklaring opnieuw uit? Ds. Kersten.
Kortom, het eigene van de GG wordt van oudsher MEDE gekenmerkt door het samengaan van de theologie van de Marrowmen/Comrie met een ruim aanbod van genade en het Nederlandse bevindelijke met de standen (lees de brieven van ds. Ledeboer maar eens na!). Die combinatie is ouder dan 1907. Want reeds in de 18e eeuw was er een kruisbestuiving van de ruimte Engelse/Schotse broeders met de nederlandse nadere reformatoren. Comrie kon met zijn Schotse achtergrond zonder problemen Boston gebruiken in Nederland. Lees de geschriften van Th. Avinck en Appelius en zie de overeenkomsten met de leer van de GG zoals van 1907 aangetroffen in de GG. Pas met de komst van Steenblok met zijn visie over het aanbod vanuit de Gereformeerde Kerken is het gaan schuiven richting de visie van de engelse high-calivinists en de strickt-baptists, notabene de opponenten van de Marrowmen!
Al met al, meen ik op basis van puur geschiedkundige feiten te kunnen stellen dat de ruime Christus-prediking kenmerkend was van de (nadere) reformatie, de Schotse Reformatie en de kleine kerkgeschiedenis van de GG.
Daarbij wil ik wel nadrukkelijk stellen dat wel altijd de kenmerken werden geleerd. Er werd ruim genodigd, maar ook scherp gesepareerd. Die beide zaken kun je naar twee kanten toe eenzijdig uit elkaar trekken. Je kunt enerzijds het aanbod van genade zonder kenmerken leren, maar dan kom je uit in het verstandsgeloof en dan is de wedergeboorte eruit weggeredeneert. Anderzijds kun je eenzijdig de kenmerken zonder aanbod prediken, maar dan is de de
Weg tot God eruit geredeneert. Beide zijn valkuilen die struikelen ten dode als gevaar hebben. De GG bewandelt mijns inziens hier het Bijbelse midden, ook al zijn er verschillende liggingen waar te nemen. Het evenwicht tussen aanbod/kenmerken verschilt per predikant, maar het samen opgaan van deze zaken is waar het om gaat.