De posting van Zonderling van 7:31 kan ik helemaal onderschrijven.
De opvattingen van ds. Kok rondom de aanbieding van de beloften komt helemaal overeen met Calvijn, en OOK met de Erskines en Boston.
Het is onjuist om te stellen dat deze mannen een onderscheid maken tussen absolute verbondsbeloften voor de uitverkorenen en voorwaardelijke Evangeliebeloften voor alle hoorders.
Dit onderscheid is ook in de GG pas na 1950 naar voren gebracht om op deze wijze zowel de opvattingen van Steenblok (geen enkele belofte voor onbekeerden) als van Kok (beloften zijn algemeen) blijvend te kunnen afwijzen. Overigens spreekt ook '1931' er niet over. Daar wordt nog gesproken over 'een ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie'.
Mijn vraag is dan: zijn de absolute beloften geen verbondsweldaden? Zo ja, dan worden ook deze beloften aangeboden. Dus Kok kon zich ook op '1931' beroepen.
Tenslotte; de belijdenis maakt helemaal nergens een onderscheid maar verbindt de belofte in de DL aan de verkondiging van het Evangelie aan alle hoorders. Wie gereformeerd wil zijn heeft genoeg aan de 3 Formulieren van Enigheid. Ik heb nog nooit iemand gehoord die kon aanwijzen waar ds. Koks opvattingen strijden met de 3 Formulieren. Kan en mag dan zijn schorsing wel voor Gods aangezicht gehandhaafd worden?
De Erskines en Boston spreken weliswaar over de beloften van het verbond, maar daar verstaan zij zowel de absolute als de voorwaardelijke beloften onder. In het kader van de prediking, de verbondsbediening, worden
al deze beloften als verbondsbeloften genoemd.
Ik heb zelf onderzoek gedaan naar de opvattingen van Thomas Boston inzake deze kwestie. Een paar conclusies:
1. In de dogmatische werken van Thomas Boston is er nergens een dergelijk onderscheid te vinden. Juist de uitspraken in het tweede deel van Het genadeverbond staan geheel in de lijn die ook ds. Kok aanhield. Boston neemt bijvoorbeeld de absolute belofte aan het volk Israel als voorbeeld (En Ik zal u brengen in dat land waarover ik Mijn hand opgeheven heb), en zegt dan vervolgens dat deze belofte aan het gehele volk geschonken was.
Toch ontvingen alleen degenen die geloofden de inhoud van de belofte. De anderen verkregen ze niet. Niet omdat de belofte niet voor hen was, maar omdat ze niet geloofd hebben.
Zo sprak Boston, zo sprak al eerder Calvijn (zie citaat Zonderling), en in die lijn sprak ook ds. Kok.
In reactie op deze opvattingen komt dan de tegenwerping: maar dan is de vervulling van Gods beloften afhankelijk van het geloof van de mens!
Mijn tegenvraag is dan deze: ziet u het geloof van de mens dan als een werk wat hij zelf voortbrengt? Die gedachte ligt wel opgesloten in deze dwaze tegenwerping. En dat lijkt me niet Schriftuurlijk.
Nee, het geloof is een genadegave van God die Hij slechts aan de Zijn zal geven. En zo, op deze indirecte manier, wordt duidelijk dat de beloften alleen in de uitverkorenen vervuld worden omdat alleen zij ontvangen wat nodig is om deel aan de belofte te krijgen, het ware zaligmakende geloof.
Maar dat laat onverlet dat al de beloften wel degelijk onvoorwaardelijk en welmenend aan alle hoorders worden aangeboden, met bevel van geloof en bekering!
Opdat wij daar biddend werkzaam mee mogen zijn. Biddend: Heere, geef wat U van me eist: het ware geloof. Om daarmee amen te mogen zeggen op uw aanbieding van het Evangelie en uw beloften te mogen omhelzen. Want alleen wie de belofte door een waar geloof omhelst, zal de inhoud verkrijgen en zalig worden.
Wie de belofte niet gelooft gaat verloren om eigen schuld. Niet omdat er geen aangeboden belofte voor u was, maar omdat u niet wilde buigen en als een verloren doodschuldige zondaar amen zeggen op Gods belofte van genade in Zijn eeuwig en onvoorwaardelijk Evangelie.
2. Wat me temeer gesterkt heeft in deze conclusie inzake Boston is het feit dat hij in zijn preken over Ps 50 (zijn digitaal te lezen op theologienet.nl) expliciet door een tegenwerping de gedachte naar voren laat brengen dat de onvoorwaardelijke beloften niet voor alleen zijn, maar alleen de voorwaardelijke. Dat wijst Boston vervolgens duidelijk af! Lees de preken maar eens na.
Nee, de conclusie is dat de schorsing van ds. Kok inhoudelijke geen enkele grond heeft in de Schrift, in de belijdenis, en evenmin bij Calvijn of Boston en de Erskines. Juist die inhoudelijke kant van de zaak weegt nog veel zwaarder dan de juridische kant.
Overigens zag ik zaterdag in het RD een advertentie waarin gewezen wordt op een pas geopende website over ds. Kok:
http://www.webklik.nl/dsrkok
Laten we hopen en bidden dat de GG tot de erkenning mag komen onjuist gehandeld te hebben en de schorsing te herroepen. Tot eer van de HEERE, tot eerherstel voor Zijn dienaar, maar ook tot zegen van de Gereformeerde Gemeenten.