Een serieuze vraag verdient een serieus antwoord: Ik heb niet de behoefte om te polariseren, maar wel om eerlijk te zijn. Ik heb objectiviteit hoog in het vaandel staan, maar ik probeer het proefschrift en de promotie van dr. Golverdingen te rijmen met dit nieuwe boek en de verwachtingen. Ik begrijp zeker wel dat ds. Golverdingen voorzichtig is en verbinding blijft zoeken. Tijdens de promotie heeft hij echter duidelijk gezegd dat er in wezen geen verschil zat tussen ds. Kersten en ds. Kok. Hij heeft daarbij een heel zwaar accent laten vallen op de heruitgave van het boek van de Erskines. Golverdingen heeft destijds gezegd (ik was aanwezig) dat Kersten afstand wilde nemen van de drieverbondenleer, maar zeker net zoveel afstand wilde nemen van een voorwaardelijk aanbod van genade (hoewel hij Steenblok te vriend wilde houden). Hoewel ik daar persoonlijk blij mee ben (maar dat doet niet ter zake bij objectiviteit), kan dat toch niet betekenen dat er alleen maar kerkordelijke fouten zijn gemaakt in 1953 en dat Steenblok eigenlijk ook wel hetzelfde was als Kersten. De GGiN heeft in het verleden (zeker na de scheuring) keiharde en felle uitspraken gedaan. In het boek 'uit ons uitgegaan' wordt de GG zelfs een dwaalleer verweten. Sterker nog: de GG is vergeleken met de antichrist. De titel van het boek is daar ook op gebaseerd:Ad Anker schreef:Ik snap best dat het moeilijk is. Je verwachting zoals je die eerder in deze topic uitte, is niet uitgekomen. En nu schrijf je bovenstaande weer. Gelukkig, en dat weet ik al voordat ik het boek heb gelezen, is dr. Golverdingen objectiever als dit geschrijf. Even een serieuze vraag: waarom doe je dit?Eveline de Pater schreef:Toch vind ik het apart dat (Golverdingen suggereert dat) er destijds geen sprake was van een formeel leerverschil. In het proefschrift van Golverdingen zag je heel duidelijk dat de mensen die later zijn uitgetreden op het standpunt stonden dat het Evangelie alleen verkondigd en aangeboden mocht worden aan hen die aan hun zonden waren ontdekt. Ds. R. Kok ging daar heel hard tegenin en werd hierbij (zij het genuanceerder) gesteund door de predikanten, die later niet zijn uitgetreden. De uitgetredenen konden zich niet vinden in een algemeen onvoorwaardelijk welmenend aanbod van genade. Ds. Verhagen heeft deze woorden (algemeen onvoorwaardelijk welmenend) al letterlijk gebruikt voor de scheuring van 1953. De uitgetredenen hebben daar later (in het boek 'uit ons uitgegaan') hun voorwaardelijk aanbod van genade tegenover gezet. Hoewel ze het misschien daarna pas een naam hebben gegeven, was een voorwaardelijk aanbod van genade wel degelijk al voor 1953 aanwezig bij een deel van de predikanten. En omdat Steenblok dit aan zijn studenten op de Theologische School meegaf, wilde het gros van de predikanten van hem af. Kerkrechtelijk zijn er grote fouten gemaakt (zeker ook van GG-zijde), maar de zorgen van de niet-uitgetredenen hebben mijns inziens toch wel duidelijk betrekking op de leer.
1 Johannes 2:
18 Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen, dat het de laatste ure is.
19 Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied, opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.
Alleen een 'diepe schuldbelijdenis' tegenover elkaar en de Heere is voor de praktijk van het kerkelijke leven toch niet bevredigend? Kerkmensen hebben toch het recht om te weten wat het standpunt van hun kerk is m.b.t. het aanbod van genade?
Ik heb veel persoonlijke vrienden in de GGiN, maar het is van tweeën één:
1. óf er zijn alleen maar kerkordelijke fouten zijn gemaakt in 1953. Dat betekent dat de GGiN ten diepste geen bestaansrecht heeft, omdat ze ook een algemeen onvoorwaardelijk welmenend aanbod van genade zouden moeten voorstaan.
2. óf er was wel degelijk sprake van een leerverschil en dat moet dan niet verzwegen of afgezwakt worden.
Als Kersten en Kok werkelijk één waren en er alleen kerkordelijke fouten zijn gemaakt in 1953 (het eerste heeft Golverdingen gezegd en het tweede suggereert hij in het interview), dan heeft de GGiN toch geen reden om een ander standpunt in te nemen m.b.t. het aanbod van genade?
Als er, wat officiële standpunten van beide kerkverbanden betreft, wel een duidelijk leerverschil is, dan heeft dat waarschijnlijk ook meegespeeld bij de scheuring van 1953, dat kan bijna niet anders.
Daarom vermoed ik (maar ik heb het boek uiteraard nog niet gelezen) dat Golverdingen het aspect van de leer in zijn boek wel degelijk meeneemt als grond voor de schorsing, hoewel hij dat in het interview niet noemt.
Ik vind persoonlijk de visie op het aanbod van genade wezenlijk voor de prediking. En daarom vind ik dat er duidelijkheid moet komen. Dr. Golverdingen (en ds. Roos) is de aangewezen persoon om die duidelijkheid te geven.
Ruim een jaar geleden heb ik een preek van ds. Roos gehoord, waarin hij zei: "er zijn heden ten dage ook mensen, die voor iedereen een belofte hebben. Ja, ze maken zelfs onderscheid tussen beloften van het verbond en beloften van het Evangelie. Maar gemeente, het is volkomen in strijd met Gods Woord." Dit is een duidelijke positie innemen t.o.v. de GG, anders kan ik het niet zien.
Nogmaals: laten we samen proberen (los van het feit wat onze persoonlijke mening is) helder te krijgen waar beide kerkverbanden heden ten dage staan voor wat betreft het aanbod van genade. En dan gaat het vooral over het officiële standpunt van het kerkverband. Want daar kun je de betreffende predikanten immers op aanspreken.