De specificatie (wel-niet wedergeboren verbondskinderen) die jij hier maakt is niet Bijbels. De Bijbel spreekt wel degelijk van verbondskinderen en niet-verbondskinderen.
Ook hier geldt weer: dat laatste heb ik nooit ontkend. Waar heb ik beweerd dat er geen verbondskinderen en niet-verbondskinderen bestaan?
Ik noemde echter het onderscheid tussen slangenzaad en vrouwenzaad. En dat onderscheid loopt ook dwars door de verbondskinderen heen. Lees maar wat Jezus zegt tegen ‘kinderen van Abraham’ in Joh. 8:44: “Gij zijt uit de vader de duivel.”
Je redeneert nu net zoals A. Kuijper deed, allen kom je tot een tegengesteld standpunt, nl. dat ze niet wedergeboren zijn.
Douma toont toch klaar aan dat babies niet kunnen geloven en dus niet wedergeboren kunnen zijn of niet? Laat staan dat wij dat kunnen zien.
Laat maar zien dat mijn ‘redenering’ fout is. Het gaat erom hoe wij kinderen benaderen die inmiddels wél tot hun verstand gekomen zijn. Wat God met de jonggestorvenen doet, is Zijn zaak.
Het gaat om Gods belofte en niet om de kenmteklenen van wedegeboorte.
Wat bedoel je daarmee? En waarom stel je ‘Gods belofte’ en ‘kentekenen van wedergeboorte’ tegenover elkaar? Doet de Bijbel dat ook?
Dat lees ik er niet in. Ik lees wel dat hij terugging naar Zijn Vader en welkom was. En ik lees ook dat de oudste zoon (ook) niet door had wat hij eigenlijk bezat.
Je wílt het er niet in lezen.
Het is namelijk allebei waar: niet kunnen ingaan vanwege ongeloof, maar dat er toch zijn die wél geloven en wél ingaan komt uitsluitend door Gods verkiezende liefde. Anders zou er niemand geloven en niemand ingaan.
Je hebt gelijk, maar toch leg je hier weer een eenzijdige nadruk, zoals ik die bij de Heere Jezus en eigenlijk heel de Bijbel niet tegenkom.
Er wordt meer nadruk gelegd op het appel dat God op de wil van mensen doet, dan op Zijn particuliere verkiezende liefde.
Kun je dat bewijzen? Of is het meer een vorm van ‘wishful thinking’?
Hij komt ons tegemoet met Zijn beloften van heil. Met Jezus Christus hebben wij met een verkiezend God te doen. (klinkt misschien wat dialectisch, maar dat zij dan zo).
“Met (lees: in) Jezus Christus hebben wij met een verkiezend God te doen.” Helemaal waar.
En hoe vul je dat vervolgens in? Dat God moet afwachten of wij op Zijn verkiezing ingaan of is het God Zelf die naar Zijn vrijmachtig welbehagen ingrijpt in mensenlevens?
Tja, je vind het niet terug, maar hoe zie je dan de positie van Israel? Ook jij maakt hier een verlegenheidsoplossing toch?
Wat zie jij dan als mijn verlegenheidsoplossing?
Afgewezen, je conclusie is helemaal juist. Of je bent verbondskinds, of je bent het niet. Een kind dat gedoopt is is het wel. Een kind dat gedoopt is en God de rug toekeert is het niet.
Fijn dat je me gelijk geeft in iets wat ik niet heb gezegd.
Een kind dat gedoopt is en God de rug toekeert, blijft verbondskind. Daarom is het niet genoeg om ‘verbondskind’ te zijn. Want dat wil helemaal niet zeggen dat je ook met God in het reine bent.
Verder blijf je steeds maar teksten citeren waarin de verbondseis naar voren komt. Maar dat is niet nodig, want wat er in die teksten staat, strijdt helemaal niet tegen wat ik zeg.
Het zit namelijk zo:
God heeft van Zijn kant zijn genade en gewilligheid getoond. Maar van nature wijzen wij die ALTIJD af. Dat zit in onze genen, zogezegd. Wij zijn satan toegevallen en zullen uit onszelf nooit tot God terugkeren. Ook al komt God als een belovend God Zijn verbond aan ons voorhoofd verzegelen.
Werkelijk, verbondskinderen worden niet in een soort ‘proeftuin’ gezet, waarin het nog alle kanten met ze uit kan en waar ze vrijblijvend een keuze kunnen maken. En op een bepaalde leeftijd moeten ze dan ‘kiezen’, sommigen zijn er ‘nog niet aan toe’. Nee, zo laat God niet met Zich sollen. Je bent vóór of tegen Hem. En je bent niet eerst voor Hem en dan later weer tegen Hem. En dan later toch weer voor Hem.
Nee, je bent uit God geboren of niet. Je bent dood of levend. Je bent vriend of vijand van God. Het is of of. Zo scherp ligt het in het Koninkrijk der hemelen.