4kinderen schreef:1. Natuurlijk zijn de kinderen van Abraham kinderen van het volk Israel en de jongens moeten dan ook besneden worden zoals God heeft geboden. God sloot immers een verbond met Abraham en zijn zaad. Dit is een verbond met de lijfelijke nakomelingen van Abraham. Een aards verbond en een aardse zaak. Daar is de besnijdenis een teken van. Door geboorte komen ze in dit verbond. Uit dit verbond is de Messias geboren. Daarom is het ook zo erg als joden niet geloven in de Messias omdat hij uit hun volk geboren is. Ze staan er met hun neus bovenop maar zien het niet.
Jezus is het Hoofd worden van het Nieuwe Verbond, waar alle gelovigen in zullen komen, ook gelovigen uit de heidenen. Een geestelijk verbond met een geestelijk teken. Abraham mocht ook in dat verbond zijn. Abraham wordt de vader van alle gelovigen genoemd, omdat hij God geloofde en het hem tot rechtvaardigheid gerekend werd. Alle gelovigen hebben Abraham tot vader. Zij komen door wedergeboorte in het Nieuwe Verbond en moeten dus inderdaad ook een teken dragen net als nakomeling van Abraham. Zij worden vanaf de rondwandeling van de Heere op aarde gedoopt. In het NT wordt duidelijk dat dit de ware besnijdenis is. De besnijdenis van het hart. In Colossenzen wordt dan ook heel mooi uitgelegd dat daar de doop een teken van is. Wat in de doop uitgebeeld wordt is in het hart van de gelovige gebeurd.
Dus... lijfelijke nakomelingen worden besneden, geestelijke nakomelingen worden gedoopt. (Als messiasbelijdende jood kun je dus zelf èn besneden èn gedoopt zijn)
En nu de kinderen van de gelovigen... horen die er niet bij? Waarbij wil je ze laten horen is mijn vraag dan. Bij de gemeente? Ja natuurlijk horen ze daarbij. Daar worden ze wel in geboren. Ze staan bij wijze zo dichtbij en mogen aanschouwelijk onderwijs krijgen. Dat is een geheiligde plaats zoals in Korinthe staat.
Betekent dat dan dat de kinderen van de gelovigen gedoopt moeten worden?? Nee... want dan ga je een aards en geestelijk verbond door elkaar laten lopen. Dan ga je het aardse verbond met Abraham toepassen op het Nieuwe Verbond. En dat kan niet, dat zijn twee verschillende verbonden, die wel met elkaar te maken hebben, maar die niet gelijk zijn. Zij mogen dus niet op grond van geboorte het geestelijke teken dragen. Omdat dit een teken is dat ze wederomgeboren zijn. Pas wanneer ze daarvan kunnen getuigen moeten zij gedoopt worden.
Nee, het teken van de doop zegt evenals het teken van de besnijdenis niet iets over het hart van de dopeling, maar over de beloften van God. Díe worden onderstreept. Met al je argumenten - die allang door bijv. ds. G.R. Procee op grond van de Bijbel - weerlegd zijn, geef je in feite aan: de kinderen uit de heidenen horen niet bij God, al gaan ze naar de kerk, al worden ze geboren uit gelovige ouders. In feite maak je een knip tussen het verbond met Abraham en zijn zaad, en het verbond dat voor de volkeren geldt. Maar er is helemaal geen nieuw verbond naast dat van Abraham. Er is uiteindelijk maar één verbond waarmee we hier op aarde te maken hebben: het genadeverbond. En daar horen de kinderen volop bij. Nee, het verbond met Abraham heeft niet afgedaan, het is ook niet beperkt gebleven tot Israël... > zie mijn reactie onder punt 2.
2. Israël... wil je het daar ook over hebben? Je haalt wat aan. Israël is Gods oogappel. Hij heeft hen uitgekozen uit alle volken. Niet omdat er iets in hen zou zijn, maar Hij nam redenen uit zichzelf. Bij hen is Hij begonnen om Zijn plan om de Messias geboren te laten worden te gaan voltooien. Bij hen begon het. Hij nam hen apart. Daarom kregen zij ook een lichamelijk teken. Apart gezet uit de volken. Zij mochten het Woord al ontvangen toen wij als heidenen nog in het duister leefden. Jezus is een Jood. Ik heb hen van harte lief. Ik zou hun plaats niet durven innemen. Ik zou me niet op dezelfde hoogte willen stellen als Abraham. God koos hem uit, uit zijn zaad zou Het Zaad geboren worden, wat een eer voor een zondig mens. En zij blijven Gods volk. Of ze nu dwalen of niet. God waakt over hen en er liggen nog veel beloften voor hen die nog uit gaan komen. Uit hen is het heil gekomen. Wij zijn van verre erbij geroepen, zoals er in Handelingen 2 staat. Wij zijn degenen die van verre stonden, maar nu ook mogen delen in dat heil. Wij zijn de schapen die van de andere kudde waren, zoals Jezus zelf zei. Samen met Israel mogen we één kudde worden, maar zij blijven Gods volk en wij mogen delen in wat de Heere in eerste instantie voor hen heeft gedaan. Israël heeft een speciale plek, die we niet mogen opeisen voor onszelf. Het verbond met Abraham is geen kleinigheidje. Daar moeten we echt afblijven.
Het verbond met Abraham en zijn zaad is er nog steeds. Maar met Pinksteren is dit verbreed. Eigenlijk lag het al besloten in de beloften die God aan Abraham deed: In u zullen alle geslachten van de aarde (!) gezegend worden. Jij hoeft je niet op dezelfde hoogte te stellen; God plaatst de heidenen erbij. Zijn gemeente wereldwijd mag nu ook delen in de beloften aan Abraham en zijn zaad. Als je ontkent dat er in wezen 1 verbond is, dan moet je de Schriften wel zó verdraaien of oppervlakkig lezen. Tegelijk zeg je ongeveer wel dat wij ook mogen delen wat de Heere in eerste instantie voor Israël heeft gedaan, maar vervolgens kom je erop terug zonder nadere motivering. Er is voor Jood en heiden maar één weg tot behoud: jezus Christus en Dien gekruisigt! Lees ook Rom. 1:16. En dáárom is het Evangelie van Christus een kracht Gods tot de zaligheid voor een ieder die gelooft…! Ja, eerst de Joden. Het Joodse volk is het volk dat God heeft liefgehad en nog liefheeft. Maar Gods beloften zijn vanaf Pinksteren niet meer beperkt tot het Joodse volk, ook Grieken mogen erin delen. En niet alleen Grieken, maar alle niet-Joden, wereldwijd,
die behoren bij de christelijke gemeente. Lees Rom. 11: de takken van de heidenen worden ingeënt op de oude stam Israël.
3. De tien geboden zijn inderdaad aan Israël gegeven op de Sinaï. God maakte daarin duidelijk wat zijn wil is voor de mensen. Die wil is goed voor iedereen. Jezus heeft die wet vervuld, maar niet afgedaan. Het is goed om naar die wet te leven. Want Jezus zegt: "Wie mij liefheeft doet Mijn geboden." Trouwens... die wet... volgens mij is die door ons ook veranderd. Of hou jij je wel aan de sabbat?
Je scheert netjes om de vraag heen. De Wet geldt ook ons. Die begint met: Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgeleid hebt. Dat is verbondstaal! Kijk maar eens met elke tekenen de wetgeving gepaard ging: vuur, storm, bliksem. Dat is in heel de Bijbel het teken van een theofanie, een Godsverschijning. En wat zie je bij Pinksteren? Exact diezelfde tekenen: God verschijnt in Zijn Geest. Op het Wekenfeest van Israël, laat de Heere in de tekenen zien: Mijn verbond is en blijft hetzelfde, maar door de opstanding van Jezus Christus geldt het nu breder. Daarom mag ook tot de NT-gemeente elke zondag hetzelfde klinken als tegen Israël, de taal van het verbond met Israël: Ik ben de Heere Uw God.
4. Het klopt dat het voor Israel geldt, dat ze een lijfelijk kind van Abraham kunnen zijn, besneden op de 8e dag, maar God niet dienen. Wie in het aardse verbond met Abraham zit, zit nog niet automatisch in het Nieuwe Verbond. Ook zij moeten door geloof ingaan in het Nieuwe Verbond. Voor de heidenen is er geen aards verbond. Simpelweg omdat God alleen een aards verbond sloot met Israel. Zij mogen alleen delen in het Nieuwe Verbond wat geestelijk is. Dat geldt alleen voor gelovigen, de Kerk.
Wie opgenomen is in het Nieuwe Verbond door geloof in Jezus, zal daar nooit meer uitvallen. Daarom bestaat er ook niet zoals geboren worden als een kind in het genadeverbond en dat zij daarom moeten zij het teken van de doop moeten dragen. Dit teken is voor het geestelijke verbond en dit teken mag je pas dragen wanneer je ook daadwerkelijk overgezet bent in de Nieuwe Verbond. Je kunt het zo zien: wanneer draag je een trouwring? Wanneer je getrouwd bent toch? Of dragen onze kinderen al trouwringen terwijl ze hun bruidegom nog niet eens kennen? Het zou wat zijn als we onze kinderen bij geboorte een trouwring omdoen en vertellen dat deze ring van de Bruidegom is die met hen wil trouwen, deze Bruidegom beloofd: ik wil je Bruidegom zijn, daarom geef ik je vast mijn trouwring. Hun hele leven lopen ze met die ring om maar het komt nooit tot een trouwdag en dat we dan tegen onze kinderen zeggen: 'je had Hem moeten zoeken nu is het je eigen schuld datje buiten staat.' Het is echt een rare zienswijze, maar zo is het met de kinderdoop wel. Ze dragen de ring maar zijn niet getrouwd.
Voor de kinderen van de gelovigen zijn er veel beloften waar ze werkzaam mee mogen zijn. De Heere zal dat zeker verhoren. De Heere is een gezinsdenker. Hij zal de nakomelingen zegenen van hen die God vrezen. Dat is iets heel anders dan dat God de gedoopte kinderen zal zegenen, met name als ze na hun doop nooit meer in de kerk komen en/of ouders de Heere niet dienen. Kinderen van gelovige ouders, dat zijn niet alle kinderen die in de gemeente geboren worden helaas. Er zijn veel kerkelijk ongelovigen helaas. Deze kinderen komen gelukkig wel onder het Woord maar zij hebben geen vader of moeder die de Heere kent en daarvan getuigt in het gezin. En daar ligt nou juist de grote zegen. In dat getuigen en het voorleven.
Er is geen nieuw verbond. Zie de terechte post van @Posthoorn daarover. Als de Schrift spreekt over een nieuw verbond, gaat het altijd over hetzelfde verbond dat weer vernieuwd wordt. Kijk maar in Deuteronomium. Toen kon het nog niet op de heidenen slaan, maar was het toch een nieuw verbond. Kijk bij Jozua, kijk bij David. Paulus was geworteld in het OT en neemt die verbondstaal over. Jij knipt het verbond in twee stukken, en je zegt dat er twee verbonden zijn.
Ik lees wel dat je zegt: ‘de Heere is een gezinsdenker’. Laat ik dat nu met je eens zijn; dat is één van de belangrijkste redenen voor de kinderdoop. Kinderen van gelovige ouders worden gedoopt. Zo spreekt ook het klassieke doopsformulier. Daarin worden de ouders aangesproken als ‘Geliefden in de Heere Christus’. Het zijn belijdende leden.
Maar is er nog een onderscheid tussen een kind dat opgroeit met de Bijbel, in de kerk, en een kind dat opgroeid zonder Bijbel en zonder prediking? Bij jou kennelijk niet. Voor de Heere is dat gelukkig anders: ‘Want u komt de belofte toe, en uw kinderen!” En de Heere Jezus zegent de kinderen, Markus 10. Je zegt wel dat de kinderen werkzaam mogen zijn met de belopften. Maar welke beloften dan? Er zijn hen volgens jou geen beloften toegezegd.
Voorbeeld: Ik kan toch niet naar de buurman gaan, en zeggen: Mag ik die nieuwe fiets nu? Dat zegt mijn buurman: Sorry, maar die had ik niet aan jou beloofd. Misschien heb je me dat net horen zeggen in de achtertuin, maar dat zei ik tegen mijn jongste zoon. Als mijn zoon nu vraagt: Mag ik die nieuwe fiets nu, dan ga ik ‘m ook geven, want ik heb het beloofd.
Voorbeelden gaan altijd mank, dat weet ik, maar ik meen dat je bij punt 4 argumenten gebruikt, die juist pleiten voor de kinderdoop.
Trouwens wat een mooi voorbeeld gebruik je, over die trouwring! Doorgaans draag je die al vóór de trouwdag, namelijk vanaf de verloving, of de ondertrouw! Het is een bewijs van een belofte.
En zo is het: Onze kinderen krijgen op grond van het verbond die trouwring al bij de doop uitgereikt. De Bruidegom heeft Zijn ja-woord in die ring al laten zien. Maar weet je wat die kinderen doen (wij dus): zodra we kunnen, rukken we die ring af, en smijten we ‘m weg.
En omdat de Heere dat al wist, zijn we ook gedoopt in de Naam van de Heilige Geest. Hij is die de zondaar de ogen opent voor die ring; die het hart vernieuwd, zodat we die ring niet meer weggooien, maar op grond van die ring naar de Bruidegom gaan, met het gebed: U heeft het beloofd om met mij, zwarte zondaar, te trouwen. Wilt U doen wat U beloofd hebt. Als zo’n gebed klinkt, gewerkt door de Heilige Geest, dan klinkt er vanaf de kant van de Bruidegom maar één antwoord: ‘Ja, Ik wil!’
Helaas ga je voorbij aan Hebr. 4:1-2. Daar wordt Israël ons ten voorbeeld gesteld. Die belofte aan Israël, die belofte van rust, wordt ons hier in herinnering gebracht. Het is een belofte voor Israël, een belofte aan de Hebreeën, maar vandaag mogen we erbij zeggen: Ook tot ons is deze belofte gekomen. De belofte van het ingaan in de rust die er is in God door Jezus Christus. Dat staat in vers 1: Het gaat om een belofte…‘die nog van kracht is’. Maar kennelijk is het dus mogelijk om beloften te ontvangen, en die te verwerpen.
5. De gelijkenis van de Ware Wijnstok gaat over vrucht dragen. De Heere wil ons waarschuwen voor vruchteloosheid. Het is tragisch als een christen geen vrucht draagt. We kunnen gerust zeggen vreselijk, een christen te zijn die geen vrucht draagt! Wat een tragedie is dat leven van de zorgeloze christen, de lauwe christen, de zondigende christen, de christen die z’n tijd verdoet, de wereldse christen, de gebedsloze christen! We doen er goed aan onszelf heel ernstig af te vragen of we nu vruchtdragende ranken zijn, of nutteloze ranken - zonder vrucht... Een leven zonder vrucht is een verkwist, nutteloos leven. Voor de “rechterstoel van Christus” zul je dan “schade lijden” (1 Kor. 3:13-15; 2 Kor. 5:9-10). Alles wat je in die verloren jaren geproduceerd hebt, wordt verbrand. De woorden van de apostel mogen mysterieus klinken, het zijn ook ernstige en ontzagwekkende woorden: “...doch hijzelf zal gered worden, maar als door vuur heen.” Dat is de betekenis van deze gelijkenis. Verder vergeestelijken is gevaarlijk.
Deze gelijkenis gaat niet over het Nieuwe Verbond of gemeente zijn en mag je daar dus ook niet op toepassen. Als je deze gelijkenis overal op gaat toepassen kun je tot vreemde conclusies komen, zoals een afval der heiligen.
Het gaat hier zeker over vruchtdragen. Maar dat neemt mijn stelling niet weg (want je bevestigt hem hier) dat er dus kennelijk twee soorten christenen ‘in Christus’ zijn! Ware gelovigen, en schijngelovigen. Maar het zijn allebei ranken in de Wijnstok Christus! Dat wil zeggen: er is geen verontschuldiging, zo van: ja, ik werd wel rank genoemd, maar ik lag slechts op het erf van de wijnboerderij, daarom was ik eigenlijk geen rank. Nee, dat staat er niet. Er zijn ranken ín de Wijnstok Christus, die buitengeworpen worden.
Zo zijn er ook kinderen van het verbond, die de beloften Gods zijn toegezegd (= beloofd, zie artikel ds. G. Kater), maar die verloren gaan.