Nieuw boek ds. C. Harinck

Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Ik heb die artikelen uit Bewar het Pand digitaal, maar hoe moet ik ze posten? Geheel als tekst op het forum? Of kan ik ze als file er op zetten?
Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Het aanbod van genade (1)

Het aanbod van genade – we zijn wel bekend met deze term. De meeste van onze lezers zullen weten dat hiermee de prediking van Gods Woord wordt aangeduid. Althans, een belangrijk aspect van die prediking. Namelijk de verkondiging van het Evangelie waarin de hoorders dringend worden opgeroepen om de Heere te zoeken en tot Christus te komen, teneinde te worden gered van de toekomende toorn. De Heere Zelf komt in de verkondiging de zondaar Zijn ontferming aanbieden en Hij belooft de zaligheid aan allen die tot Hem komen. De woorden “aanbod van genade” komen in de Bijbel als zodanig niet voor. Maar de zaak zelf is door en door schriftuurlijk. Reden waarom onze Dordtse vaderen niet hebben geschroomd deze woorden te gebruiken. We lezen immers in de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 3 & 4, paragraaf 9 over “Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde”. Ja, zelfs wordt een hoofdstuk eerder deze zelfde zaak aangeduid met het woord ‘belofte’: “Voorts is de belofte van het Evangelie dat een iegelijk die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Welke belofte aan alle volken en mensen tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof” [hoofdstuk 2, paragraaf 5]. Zo spraken onze vaderen over de prediking van het Evangelie.

In een klein aantal artikelen wil ik in ons blad nader ingaan op de zaak van “het aanbod van genade”. De directe aanleiding ervan is de recente verschijning van een boek over dit onderwerp. Het is geschreven door ds. C. Harinck, predikant van de Gereformeerde Gemeente van Terneuzen. De titel van dit omvangrijke boek luidt: “De prediking van het Evangelie”, met als ondertitel “Het aanbod van genade”. We kennen ds. Harinck als een vruchtbaar schrijver. En dat niet alleen. Maar ook als iemand die er niet voor terugschrikt om beladen thema’s aan de orde te stellen. Onderwerpen waarover in reformatorische kring, en zeker ook binnen zijn eigen Gereformeerde Gemeenten, enigszins verschillend wordt gedacht. Het is zijn verdienste dat hij door middel van zijn boeken daarin leiding wil geven en een Schriftuurlijk spoor wil wijzen. Zo schreef hij eerder over de leer van de verbonden [“De Schotse verbondsleer”, Utrecht 1986], over de prediking van de verzoening [“De uitgestrektheid van de verzoening”, Utrecht 1989] en over het komen tot Christus [“De toeleidende weg tot Christus”, Heerenveen 2001]. Het zijn boeken die stuk voor stuk heldere lijnen trekken en die een pleidooi vormen voor de gezonde leer, in gebondenheid aan de Schrift en de gereformeerde belijdenis. In elk van zijn boeken blijkt heel duidelijk dat ds. Harinck het gereformeerde beginsel van harte lief heeft. Bijzondere betrokkenheid heeft hij op de geschriften van de puriteinse en Schotse oude schrijvers. Van hen valt inderdaad ook veel te leren.
En dan nu dit boek over het aanbod van genade. Wat in de titel niet blijkt, is dat het boek vooral ingaat op de leerstrijd die in het midden van de vorige eeuw hierover gevoerd is binnen het verband van de Gereformeerde Gemeenten. Wie daarvan iets weet, zal zich er niet over verwonderen dat daarbij dan vooral de namen van ds. G.H. Kersten, dr. C. Steenblok en ds. R. Kok vallen. Zij speelden als het ware een hoofdrol in dit geding, dat zulke diepe sporen getrokken heeft binnen het genoemde kerkverband. En nog steeds klinken de thema’s die toen aan de orde waren. Ja, ik durf te zeggen dat de huidige discussies die nog wel eens gevoerd worden binnen de kerken en tussen de kerken (over de verbonden, over de toe-eigening des heils en over de toeleidende weg) alles te maken hebben met het thema van dit boek: het aanbod van genade.
Enkele weken geleden las ik nog een ander boekje, eigenlijk over hetzelfde onderwerp. Het betreft een preek van de reformator Calvijn over Jesaja 55, de verzen 1 en 2. In het slot van dit eerste artikel wil ik daar nu eerst een ogenblik aandacht voor vragen.
Uitgangspunt van Calvijns preek (gehouden in 1558) is dus de bekende tekst uit Jesaja 55 (in de vertaalde woorden van Calvijn): “Welaan dan, gij allen die dorst hebt, komt tot de wateren, en al wie geen geld heeft, komt, koopt voedsel en eet…” Calvijn begint met te zeggen dat we niet veel aanmoediging nodig hebben om te eten wanneer we honger hebben. Helaas is dat met het geestelijke voedsel veelal anders. De meeste mensen kunnen rustig verder leven terwijl ze aan die geestelijke spijze gebrek hebben. Ze denken er niet eens over na.
Hoe groot is daartegenover Gods ontferming. “Omdat Hij ziet dat wij allen arm zijn, breidt Hij Zijn armen wijd uit en toont ons dat Zijn vrijgevigheid toereikend is om de gehele wereld te hulp te komen. Op voorwaarde slechts dat de mensen niet zelf de deur sluiten door hun ondankbaarheid.” De Heere roept zonder uitzondering groten en kleinen. Dat betekent dat al degenen die niet naar Zijn belofte luisteren geen enkele verontschuldiging hebben. Rijk en ruim laat Calvijn dus de nodiging tot het heil van Gods genade tot ieder uitgaan. Hij brengt hier geen enkele beperking in het aanbod van Zijn genade aan.
Zullen daarom ook allen komen? Helaas – (en ik citeer Calvijn opnieuw) “niemand is in staat tot Hem te komen tenzij hij zijn armoede erkent en erdoor geraakt is, en hij geen rust meer heeft in zichzelf totdat hij hulp ontvangen heeft van elders.” Als Calvijn spreekt over de toeleidende weg tot Christus, dan laat hij zien dat slechts arme en nooddruftige bedelaars Hem echt nodig hebben. Ja, als het daar over gaat, zegt hij zelfs: “Onze Heere Jezus nodigt slechts hen tot Zich die vermoeid en belast zijn. Het is waar dat wij dat allen zijn. Want de zonde die over ons heerst, is een last die ons diep doet buigen. Maar ondertussen houden wij het hoofd omhoog in zelfgenoegzaamheid…”

Het is goed om in deze preek op te merken dat Calvijn met twee woorden spreekt. Enerzijds wijst hij op de genadige gezindheid van de Heere, die zo vrijgevig is dat Hij de hele wereld te hulp wil komen. We horen daarin iets doorklinken van wat onze Dordtse vaderen gezegd hebben over de oneindige kracht en de waarde van het bloed van Christus: overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de ganse wereld. Anderzijds geeft Calvijn aan dat slechts zij daadwerkelijk tot de Heere zullen komen die in de nood van hun leven de waarde van deze belofte gaan begrijpen. Dit alles geeft de prediker van Genève vrijmoedigheid om zijn hoorders te wijzen op de uitnodiging van Psalm 81: “Opent uwe mond…” “Laten wij zo onze mond openen, zoals ik al eerder naar voren heb gebracht, ons er in de allereerste plaats van bewust dat wij God niets kunnen bieden, en eveneens dat Hij niets van ons vraagt of bij ons zoekt, maar dat Hij ons Zijn pure genade bekend wil maken, door ons te hulp te komen zonder dat wij het waard zijn.”
Zo preekte Calvijn: ruim in de aanbieding van Gods genade en tegelijkertijd helder en eerlijk in de ontdekking van wie de mens in Zijn weerstand tegen die genade is. Ik ben ervan overtuigd: waar beide elementen in de prediking gehonoreerd worden, daar worden we bewaard voor allerlei eenzijdigheid en onnodige leerstrijd. En het zou tot heil van de gemeenten kunnen zijn. Ik besluit met nog enkele zinnen uit het slot van Calvijns preek. “Laten we de Heere een dusdanig gehoor geven dat wij met een oprechte geloofsgehoorzaamheid alles aannemen wat Hij over ons wil uitstorten. (…) Vast staat dat wij hier ernstig vermaand worden om bij Hem te komen zoeken alles wat ons ontbreekt. En – om een lang verhaal kort te maken – Hij stelt Christus voor ons centraal, Hij die de Bron is van al het goede…”

Enkele gegevens over het aangehaalde boekje:
Johannes Calvijn, De geestelijke honger. Een preek over Jesaja 55: 1 & 2.
Vertaald en ingeleid door drs. Christa Boerke.
Uitgeverij De Groot Goudriaan te Kampen.
Gebonden. Met stofomslag. 45 pag. Prijs € 8,95.

Ds. J.M.J. Kieviet

Uit: “Bewaar het Pand”
Uitgave tot bevordering van de handhaving der oude Gereformeerde beginselen.
38e Jaargang nr. 3
Donderdag 6 februari 2003
Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Het aanbod van genade (2)

Dominee C. Harinck, predikant van de Gereformeerde Gemeente van Terneuzen, schreef een kloek boek over een belangrijk onderwerp: de prediking van het Evangelie. Met name datgene dat we noemen 'het aanbod van genade' komt erin aan de orde. Hoewel het uit de titel van zijn boek niet blijkt, is het vooral de leerstrijd binnen de Gereformeerde Gemeenten over dit thema die beschreven wordt. In het midden van de vorige eeuw is er immers een diepingrijpend conflict ontstaan, dat zelfs geresulteerd heeft in de schorsing van één van de predikanten, ds. R. Kok te Veenendaal, en in het ontslag van dr. C. Steenblok als docent aan de Theologische School te Rotterdam. De vragen waarom het in die meningsverschillen telkens weer ging, betroffen de verhouding tussen de soevereiniteit van de heilige God en verantwoordelijkheid van de mens.
In overeenstemming met de Heilige Schrift belijdt de kerk van de Reformatie dat de Heere naar Zijn welbehagen Zich Zijn Kerk van eeuwigheid tot het eeuwige leven heeft uitverkoren. De bron van die verkiezing is Zijn eenzijdige en eeuwige ontferming. En nu worden in de tijd al degenen die van eeuwigheid aan Christus gegeven zijn, door Zijn Woord en Geest ook daadwerkelijk geroepen. De Heere trekt ze uit de macht der duisternis en zet ze over in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde. Het is voor dezen en voor geen anderen dat Christus Zijn leven heeft gegeven en Zijn bloed gestort heeft. 'Dit is geweest de gans vrije raad, de genadige wil en het voornemen van God de Vader, dat de levendmakende en de zaligmakende kracht van de dierbare dood van Zijn Zoon Zich uitstrekken zou tot alle uitverkorenen, om die alleen met het rechtvaardigend geloof te begiftigen en door ditzelve onfeilbaar tot de zaligheid te brengen…' [DL II, §8].
Maar, zo zou de vraag kunnen luiden, wat is nu de consequentie van deze leer voor de prediking van het Evangelie? Is het dan nog wel mogelijk om ruim en vrij de genade van Christus aan te bieden, nee niet alleen aan de uitverkorenen, maar aan allen en een ieder? Strijdt het zogenaamde algemene aanbod van genade niet met de uitgangspunten van de belijdenis van Gods verkiezend welbehagen? Mogen we dan nog wel alle zondaren nodigen om tot Christus te komen? En hoe zit dat dan met de prediking van de beloften van het Evangelie? Wat de Heere belooft, dat zal Hij toch volbrengen… Mogen in Zijn Naam die beloften eigenlijk wel algemeen gepredikt worden, terwijl de praktijk is dat een deel van de hoorders aan die prediking voorbijgaat en dus nooit deel zal ontvangen aan de zalige inhoud van die beloften… Mogen we dan nog wel spreken van de 'welmenende' aanbieding van de zaligheid? Er zijn in de Heere toch geen twee willen?
En anderzijds, wanneer de prediking plaatsvindt vanuit het beheersende thema van verkiezing en verwerping, hoe zit het dan met de verantwoordelijkheid van de mens? Is de mens dan nog wel schuldig te stellen vanwege zijn zonden? Is ongeloof eigenlijk wel zonde? Het geloof is toch een genadegave van de Heere…
Al met al, u voelt het wel, we bevinden ons hier in een geweldig spanningsveld. De prediking van het Evangelie is naar het bevel van Christus het middel dat aangewend moet worden tot bekering en zaligheid van zondaren. En, naar een woord van de apostel, het behaagt de Heere ook om door die prediking zalig te maken degenen die geloven. Maar hoe zal in dit spanningsveld het Woord van de heilige God getrouw en naar de Schriften gebracht worden? Met andere woorden: hoe moet in de prediking de verhouding worden aangebracht tussen de soevereiniteit van de Heere en de menselijke verantwoordelijkheid? Hoe zal de prediker recht doen aan het Woord van de Heere? Dat ons zegt dat de Heere Zijn genade onverplicht en vrijmachtig bewijst, niet aan ieder maar aan hen die Hij daartoe van eeuwigheid heeft verkoren. Terwijl diezelfde Schriften ons woorden van klemmende oproep en dringend vermaan laten horen, tot allen en een ieder: 'Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! Want Ik ben God en niemand meer'. Een hartelijke nodiging die gepaard gaat met een belofte. En het adres is zo wijd als de wereld is: …alle gij einden der aarde…

Welnu, in zijn boek tekent ds. Harinck de worsteling om deze dingen in hun onderlinge verhouding te verstaan en in de prediking ook aan de harten van de gemeente te brengen. Helaas is dit binnen de Gereformeerde Gemeente niet zonder grote spanningen geweest. Uitkomend in maatregelen als schorsing (1950) en ontslag (1953) en in een heilloze kerkscheuring (1953). Eerder al waren er de synodale leeruitspraken (1931, 1945).
Ik noemde de twee brandpunten: de soevereiniteit van God en de verantwoordelijkheid van de mens. Naar beiden zijden hebben de synoden van de Gereformeerde Gemeenten het gebied afgebakend. Dr. Steenblok die alles zette op de noemer van de eeuwige verkiezing werd de wacht aangezegd. Hij verliet het verband van de kerken en stichtte met enkele anderen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Ds. Kok anderzijds beklemtoonde vooral de onvoorwaardelijkheid van de beloftenprediking. Maar ook dat ging volgens de kerkelijke vergadering te ver. Het leverde een schorsing op. En ook hij verliet de kring van de gemeenten en voegde zich enkele jaren later bij de Christelijke Gereformeerde Kerken. Binnen welke hij nog veel jaren een gerespecteerde plaats heeft ingenomen.
In een aantal volgende artikelen wil ik graag ingaan op enkele aspecten van deze leerstrijd. Niet om in het troebele water van anderen te vissen. Wel om vanuit het boek van ds. Harinck enkele opmerkelijke zaken te signaleren. En om te bezien of er voor onszelf lessen te trekken zijn.

Wat ik op dit moment nog wil benadrukken is, dat ds. Harinck het thema van zijn boek in een historisch verband plaatst. Dat vooral maakt deze studie verdienstelijk, vind ik. Het laat zien dat de worsteling in het zoeken van het Bijbels evenwicht in de prediking niet van vandaag of gisteren is. Ook vorige geslachten hebben gezocht het eigene van de Evangelieprediking te verstaan. Wie de Acta van de Dordtse Synode eens raadpleegt, zal daarin veel van deze thema’s herkennen.
Het tweede hoofdstuk van het boek is dan ook aan 'Dordt' gewijd. Wie er meer van wil weten, leze dat andere boek van Harinck 'De uitgestrektheid van de verzoening'.
Daarna wordt in de hoofdstukken 3 en 4 de blik gericht op Engeland en Schotland. We verwachtten van ds. Harinck ook niet anders. Aandacht ontvangen het hypercalvinisme enerzijds en het zogenaamde Marrowconflict anderzijds. Bij dat laatste behoren de namen van de gebroeders Erskine en Thomas Boston. Leerzaam! Daarna gaat de schrijver de Noordzee weer over en komt in het Nederland van de Nadere Reformatie. Heel mooi vind ik het dat hij aandacht geeft aan de schrijvers van de (ten onrechte zo genoemde) beweging van het 'nieuwe licht'. Naaste de namen van Th. Avinck, J. Nupoort en Isaäk de Leeuw had hij ook ds. Egbertus Schrader nog kunnen noemen. Al te zeer zijn deze oude schrijvers tot heden toe in de schaduw gebleven. Daartegenover staat J. van Woensel en zijn lijvige boek dan in later jaren zijn sporen getrokken heeft…
Brede aandacht ontvangen ook de kerken van de Afscheiding. Hoe kan het ook anders. Ik behoef slechts de Drentse en de Gelderse richting te noemen. De onderlinge strijd tussen deze twee bewegingen binnen de afgescheiden kerken bewoog zich op min of meer dezelfde fronten als die we een eeuw later binnen de Gereformeerde Gemeente tegenkomen. In 1869, vlak voor de vereniging van de Christelijk Afgescheiden Kerk met de Gereformeerde Kerk onder het Kruis, verscheen een boekje van ds. N.J. Engelberts, 'De Gereformeerde Kerk in Nederland'. Deze was verbonden aan de 'kruiskerken'. Mijn indruk is dat ds. Harinck zijn mening over de prediking binnen de afgescheiden kerken al te zeer afhankelijk heeft gemaakt van de kritische beschouwingen van ds. Engelberts. Hij doet daarmee niet geheel recht aan een aantal afgescheiden predikers. Trouwens, na 1869 is ds. Engelberts zelf, getuige zijn eigen prediking, daarop teruggekomen.
Ik besluit met het noemen van de naam van ds. L.G.C. Ledeboer. Ds. Harinck wijst erop dat deze geen voorwaardelijk Evangelie wilde. Niets wilde hij afdoen aan de Evangelieboodschap die schuldigen en onreinen nodigt om in Christus hun verzoening met God en reiniging van zonden te zoeken. Leerzaam is zijn brief van 3 oktober 1844. Een gedeelte daarvan luidt als volgt: 'Zeker zijn deze volgende verkeerde geesten. 1) Het oude beminnen, omdat het oud is en het nieuwe verwerpen omdat het nieuw is. 2) Anderen niet te kunnen dragen in dingen die wij met het Woord Gods niet bewijzen kunnen. 3)De Geest aan banden leggen. Het Woord naar onze mening, gedachten en gevoel uitleggen, verstaan en toepassen. 4) Ons maar bij enige weinigen bepalen en (…) van het Evangelie een alleenhandel maken. 5) Zeggen: dat en dat moet gij eerst doen, eer gij tot Christus komen kunt. Dat even zo ongerijmd is, als te zeggen: gij moet eerst schoon zijn, om gewassen te kunnen worden. Eerst gekleed zijn, om gekleed te kunnen worden, enz. 6) Het Evangelie niet aan allen te verkondigen; schoon het alleen is voor de uitverkorenen. Maar dat heeft de Heere, naar de raad Zijns willens, tevoren bepaald wat geschieden zou. Maar wij zien dit doorgaans eerst achteraf. Men mag niet bij- nog afdoen, maar moet de volle raad Gods verkondigen. Het verborgene is voor de Heere onze God; maar het geopenbaarde voor ons en onze kinderen.'

N.a.v.: Ds. C. Harinck, De prediking van het Evangelie. Het aanbod van genade.
Uitgeverij Den Hertog te Houten.
Paperback. 308 pag. € 17,50

Ds. J.M.J. Kieviet

Uit: ''Bewaar het Pand''
Uitgave tot bevordering van de handhaving der oude Gereformeerde beginselen.
38e Jaargang nr. 4
Donderdag 20 februari 2003
Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Het aanbod van genade (3)

Ds. C. Harinck schreef een dik boek onder de titel 'De prediking van het Evangelie'. Hij bespreekt daarin een aantal ontwikkelingen in de Gereformeerde Gemeenten. Maar de schrijver beperkt zich niet tot zijn eigen kring. Ook andere kerkverbanden en hun vertegenwoordigers komen in dit boekwerk aan de orde. Niet het minst betreft dit onze eigen kerken, de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland. Ja, er kan zelfs worden gezegd dat onze kerken, huns ondanks, een grote invloed hebben gehad op de leerstellige bezinning en de theologische ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Gemeenten.

De verhouding tussen beide kerkverbanden is altijd wat dubbel geweest. Historisch bezien is er veel overeenkomst. Beide hebben de gereformeerde belijdenis tot grondslag. Beide hebben hun wortel in de Afscheiding van 1834. Beide bevinden zich ter rechterzijde van de kerken van de Doleantie. Beide hebben zich verzet tegen de leerstellingen van dr. Abraham Kuyper. In beide heeft de prediking vanouds een, wat men wel noemt, bevindelijk gehalte. Al die overeenstemming heeft echter niet kunnen verhoeden dat elk van deze kerkverbanden een eigen ontwikkeling heeft gekend. En daarbij is de afstand tussen beide kerken niet kleiner geworden. Integendeel. Die dubbele verhouding komt van tijd tot tijd met name naar buiten als er kerkelijke overgangen plaatsvinden – van 'gewone' gemeenteleden en ook van predikanten. In beide richtingen…

Sinds de christelijke gereformeerde synode van 2001 vinden er weer officiële samensprekingen plaats. Die ontmoetingen hebben overigens een geschiedenis. Ds. Harinck schrijft er over. In het begin van de jaren twintig sprak de synode van de Gereformeerde Gemeenten aangaande onze kerken uit 'dat er naar historisch gegeven reden is elkaar te zoeken'. Dat gebeurde dan ook. Er vonden samensprekingen plaats. Hoewel men aarzelde om tot vereniging te komen, was er een klimaat van hartelijkheid en verbondenheid. Na enkele jaren veranderde er echter iets. In 1928 vroeg men zich af 'of de geestesgesteldheid in beide kerkgroepen van dien aard is, dat van vereniging vrucht voor de Kerke Gods kan worden verwacht'. In ieder geval achtte men de tijd nog niet rijp om verdere stappen te ondernemen. Ook op het plaatselijke vlak bleek er helaas toch niet zoveel aandacht voor elkaar…
In die jaren was er overigens in het geheel geen sprake van enig leerverschil tussen beide kerken. De verscheidenheid lag waarschijnlijk meer in het wat verschillende geestelijke klimaat dat van beide kanten werd aangevoeld. Heel veel gereformeerde gemeenten waren nog maar een kleine twintig jaar bij een kerkverband aangesloten, afkomstig als ze waren uit de sfeer van vrije groepen en gezelschappen. Terwijl de christelijke gereformeerden al vele tientallen jaren een geordend kerkelijk leven kenden, met een eigen theologische opleiding. Achteraf bezien zijn die jaren twintig bijzonder gebleken in de onderlinde verhouding van beide kerkverbanden. Want zo nabij als het toen was, zou het nooit meer worden. Een dreigende bui kwam aanzetten, die zich rond 1930 ontlaadde. In de vorm van een scherpe polemiek tussen De Wekker en De Saambinder. Aan de ene kant de christelijke gereformeerde ds. J. Jongeleen en prof. J.J. van der Schuit en aan de andere kant ds. G.H. Kersten. De aanleiding was de leer van de verbonden. In het kort gezegd de 'drieverbondenleer' en de 'tweeverbondenleer'. Een scherpe wisseling van standpunten, in een toon die – met name van de zijde van ds. Kersten – iets onverzoenlijks en onverzettelijks in zich had. De leer die hij ontwaarde bij de christelijke gereformeerden noemde hij 'verbondsontzenuwend' en 'zielsverdervend'.

Ds. Harinck brengt het in zijn boek allemaal weer in herinnering. Waar ging het om? Ik zeg het hier maar met een enkel woord. Ds. Jongeleen en anderen vatten het genadeverbond op als dat verbond dat de Heere had opgericht met Abraham en zijn zaad, dus met de hele zichtbare kerk. Aan hen allen komen de beloften van het Evangelie toe. Wie tot de zichtbare kerk behoort, deelt ook in het verbond; de beloften worden aan hen allen verzegeld. Die zullen overigens eerst in vervulling gaan in de weg van geloof en bekering. Aan dit verbond ligt ten grondslag het verbond der verlossing; dat heeft betrekking op Christus en de uitverkorenen. Er wordt dus onderscheiden tussen het genadeverbond en het verbond der verlossing. Samen met het werkverbond is er dus sprake van een drietal verbonden.
Ds. Kersten en de zijnen echter laten het genadeverbond en het verbond der verlossing samenvallen. Het genadeverbond mag volgens hen niet worden losgemaakt van de verkiezing van eeuwigheid. De beloften van het verbond gelden zo alleen de uitverkorenen. Deze verbondsvisie is in 1931 tot uitdrukking gebracht – en u begrijpt de achtergrond – in een officiële leeruitspraak van de Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten. Daarin worden zes uitspraken gedaan. U kunt ze keurig op een rij vinden in het boek van ds. Harinck. Ik noem de twee belangrijkste.
Allereerst wordt gezegd dat het verbond der genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing en dat het wezen van het verbond daarom alleen de uitverkorenen geldt. Naast het wezen wordt echter ook gewezen op de bediening van het verbond. En in dat verband wordt gesproken over de ernstige aanbieding van Christus en van de verbondsweldaden in het Evangelie. Die aanbieding vindt plaats aan ieder die onder het Evangelie verkeert.

Laat ik u eerlijk zeggen, ik had er niet zoveel behoefte aan om deze dingen weer opnieuw voor het voetlicht te halen. Dat gebeurt naar mijn besef al te veel en dikwijls ook al te gretig. Het al dan niet beoogde gevolg is dat de afstand, die sinds 1931 tussen beide kerkverbanden ontstaan is, bewust in stand gehouden of zelfs aangescherpt wordt. Persoonlijk heeft het me meermalen pijn gedaan als ik vernam dat vanaf kansels of in kerkelijke bladen deze zaak welbewust levend gehouden wordt. De indruk die bij het eenvoudige kerkvolk door de jaren heen is gewekt (het is me al diverse keren gebleken), luidt dat bij die 'drieverbonders' niet twee maar drie wegen worden geleerd. In ieder geval is de leer der zaligheid bij hen niet veilig…
Nog niet zo lang geleden slaakt ds. P. den Butter publiekelijk de verzuchting om nu alstublieft eens op te houden met dat heen en weer geschrijf over twee en drie verbonden. Laten we de karikaturen toch achter ons laten… Het is ook mijn hartelijke wens. Laten we zoeken naar wat ons samenbindt, meer dan naar dat wat ons – terecht of niet terecht – scheidt.

En toch waag ik het nog een keer. Juist vanwege die gewenste samenbinding. Maar ook met het oog op bezinning op deze dingen in eigen kring. Ik zou naar aanleiding van deze bladzijden in het boek van ds. Harinck op twee dingen willen wijzen.
Mijn eerste opmerking is naar aanleiding van een noot op bladzijde 116. Ds. Harinck heeft op die pagina correct en helder de gedachten van ds. Jongeleen en professor Van der Schuit verwoord. Dus de zogeheten 'drieverbondenleer'. En dan die verrassende noot onderaan de bladzij, ze is van de schrijver zelf: 'Het is misschien niet overbodig hier op te merken, dat verschillende oudvaders en ook ons doopformulier op deze wijze over het genadeverbond spreken'. Hier wordt dus door een predikant van de Gereformeerde Gemeenten erkend dat de verbondsleer die in onze kerken doorgaans wordt voorgestaan heel oude papieren heeft. Diverse oudvaders schreven en spraken op deze wijze en zelfs de inhoud van ons aloude doopformulier ademt eenzelfde geest. Ds. Harinck noemt verder geen namen van oude schrijvers en een onderbouwing geeft hij evenmin, maar zijn stelling is duidelijk. En ze is terecht!
Niet pas binnen onze kerken voor het eerst, maar ook in de tijd van de Reformatie en de Nadere Reformatie werd door velen het genadeverbond beschouwd als het verbond dat de Heere heeft opgericht met Abraham en zijn zaad en zo met de hele zichtbare kerk. Trouwens is het ook niet onze Heidelbergse Catechismus die belijdt dat kinderen en volwassenen in het verbond van God, namelijk in Zijn gemeente, begrepen zijn en dat hun de beloften van het Evangelie worden toegezegd. Dit is hetzelfde als wat Van der Schuit c.s. bedoelden te zeggen. En nu heeft ds. Harinck dat (h)erkend. Met dankbaarheid nam ik er kennis van. Het is weliswaar heel marginaal gezegd, maar toch met zoveel woorden! Ik hoop dat deze erkenning de eerste steen mag zijn van een brug over kloof die tot nu toe onnodig wijd en diep is.
Maar nu mijn tweede opmerking. En daarmee gaat de hand in eigen kerkelijke boezem. Al heel lang loop ik met de vraag hoe het toch komt dat onze Christelijke Gereformeerde Kerken zich de laatste tientallen jaren hebben ontwikkeld tot wat ze zijn? Een nadere aanduiding geef ik niet, maar u begrijpt wat ik bedoel. Hoe is het toch zo gekomen? Waar ligt toch de wending? Wat heeft onze kerken zo ver gebracht? Zo ver weg namelijk. Op veel plaatsen zo ver weg van (wat Hendrik de Cock noemde) 'de gronden der vaderen'. Zou het kunnen zijn dat het iets te maken heeft met de 'drieverbondenleer'? Zou er een verband kunnen liggen met de lijnen die getrokken zijn vanuit die leer – in prediking en pastoraat? Is het wellicht mogelijk dat er in de loop van de jaren meer nadruk is komen te liggen op wat de 'bondeling' al bezit, namelijk in de belofte, en minder op wat er moet gebeuren, namelijk in wedergeboorte en bekering? Kan het zijn dat in de prediking wel de 'bediening' van het verbond accent ontving, maar minder het 'wezen', namelijk het wonder van Gods welbehagen in Zijn eeuwige verkiezing? Heeft een bepaalde invulling van de verbondsleer er mogelijk niet toe geleid dat er minder ontdekkend en meer 'opbouwend' werd gepreekt? Met als gevolg dat de kerken vol raakten met 'bezittende' mensen, die echter van het arme-zondaarsleven voor de Heere niets wisten. Ik vrees dat hier toch een verband ligt met de onder ons gangbare verbondsopvatting. Althans met de wijze waarop die in de loop van de jaren in prediking en pastoraat ging functioneren. Nee, dat is nooit de bedoeling van ds. Jongeleen en de zijnen geweest. Net zo min als ons doopformulier en de Catechismus hieraan debet zijn. Maar achteraf moet ik zeggen dat de vrees van ds. Kersten en de zijnen niet geheel ten onrechte is geweest. De praktijk laat het zien. En nu kan het zijn dat op haar beurt de 'tweeverbondenleer' en wat ermee samenhangt binnen de Gereformeerde Gemeenten een bepaalde mate van lijdelijkheid tot gevolg heeft gehad. Evenzeer onbedoeld. Maar die spiegel moet men zichzelf maar voorhouden. Dat behoeven wij voor hen niet te doen. Het lijkt me dat de gezamenlijke les is: Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle!

N.a.v.: Ds. C. Harinck, De prediking van het Evangelie. Het aanbod van genade.
Uitgeverij Den Hertog te Houten.
Paperback. 308 pag. € 17,50

Ds. J.M.J. Kieviet

Uit: 'Bewaar het Pand'
Uitgave tot bevordering van de handhaving der oude Gereformeerde beginselen.
38e Jaargang nr. 5
Donderdag 6 maart 2003
Mart01
Berichten: 160
Lid geworden op: 17 mar 2003, 10:13

Bericht door Mart01 »

Aardige artikelen,

ik ben benieuwd naar de volgende.

Groeten

Martijn
Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Sorry voor al die gekke tekens tussen de tekst door, ik weet niet echt hoe ik moet voorkomen.
Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Publiekelijk is het nooit zo gesteld van ds. Moerkerken. Het ging er mij meer om zijn achtergrond een beetje te duiden.

Mijn opmerkingen over Boston, Erskines en verder slaan inderdaad niet op de leer als zodanig, maar op de prediker. Dat vergelijk maakte ik ook over ds. Moerkerken met betrekking tot de desbetreffende oudvaders. Ik heb geen persoonlijke voorkeur voor 2 of 3 verbondenleer. Ik lees Boston en de Erskines erg graag.

Ben het eens met je verdere verhaal. Maar ik denk niet dat het juist geweest is om juist om deze redenen niet tot elkaar te komen en dus niet de Eenheid van het Lichaam van Christus te bewaren (uiterlijk).
Mirror

Bericht door Mirror »

Hans,

Bedankt voor het plaatsen van de artikelserie! Fijn en goed deze artikelen te lezen, het is te hopen dat het boek en de artikelen bijdragen aan stuk her- en erkenning binnen '2 en 3-verbonden'.

Groeten, Mirror
Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Ik zal de volgende delen ook plaatsen zodra ik ze gedigitaliseerd heb!
Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Het aanbod van genade (4, slot)

Nog steeds – en nu voor het laatst – leze we in het recent verschenen boek van ds. C. Harinck 'De prediking van het Evangelie'. Al eerder zagen we dat hij daarin een aantal ontwikkelingen in de Gereformeerde Gemeenten bespreekt. Ontwikkelingen in het midden van de vorige eeuw die alle te maken hebben gehad met het aanbod van genade. Hij heeft zich diep ingegraven in dit onderwerp. Veel waardering heb ik voor de gedocumenteerde manier waarop hij van een en ander verslag doet in dit boek. Wie zich op de kwesties rond ds. R. Kok en dr. C. Steenblok wil bezinnen, kan om dit boek niet meer heen.
Wat het onderwerp zelf betreft - ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat de schrijver met genoegen aan het samenstellen van dit boek gewerkt heeft. Hij behoort zelf tot het kerkverband waarvan hij de interne spanningen en het onderlinge onbegrip moest beschrijven. Althans die taak had hij zichzelf gesteld. Dat kan, zo denk ik, alleen maar met pijn en schaamte gedaan zijn. Zoveel verwarring en menig keer zoveel onwil om naar elkaar te luisteren... Zoveel misverstand ook en af en toe zoveel beperktheid in het zicht op het spreken van de Schrift aangaande deze dingen... Zelf hield ik een akelig en verdrietig gevoel aan het relaas van dit boek over. Het was me allemaal wel bekend, maar nu het beeld weer eens scherp getekend is, maken de rafels en de kartelranden het geheel des te ontluisterender. Ik geef mijn conclusie alvast maar, voordat ik iets uit de inhoud weergeef: dit alles was niet nodig geweest! De schorsing van ds. R. Kok niet en de uittocht van dr. C. Steenblok en de zijnen niet. De zaken zijn onnodig op de spits gedreven. En mij dunkt - het is overigens heel menselijk en met veel voorbehouden gezegd - als ds. G.H. Kersten in de jaren rond 1950 nog had geleefd en hij had zijn stem nog kunnen laten gelden, dan was het ook anders gegaan.

Hoe ik ertoe kom om dit zo nadrukkelijk te zeggen? Wel, dan ga ik af op de laatste publicatie van ds. Kersten. Op 6 september 1948 is hij overleden. Maar minder dan twee maanden daarvoor verzorgde hij nog een uitgave van een werkje van de gebroeders R. en E. Erskine en J. Fisher. Het thema was het verbond der genade. Het mag met enig recht wel zijn geestelijk testament genoemd worden. Ds. Harinck toont in zijn boek aan dat ds. Kersten met deze uitgaaf een tweeledig doel voor ogen had. Allereerst een pleidooi voor de verbondsvisie die in de leeruitspraken van 1931 was verwoord. Een pleidooi voor de gedachte dat Christus het Hoofd van het genadeverbond is en dat alleen de uitverkorenen de weldaden van het verbond ontvangen. Maar de (door ds. Kersten aangebrachte) cursiveringen lieten zien dat hij daarnaast wilde accentueren dat het aanbod van genade algemeen en aan ieder welgemeend gedaan wordt en dat de verbondsbeloften komen tot allen die tot de zichtbare kerk behoren. Deze laatste accenten waren gericht tegen de eenzijdigheid van dr. C. Steenblok.
Om u een idee te geven betreffende de inhoud van dat boekje citeer ik enkele zinsneden eruit. 'Vraag 82: Aan wie worden de beloften van het verbond voorgesteld? Antwoord: Aan allen die het Evangelie horen, met hun zaad: U komt de belofte toe en uw kinderen. Vraag 83: Welk recht hebben zij die het Evangelie horen op de beloften, als ze hun zo in het algemeen vermaakt worden? Antwoord: Een recht van aanneming van de beloften en van al de goederen die erin vervat zijn (...). Vraag 84: Welk recht geeft het geloof of de daad van het geloven op de beloften? Antwoord: Een recht van bezit, uit kracht van de vereniging met Christus...'
In zijn toelichting op deze vragen en antwoorden gaat Ralph Erskine er nog nader op in. Hij doet dat op een krasse manier. 'Wie zijn de voorwerpen van de belofte en aan wie worden deze aangeboden? Aan zondaren uit het menselijke geslacht. Aan zondaren te Sion of de zichtbare kerk. (...) Gij allen hebt recht van toegang en vrijheid, om te mogen komen en daarvan bezit te nemen. Ja, ik zeg u, dat er ten opzichte van de uitwendige bedeling van het Evangelie alhier niemand is, of hij heeft zulk een goed recht op de belofte, als ooit enige gelovige had...' Ds. Kersten achtte het kennelijk nodig deze en andere uitspraken kenbaar te maken in de kring van zijn gemeenten. Dat is des te opmerkelijker daar hij de laatste jaren daarvoor zich had gesteld achter de meer strikte opvattingen van dr. C. Steenblok. In het boek van ds. C. Harinck is het allemaal te lezen.

Het jaar daarop, in 1949 dus, verscheen het boekje van ds. R. Kok, getiteld 'Het aanbod van Gods genade'. Het overgrote deel van de 113 pagina’s wordt ingenomen door de brede citaten uit de geschriften van reformatoren, schrijvers van de Nadere Reformatie, puriteinen en Schotten.
Zijn bedoeling was te benadrukken dat er een welmenend aanbod van Gods genade komt tot allen die onder het Evangelie leven. Laat ik ook hier een citaat uit nemen. Het is van dr. A. Comrie: 'Wij verstaan het schenken, aanbieden of geven met deze bepaling dat de dingen die dus aangeboden zijn, ons waarlijk van God geschonken en gegeven zijn in de beloften des Evangelies en menen dat deze drie woorden, schoon verscheiden in klank, een en hetzelfde betekenen. In dit opzicht wordt de gehele zaligheid, die God schenkt aan ons arme zondaars, die niets als hel en verdoemenis waardig zijn en die niets hebben of doen kunnen om die zaligheid te verkrijgen, een gave genoemd, die God ons in het Evangelie voorstelt, aanbiedt, schenkt uit vrije genade.'
Wie deze twee boekjes - dat van ds. Kersten uit 1948 en dat van ds. Kok uit 1949 - naast elkaar legt en eerlijk vergelijkt, zal tot de conclusie moeten komen dat ze eenzelfde geest ademen. Een principieel onderscheid is er niet tussen. Trouwens, ook in het boekje van ds. Kok worden de gebroeders Erskine stem gegeven. Ds. Harinck concludeert dat ds. Kok bezorgd was over het ontbreken van het aanbod van Gods genade in de prediking van het Evangelie. Hij wil dat de beloften van het Evangelie niet beperkt worden tot de uitverkorenen, maar tot allen worden gepredikt. Hij noemt, met verwijzing naar de oude schrijvers, het aanbod van Gods genade een toezegging van God. Hij heeft de hartelijke overtuiging dat de Heere in het Evangelie een toezegging, dus een belofte doet. Precies zoals Erskine dat zegt in het boekje van ds. Kersten.

En toch gaat het mis. Precies rond dat boekje uit 1949. Er zijn bezwaarschriften uit het westen des lands op de kerkelijke vergaderingen gebracht. Men vindt de voorstellingen die erin worden verwoord toch te ruim. Een en ander vindt ingang. Met als gevolg dat ds. R. Kok in 1950 wordt geschorst door de Generale Synode die dan bijeen is. De beschuldiging die verheven wordt tot grond voor de schorsing is: 'vereenzelviging van de beloften met het aanbod van genade'. Op die vergadering (aldus ds. Harinck in zijn boek) heeft ds. Kok met het boekje van Fisher en Erskine, dat ds. Kersten had uitgegeven, in zijn hand gestaan om daaruit voor te lezen. Maar hij ontvangt de gelegenheid niet. Het besluit valt. En de vergadering gaat na het zingen van Psalm 68 vers 10 uiteen.
Ds. Harinck doet in zijn boek een diepgravende poging om de motieven en eigenlijke achtergronden van deze veroordeling bloot te leggen. Is het misschien een spraakverwarring geweest over wèlke beloften ds. Kok het had? Zou ds. Kok soms de 'specifieke verbondsbeloften' hebben vermengd met de 'algemene evangeliebeloften'? En wilde de Synode waken voor het dooreenhalen van die beide? De conclusie van ds. Harinck is dat dat niet het geval was. Rechttoe rechtaan schrijft hij: 'Het ging er gewoon om aanbod van genade en belofteprediking te scheiden'. En dat terwijl twee jaar tevoren het door ds. Kersten uitgegeven boekje de dingen zo anders en zo helder zei. Of neigde ds. Kok soms naar de drie-verbondenleer waarvoor, zoals bekend, in de Gereformeerde Gemeenten geen plaats is. Dat was het evenmin, zegt ds. Harinck.
Ik schrijf de conclusie van ds. Harinck hier over. Ik doe dat met dankbaarheid. Omdat ik het zo positief vanuit de kring van ds. Harinck nog nooit las. Me dunkt, het heeft iets van een aanzet tot rehabilitatie. 'Op alles terugziende, kunnen we toch niet zeggen dat ds. Kok een predikant was die de gereformeerde leer verliet. We kunnen ook niet zeggen dat hij tot de drie-verbondenleer is vervallen. Ds. Kok putte zijn theologische opvattingen vooral uit de oudvaders.' Ds. Harinck vervolgt dan met te zeggen dat ds. Kok zich met zijn wel eens eenzijdige woorden ongelukkig heeft uitgedrukt. Maar dat had niet meer op moeten leveren dan een maning tot voorzichtigheid. Het was echter in een sfeer van verstoorde verhoudingen dat er voor de ruimte en de bewogenheid van ds. Kok geen plaats was binnen zijn kerk. Enkele jaren later, in 1953, ontlaadde de spanning zich op weer een andere wijze…

Ds. Harinck schreef een moedig boek. Met zijn analyse en de (voorzichtige) conclusies die hij eraan verbond, durfde hij in eigen vlees te snijden. Over een aantal punten in dit boek heb ik nog wel vragen. Zo bijvoorbeeld waar toch die streng doorgevoerde onderscheiding tussen 'de beloften van het verbond' enerzijds en 'de beloften van het Evangelie' anderzijds vandaan komt, of ze wel goed doordacht is, ja of ze de toets van de belijdenis wel kan doorstaan? En waar ligt dan de precieze scheiding tussen beide soorten beloften? Onze vaderen spraken over deze dingen anders en onbevangener. Zo is het opvallend dat Erskine juist de beloften van het verbond (!) vereenzelvigt met het algemene aanbod van genade.
Ik eindig deze viervoudige bespreking met een klein citaat. Het is genomen uit de Saambinder van 26 maart 1931:
'Als we Christus en de beloften van bekering en vergeving der zonden prediken aan allen (...), dan prediken wij aan allen een Christus die alleen genoegzaam en gepast is voor allen, zelfs de grootste zondaren..."

N.a.v.: Ds. C. Harinck, De prediking van het Evangelie. Het aanbod van genade.
Uitgeverij Den Hertog te Houten.
Paperback. 308 pag. € 17,50

Ds. J.M.J. Kieviet

Uit: 'Bewaar het Pand'
Uitgave tot bevordering van de handhaving der oude Gereformeerde beginselen.
38e Jaargang nr. 6
Donderdag 20 maart 2003
PeterB

Bericht door PeterB »

Het blijft een groot discussie punt hè, dat aanbod van genade.

Ik kom zelf uit de Chr. Ger. Kerk en heb al wel enkele malen Ds Kievit gehoord en heb niet echt wat aan te merken op zijn prediking.
Toch vind ik dat Ds Kievit zich hier eigenlijk niet over uit zou moeten laten. Hij komt uit een "3 verbondenleer" en daardoor alleen al heeft hij een andere kijk op de verbondsbeloften. Vanuit zijn visie kan hij dus nooit een rechtvaardig oordeel vellen over de gebeurtenissen binnen de Ger. Gem. 2e punt is dat hij zich beter kan richten op de verzwakking en afwijking van de ware leer binnen zijn eigen kerkverband. Ik weet wel hoe het daar staat en dat is niet best (gelukking nog niet overal).

Wat ik er nog even aan toe wil voegen is dat of je nu een 3 of 2 verbondenleer of een on- / voorwaardelijk aanbod van genade leert, dat houdt iemand niet uit de hemel hoor. Zolang we maar wel vasthouden aan de weg die God in Zijn woord geopenbaart heeft en in de belijdenissen is opgetekend.
Om een korte samenvatting hiervan te geven, haal ik Ps 51 vers 19 aan:
De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten.

Helaas kijken de mensen met scheve ogen naar iemand die net iets anders voorstaat. En gaan daar over discuseren, terwijl ze eerder beter naar zichzelf kunnen kijken. Op de pinksterdag werd niet gevraagd: "wat moet hij/zij doen om zalig te worden?", maar juist "wat moeten wij / moet ik doen om zalig te worden." En daar blijkt ineens dat we helemaal NIETS hoeven te doen om zalig te worden.

Ik zeg hiermee niet dat dogmatiek niet belangrijk is. Juist wel. Alle dwalingen ontstaan door verkeerde opvattingen in de dogmatiek. Kijk naar Arius, Arminius en noem de namen maar op. En daarom moeten de dogmatiek gebruiken om juist bij Gods Woord te blijven.
Kijk ik ben het eens met Dr Steenblok als we kijken naar het aanbod van genade, ook sta ik meer voor een 2 verbondenleer. Trouwens, als we het hebben over een 2 verbondenleer, dan gaan betekend dat dat de zichtbare kerk onder de uitwendige roeping en een uitwendige betrekking hebben op het verbond. Dan kunnen we toch niet spreken dat ook de verbondsbeloften voor diegenen zijn?? Dat komt uit een 3 verbondenleer. Zijn we dan 2 of 3 verbonden als ik Ds Harinck (met alle respect voor deze man) bekijk??
Maar nog een keer, dit is mijn mening en ik respecteer een andermans mening. Luther dwaalde ook, op veel punten, en had vele meningsverschillen met Calvijn. Maar ik geloof toch echt dat beide in de eeuwige heerlijkheid mogen zijn, waar ze eeuwig dat grote wonder mogen bewonderen.

Laten we hieraan vasthouden, de lijn van de Catechismus: ellende, verlossing en dankbaarheid. Zo heeft God zich geopenbaard!!!
Hans van Gemerden

Bericht door Hans van Gemerden »

Ik zou niet weten waarom ds. Kieviet zich niet uit/in mag laten met discussies die spelen in de Gereformeerde Gemeente. Er zijn er heel directe raakvlakken tussen de twee verschillende kerkverbanden. Inderdaad kijkt hij door de bril van de 3-verbondenleer, maar ik vind dat hij daarin wel vrij objectief tegen de zaken aan blijft kijken. Maar ik zou niet weten waarom een outsider er niet over zou mogen spreken. Dit is ongeveer hetzelfde argument als het argument dat ik vaak gehoord heb in de kwestie Blaauwendraad. Hij had zich als niet-theoloog niet over theologische zaken uit mogen spreken.

Juist in het laatste artikel kruipt ds. Kieviet erg in de huid van de Gereformeerde Gemeenten door de zaak via ds. Kersten vanuit de 2-verbondenleer volgens de Erskines en Fisher te bekijken. Ook tussen hen en de over het algemeen gebezigde prediking in de Gereformeerde Gemeenten zijn grote verschillen waar te nemen. De 2-verbondenleer hoeft een ruime prediking van de beloften niet in de weg te staan.

Je opmerking dat het er niet toe doet of onvoorwaardelijk of voorwaardelijk gepreekt wordt is gevaarlijk. Het is hetzelfde als dat God met een kromme knuppel en rechte slag kan maken. Vanuit God bezien is het inderdaad waar wat je zegt. Maar Gods dienaren hebben de plicht zo getrouw mogelijk Zijn Woord door te geven en de volle raad Gods te verkondigen. En juist in het onvoorwaardelijk aanbod van genade is voor mij de grond van zaligworden gelegen. Niets van mij, alles uit God. Bij een voorwaardelijke prediking moet er eerst dit gebeuren en dat gebeuren. Ten diepste veronderstelt dat kwaliteiten in de mensen.

Waarom ben je het met dr. Steenblok eens? Zou je dat willen motiveren? En de lijn van de Catechismus? Die kan je op verschillende manier opvatten.

Groet, Hans
PeterB

Bericht door PeterB »

oke, Ds Kievit kan dan wel objectief blijven, maar waarom in een Chr. Ger. blad publiceren over problemen in een ander kerkverband daar er in ons eigen kerkverband al genoeg te bezien valt. Dat vind ik onnodig.

In je opmerking dat het een beetje gevaarlijk is om te stellen dat on- / voorwaardelijk gepreekt wordt, daar ben ik het ook wel mee eens, maar het staat God niet in de weg, dat bedoelde ik. Verder is het noodzaak ja dat er bij de oude waarheid gebleven wordt.

Als ik een uitleg moet geven op waarom ik achter de mening van Dr Steenblok sta, dan ga ik eerst terug naar de tijd van de breuk binnen de ger. gem.
In die tijd werd namelijk door velen de tern aanbod gezien als dat God er werkelijk met genade staat voor ieder mens. Nu de oudvaders hebben dit nooit zo gesteld. Als zij spraken over een aanbod van genade, dan werd daarin altijd gesproken over de "voorstelling" van Christus. Dr Steenblok stond dit laatste voor en niet dit eerste. Dat was het hele discussiepunt nu juist.
Hierdoor heeft men de term aangepast en gesproken over een voorwaardelijk aanbod van genade. Maar dan niet over de voorstelling gesproken, maar over het werkelijke aanbod.
En bezie ik het vandaaruit, dan zeg ik dat Dr Steenblok hierin gelijk heeft. Want God zegt niet tegen iedereen van "hier heb Ik genade en neem die nu aan". Ook al leren we dat God dan ook nog het geloof moet geven om dit aan te nemen en dat alles uit genade zonder aanziens des persoons. Wat moet er dan van die mensen die onder de preek hebben gezeten en geprobeerd hebben het te pakken, maar niet konden, want God gaf het geloof niet??? Wat hebben die mensen straks veel te zeggen op de Oordeelsdag.

Kijk eens wat jij zeg: "En juist in het onvoorwaardelijk aanbod van genade is voor mij de grond van zaligworden gelegen".
Ik zeg precies hetzelfde en Dr Steenblok ook, alleen dan wel met de betekenins van het aanbod zoals de oudvaders het bedoeld hebben.
Je zegt dan nog: "Niets van mij, alles uit God. Bij een voorwaardelijke prediking moet er eerst dit gebeuren en dat gebeuren. Ten diepste veronderstelt dat kwaliteiten in de mensen"
Dr Steenblok en allen die hem volgden veronderstellen juist helemaal niets van de kwaliteiten van de mensen. Kijk, is die kringen steld men het juist andersom, want wordt er gezegd, als je een onvoorwaardelijk aanbod leer, dan hangt het ten diepste af van de kwaliteiten van de mens om Hem en Zijn beloftes aan te nemen en toe te eigenen"

Ja, wat moeten we hier nu mee hè!
Ik laat beide in hun waarde en zeg alleen dat ik me meer kan vinden in de leer van Dr Steenblok, maar dan wel op de manier zoals ik hierboven weergaf.

ten slotte vroeg je nog iets over de lijn van de Catechismus. Dat je die verschillend op kunt vatten. Nu, ik vat hem op zoals die er staat, in die volgorde en niet anders. ellende verlossing en dankbaarheid. Wet en Evangelie (dat werd in de discussie van 1953 omgedraaid door velen, toen werd het Evangelie en Wet, want toen leerde men dat men als men Christus ging leren kennen, dan een zondaar voor God werden, terwijl heel de Bijbel en de 3 formulieren ons juist de andere volgorde vertelden).

Maar nu een wedervraag. De lijn van de Bijbel, hoe vat jij die op? Daar wordt gezien de veeeeeele kerkverbanden, kringen, gemeentes etc ook wel redelijk anders over gedacht, toch?
Plaats reactie