Dathenum schreef:Dus niet voor eeuwig in de hemel, maar voor eeuwig op de herschapen / nieuwe aarde.
Kijk, dat is toch anders dan de meesten denken en veronderstellen.
Maar wat zegt dit Woord dan?
1Th 4:17 Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. ?
en dan nog ene vraag@Dathenum:
Als we straks op de nieuwe aarde zullen wonen, denk je dan dat de nu reeds gestorven mensen in de hemel of al bij God zijn?(het is worstelen met de Schrift en ons begrip van tijd en plaats).
Katie schreef:Maar is dat werkelijk zo'n groot verschil? De hemel is toch eigenlijk die plaats waar de Heere is? Waar geen zonde meer is? Waar voor eeuwig het aanschouwen van Christus is, en het verblijden in Hem?
Is dat dan misschien niet letterlijk de hemel op aarde, op de nieuwe aarde? Of zeg ik dan iets heel raars?
Je slaat de spijker op de kop. Het gaat er niet om dat we in een soort luilekkerland komen waar al onze lusten en verlangens vervuld zullen worden. Nee, de verlosten zullen niet stil zitten. Ze zullen eeuwig hun Heiland en God dienen en verheerlijken, zonder zonde. En dat is toch het verlangen van elke ware gelovigen? En als dat de kern is, doet het er ook niet toe of dat op de nieuwe aarde of in de nieuwe hemel is.
John Bunyan: "Hij die het meest in de schoot van God is, en die op die wijze hier voor Hem handelt, hij is de man die het grootste vermogen zal hebben om het meest van God te genieten in het koninkrijk der hemelen"
en:
"Wat voor goeds je ook voor Hem doet, als je het doet volgens Zijn Woord, wordt het in schatvorm voor je opgeslagen in kisten en kluizen, om je te belonen voor de ogen van mensen en engelen, tot eeuwige lafenis"
(doelend op de tekst: Vergadert u geen schatten op de aarde,..., maar vergadert u schatten in de hemel)
Laatst gewijzigd door helma op 10 nov 2006, 10:06, 1 keer totaal gewijzigd.
De bijbel is tweedelig over de hel. Jezus horen we vertellen dat de rijke man eeuwig brand. Het oude testament geeft eigenlijk alleen stof dat de hel een plaats is waar de helleganger verbrand=vernietigt wordt. De meeste Christenen geloven dus in een eeuwige hel en de joden in een eenmalig uitwissend bezoek. De joden geloven in de hemel als een eeuwige joods aards koninkrijk. De christen geloven hier een mix van. Een beetje eeuwig koninkrijk op aarde en een beetje eeuwig koninkrijk in de hemel. Ik denk dat historisch gezien de hemel op een nieuwe aarde meer bestaansrecht heeft. Een hemel in de hemel (is dit schriftkritiek?) kan ook wel eens invloed zijn van de romeinse overheersing en de bijbehorende goden, net als de zondag als sabbatsdag. Ik denk dat je daar best nuchter over mag zijn.
Dathenum schreef:Dus niet voor eeuwig in de hemel, maar voor eeuwig op de herschapen / nieuwe aarde.
Kijk, dat is toch anders dan de meesten denken en veronderstellen.
Maar wat zegt dit Woord dan?
1Th 4:17 Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. ?
De Heere Jezus is bij Zijn wederkomst op weg naar de aarde. De gelovigen gaan hem tegemoet in de wolken, maar Christus is bij die wederkomst nog steeds op weg naar de aarde.
Miscanthus schreef:en dan nog ene vraag@Dathenum:
Als we straks op de nieuwe aarde zullen wonen, denk je dan dat de nu reeds gestorven mensen in de hemel of al bij God zijn?(het is worstelen met de Schrift en ons begrip van tijd en plaats).
Ik geloof niet in een zieleslaap. De onslapen heiligen zijn gelijk bij God (heden zult gij met mij in het paradijs zijn). Zij zullen bij de wederkomst met Christus meekomen.
De bijbelse onderbouwing van dit heb ik nu niet paraat, dan zou ik thuis de dogmatiek er even bij moeten pakken. Er zijn ook teksten die tegenstrijdig lijken.
Laatst gewijzigd door Dathenum op 10 nov 2006, 10:06, 2 keer totaal gewijzigd.
De Bijbel spreekt over hemelse beloningen
Er zijn 5 soorten kronen
1.Kroon des levens, voor trouw aan Christus in vervolging
Jac.1:12 Openb 2 :10
2. Onvergankelijke kroon, voor overwinning en vastberadenheid
1 Kor. 9:24,25
3. Kroon der heerlijkheid, voor het trouw vertegenwoordigen van Christus in een positie van geestelijke leiding
1 Petr.5:1~4
4. Kroon de rechtvaardigheid, voor het zuiveren en voorbereiden van onszelf om Christus te ontmoeten bij Zijn wederkomst
2 Tim. 4: 6~8
5. Kroon van blijdschap, voor het geven van onszelf aan anderen in evangelisatie en discipelschap
1 Thess. 2:19 - Filipp. 4:1
En wat doet Gods kind als hij die kronen ontvangt in de hemel?
Openbaringen 4:10~11
Ze werpen ze neer voor de voeten van het Lam, om Hem ermee te verheerlijken. omdat ze heel goed weten dat het niet hun eigen verdienste is geweest, maar dat het alles uit Hém is geweest.
Dat ze het alleen hebben kunnen doen omdat ze in Christus waren
( ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij)
Bewijzen uit Openbaring moet je toch wel voorzichtig mee zijn. Mogelijk is heel Openbaring beschrijving van symbolen. Waar dat eindigt en de realiteit begint? Wie weet het?
De kronen worden bv door de 24 ouderlingen voor de troon geworpen. Dat lijkt dus om (tastbare) ambtskronen te gaan. De kronen die als beloning genoemd worden zijn vooral geestelijke kronen of bekroningen. Die hoeven niet weggeworpen te worden.
We moeten niet vergeten dat onze goede werken het resultaat zijn van Gods genadewerk in ons. Daarom zullen we de kronen ook aan Christus zijn voeten werpen.
Openbaringen 4:10,11:
Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende: Gij Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, en de eer, en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen.
Ik mis nog een gedachte. Of het juist is weet ik niet, de erfenis is vooral een hoop en vertrouwen dat er iets is weggelegd in Christus waarin de Zijnen zullen delen.
Na sterven van het lichaam is ook de oude mens gestorven. Weg, teniet gedaan.
De nieuwe mens leeft dan nog.
Als de nieuwe hemel en nieuwe aarde er zijn, wordt die nieuwe mens in deze herschepping opnieuw gezet tot vermaak en lof van zijn Formeerder. Dus daarmee is de breuk van de zondeval volkomen geheeld. Dit gebeurt eerst na de wederkomst.
Na het grote oordeel waarin alle ongelovigen met de oude wereld zullen vergaan en eeuwig van God en de algemene genade die ze deed leven in de genadetijd, worden weggedaan. In de eeuwige rampzaligheid.
Tussen de doodsjordaan en de Wederkomst is de tijd nog overheersend. De eeuwige staat ligt dan evenwel vast, in die zin is het eeuwigheid, maar de woning van de levendgemaakte ziel is dan de hemel. Daar waar Christus is. Die zit aan de rechterhand des Vaders (NGB art. 35). Dit komt helemaal overeen met wat het Heilige Avondmaal als teken en zegel beloofd. Eén te zijn met Christus.
De ongelovigen zullen naar ziel niet sterven, maar levend en wel de straf ondergaan. De gelijkenis van de rijke man die arm bleek en de arme bedelaar die rijk werd geeft in deze visie dan een werkelijkheid weer. Er is daadwerkelijk een plaats waar de heiligen bij Christus verkeren, en daadwerkelijk een plaats waar de ongelovigen de straf ondergaan. Het boek Openbaring is dan ook veel concreter werkelijkheid dan we denken en vermoeden.
Overigens heb ik ooit de vraag van de dominee gekregen op de catechesatie hoevaak een mens geoordeeld wordt?
Zijn antwoord: 2x. Bij het sterven en bij de Wederkomst.
Dus er zit een tijd tussen. Eeuwigheid daarintegen is tijdloos en dan zou het oordeel éénmalig kunnen zijn.
Alles bij elkaar zijn er vele meningen waarover de reformatorische vaderen ook zeer verschillend dachten.
Is het belangrijk? Ik denk van niet. De erfenis staat vast (Efeze). De uitkomst ligt in Christus. En dan komt het goed.
Klavier schreef:Is het belangrijk? Ik denk van niet. De erfenis staat vast (Efeze). De uitkomst ligt in Christus. En dan komt het goed.
Dat het goed komt staat vast en ben ik met je eens. dat het onbelangrijk is, ben ik niet met je eens. Paulus roept regelmatig op om ons te verheugen en te verblijden over deheerlijkheid die is weggelegd voor degenen die de verschijning van Jezus Christus hebben liefgehad. Daraom dus zeer de moeite waard om te overdenken hoe en wat dat zal zijn vanuit de Schrift.
Als je eigendom bent geworden van een huis (erfenis van ene tante of zo) dan popel je toch ook om iets van dat huis te zien en te bezichtigen zodat je weet wat je hebt?
Ik keek in de gouden heerlijkheid
Van een najaarslaan,
Het was of ik de goudene deuren wijd
Zag openstaan,
Het werd mij, toen ik binnen ging,
Of ik door gouden gewelven liep:
Ik aarzelde even, ik ademde diep,
Diep van verwondering.
Ik voelde mij eerst als een kindje, dat stout
Doet wat verboden is;
Ik sprak: "Zijn voor mij die gewelven gebouwd?
Ben ik zoo rijk, dat van louter goud
De gang mijner woning is?"
Toen sprak ik: "Deze gouden grot
Is immers geen menschenpaleis."
Ik sprak: "Het is een betooverd slot,
Dat lang op sprookjeswijs
Geslapen heeft en stil gewacht,
Op één, die de poorten ontdekken zou,
De doode gewelven wekken zou
Van 't huis, dat ieder menschenhuis
Te boven gaat in pracht."
Ik sprak: "Hoe ben ik zoo rijk, zoo rijk!
Hoe ben ik zoo rijk, mijn God!
Welke aardsche woning is gelijk
Aan dit, mijn sprookjesslot?"
Trotsche, of ik een prinsesje waar,
Ging ik door 't goud;
Aan beiden zijden stond daar,
Schragend de gangen, hoog en zwaar,
De zuilen opgebouwd.
Waar gouden de portalen zijn,
Hoe zullen daar de zalen zijn!
Ik zag aan 't einde van mijn pad
Een kleine ronde poort,
Als blauw saffier in goud gevat,
En haastig, vol verlangen trad
Ik door de gangen voort.
Ik sprak: "Als bij mijn aankomst wijd
Die poorten openstaan,
In welk een groote heerlijkheid
Zal ik dàn binnengaan,
Indien van goud de gangen zijn,
Hoe groot moet mijn verlangen zijn,
De zalen in te gaan!"
Ariene schreef:Ik keek in de gouden heerlijkheid
Van een najaarslaan,
Het was of ik de goudene deuren wijd
Zag openstaan,
Het werd mij, toen ik binnen ging,
Of ik door gouden gewelven liep:
Ik aarzelde even, ik ademde diep,
Diep van verwondering.
Ik voelde mij eerst als een kindje, dat stout
Doet wat verboden is;
Ik sprak: "Zijn voor mij die gewelven gebouwd?
Ben ik zoo rijk, dat van louter goud
De gang mijner woning is?"
Toen sprak ik: "Deze gouden grot
Is immers geen menschenpaleis."
Ik sprak: "Het is een betooverd slot,
Dat lang op sprookjeswijs
Geslapen heeft en stil gewacht,
Op één, die de poorten ontdekken zou,
De doode gewelven wekken zou
Van 't huis, dat ieder menschenhuis
Te boven gaat in pracht."
Ik sprak: "Hoe ben ik zoo rijk, zoo rijk!
Hoe ben ik zoo rijk, mijn God!
Welke aardsche woning is gelijk
Aan dit, mijn sprookjesslot?"
Trotsche, of ik een prinsesje waar,
Ging ik door 't goud;
Aan beiden zijden stond daar,
Schragend de gangen, hoog en zwaar,
De zuilen opgebouwd.
Waar gouden de portalen zijn,
Hoe zullen daar de zalen zijn!
Ik zag aan 't einde van mijn pad
Een kleine ronde poort,
Als blauw saffier in goud gevat,
En haastig, vol verlangen trad
Ik door de gangen voort.
Ik sprak: "Als bij mijn aankomst wijd
Die poorten openstaan,
In welk een groote heerlijkheid
Zal ik dàn binnengaan,
Indien van goud de gangen zijn,
Hoe groot moet mijn verlangen zijn,
De zalen in te gaan!"
Wat mooi!
Het gebed is de gouden sleutel die de poort der genade kan openen.
Ariene schreef:Ik keek in de gouden heerlijkheid
Van een najaarslaan,
Het was of ik de goudene deuren wijd
Zag openstaan,
Het werd mij, toen ik binnen ging,
Of ik door gouden gewelven liep:
Ik aarzelde even, ik ademde diep,
Diep van verwondering.
Ik voelde mij eerst als een kindje, dat stout
Doet wat verboden is;
Ik sprak: "Zijn voor mij die gewelven gebouwd?
Ben ik zoo rijk, dat van louter goud
De gang mijner woning is?"
Toen sprak ik: "Deze gouden grot
Is immers geen menschenpaleis."
Ik sprak: "Het is een betooverd slot,
Dat lang op sprookjeswijs
Geslapen heeft en stil gewacht,
Op één, die de poorten ontdekken zou,
De doode gewelven wekken zou
Van 't huis, dat ieder menschenhuis
Te boven gaat in pracht."
Ik sprak: "Hoe ben ik zoo rijk, zoo rijk!
Hoe ben ik zoo rijk, mijn God!
Welke aardsche woning is gelijk
Aan dit, mijn sprookjesslot?"
Trotsche, of ik een prinsesje waar,
Ging ik door 't goud;
Aan beiden zijden stond daar,
Schragend de gangen, hoog en zwaar,
De zuilen opgebouwd.
Waar gouden de portalen zijn,
Hoe zullen daar de zalen zijn!
Ik zag aan 't einde van mijn pad
Een kleine ronde poort,
Als blauw saffier in goud gevat,
En haastig, vol verlangen trad
Ik door de gangen voort.
Ik sprak: "Als bij mijn aankomst wijd
Die poorten openstaan,
In welk een groote heerlijkheid
Zal ik dàn binnengaan,
Indien van goud de gangen zijn,
Hoe groot moet mijn verlangen zijn,
De zalen in te gaan!"