"Gereformeerde Gemeenten moeten zich bezinnen"

Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Zonderling schreef:
Afgewezen schreef:Ja, beetje tegenstrijdig inderdaad.
Daarom moet je beter lezen. :wink:
Zonderling, toen ik nog paauweaan was, vond ik Van der Groe ook al tegenstrijdig.
Hij is ook maar een mens.
Calvijn zei het al van de oudvaders (zijn oudvaders), dat ze niet alles wisten, dat ze zichzelf wel eens tegenspraken, dat ze elkaar tegenspraken.
Dus ik zit er niet (meer) zo mee.
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Zonderling schreef:
Oude Paden schreef:
Zonderling schreef:
Oude Paden schreef:Werkt de wet zaligmakend voor de wedergeboorte?
Ik weet niet waar je met deze vraag heen wilt.

Het antwoord is natuurlijk nee, want de wet werkt nooit zaligmakend.
Mijn vraag is. Zijn er zaligmakende overtuigingen voor de wedergeboorte?
Ik weet dat Van der Groe en anderen gesproken hebben over zaligmakende overtuigingen. Toch bedoelden zij niet dat deze mensen reeds in een wedergeboren staat waren. Zij bedoelden dat die overtuigingen zodanig zijn dat de Geest ze gebruikt om mensen tot het geloof en de zaligheid te leiden. Ook de Schrift verbindt de zaligheid aan het geloof, niet aan de overtuiging !
Let wel op wat v.d. Groe bedoelt met 'zaligmakende overtuigingen'. Ik citeer uit zijn 'schadelijk misbruik':

2. Geen overtuiging zal ooit heilzaam of zaligmakend zijn, dan die door de krachtdadige werking des Geestes in 's mensen hart dadelijk doorbreekt tot een oprecht gelovige kennis en omhelzing van de Heere Jezus, zoals Hij ons wordt voorgedragen in de beloften des Heiligen Evangeliums.

Hierin ligt het wezenlijke onderscheid tussen een zaligmakende en een gemene overtuiging, dat wanneer zij beiden haar einde bekomen, de eerste altijd eindigt in een zuiver werk des geloofs, waardoor de ziel verenigd wordt met Christus, terwijl de andere óf ongevoelig zonder enige vrucht voorbijgaat, óf anders uitloopt in een bedrieglijk werk des waangeloofs, waardoor de geveinsde zichzelf met Christus en de genade op een valse grond vertroost.
De reden hiervan is, dewijl de zaligmakende overtuiging een krachtdadig werk des Heiligen Geestes is, dat doordringt tot diep in de grond en aan de wortel van 's mensen hart, hetwelk daardoor gans verbroken en verbrijzeld wordt, zodat hetzelve geen kracht meer behoudt om zich door een vijandige ongelovigheid tegen Christus en de vrije genade Gods langer enigszins aan te kanten. De Geest wekt hier zo krachtdadig door in 's mensen ziel, met zijn scherpe en levendige overtuiging, en Hij voert aldaar het zwaard en de hamer van Gods Woord zodanig aan, dat die ziel daarvan geheel doorwond en aldus genoodzaakt wordt om als een verslagene aan Christus' voeten neder te vallen, en het gans aan Hem over te geven, uitroepende: Heere, Gij hebt mij overreed en ik ben overreed geworden; Gij zijt mij te sterk geweest en hebt overmocht, Jer.20:7.

==========================

Je mag van mij gerust v.d. Groe een chronologie in de mond leggen, maar houdt wel vast dat het bij hem daarnaast een gelijktijdigheid is. De ziel wordt doorwondt en verslagen [vgl. Handelingen 2] en ze valt aan Christus voeten neer.

Natuurlijk zijn er altijd die v.d. Groe onterecht claimen. Van der Groe heeft als Nadere Reformator de schat van de Reformatie herontdekt, namelijk: de rechtvaardiging van de goddeloze en niet de rechtvaardiging van de vrome.

Aan de andere kant blijft v.d. Groe ook gewoon een mens zoals wij: feilbaar en niet alwetend. Gelukkig hebben we de Schrift en deze zijn het die van Hem, dat is Christus, getuigen. Heel deze Schrift vertelt mij dat er buiten het geloof in Christus géén zaligheid is.

Wat is dan dat geloof? Ik citeer hiervoor graag J. Koelman [natuur en gronden van het geloof]:

- Zij noemt het een geloven met het hart, tot rechtvaardigheid, en te geloven met het hart, dat God Christus uit de doden heeft opgewekt, Rom. 10:9 10. Door het hart wordt de wil met de genegenheid verstaan.
- Elders wordt het genoemd een geloven in de Naam van de Zoon van God, 1 Joh. 3:23; 5:13. Dat is de lieflijke Naam van Christus, de Middelaar, met hartelijkheid omhelzen, en zaligheid daarin zoeken, omdat men weet dat er onder de hemel geen andere naam gegeven is aan de mensen, door welke wij zalig moeten worden, en dat de zaligheid in geen ander is, Hand. 4:12. Op andere plaatsen wordt het uitgedrukt, door Christus dierbaar te achten, 1 Petrus 2:7, Hem hoog te schatten boven duizenden, zodat alles wat aan Hem is, gans begeerlijk is, Hoogl. 5:16, alles schade en drek te achten in vergelijking met Hem, Fil. 3:8, Hem te rekenen als de schat en de parel, waarvoor men alles verkopen moet, Matth. 13:44 45. Dit is niets anders dan een hartelijke goedkeuring en verkiezing van Hem, om door Hem alleen behouden te worden.
- Het geloof wordt ook wel genoemd een roemen in Christus Jezus en niet in het vlees te vertrouwen, Fil. 3:3, roemen in het kruis van Christus, Gal. 6:14, zich beroemen in de Heere omdat men in Hem rechtvaardigmaking vindt, Jesaja 45:25, de gerechtigheid des Heeren vermelden, Psalm 71:16, en Jezus de kroon op zetten, Hoogl. 3:11. Dit is een hartelijke omhelzing, goedkeuring en toestemming om door die weg alleen behouden te worden.
- Elders wordt het genoemd een onderwerpen van zijn belijdenis of gewillige toestemming onder het evangelie van Christus, 2 Kor. 9:13. Men buigt zich of men wil buigen, om toe te stemmen dat men door Christus volgens het evangelie zalig gemaakt wordt en dat alle hulp, genade en volheid in Hem wonen.
- Dikwijls draagt het geloof de naam van Gods getuigenis aangaande Zijn Zoon, als de Christus en Zaligmaker, aan te nemen en zo te verzegelen, dat God waarachtig is, als Hij getuigt dat het leven in Zijn Zoon is, dat degene die de Zoon heeft, het leven heeft, dat God het eeuwige leven door Zijn Zoon geeft, en dat Jezus is de Christus, Die God uit de doden heeft opgewekt, Joh. 3:33; 20:31; 1 Joh. 5:1, 9 12; Rom. 10:9. Wie deze evangelische waarheid zo men zijn hart aanneemt en inwilligt, is uit God geboren en zal zalig worden.
- Dat geloof een daad van de wil is, blijkt als er staat: Die wil die kome en die dorst heeft, neme het water des levens om niet, Openb. 22:17, zoals ook van degenen die niet geloven gezegd wordt, dat zij niet tot Jezus willen komen, opdat zij het leven van Hem ontvangen, Joh. 5:40. Zij willen niet tot de bruiloft komen, Matth. 22:3. Zij willen de Heere niet, Psalm 8:11. Zij onttrekken zich ten verderve, daar de anderen geloven tot behouding der ziel, Hebr. 10:39. Zij willen in Hem gevonden worden, hebbende Zijn gerechtigheid en de kracht van Zijn dood en van Zijn opstanding, Fil. 3:10. Zij willen zich met God laten verzoenen door Christus, 2 Kor. 5:19 20. Zij laten zich wassen en reinigen, Joh. 13:7 8; 1 Kor. 6:11.
- Ook wordt het geloof als een daad van de wil uitgedrukt door de woorden wensen en begeren, Zach. 2:8; Hoogl. 5:16; Jesaja 26:9, omdat Christus alleszins begeerlijk en wenselijk aan de ziel voorkomt.
- De wilsdaad wordt elders uitgedrukt door zoeken en vragen naar Hem, Psalm 24:6; Psalm 105:3 4; Hoogl. 5:5.
- In het bijzonder wordt dit uitgedrukt door het hongeren, dorsten en verlangen naar Hem, Psalm 63:2; 42:2 3; 107:9; Joh. 7:37; Jesaja 45:1; Openb. 22:17; 21:6; Matth. 5:6.
- Ook wordt het wel uitgedrukt door eten en drinken van Jezus, Joh. 6:35, 45, 47, 48, 51, 53, 57; Spr. 9:5; Hoogl. 5:1. Het geloof wordt ook genoemd een aanschouwen van Gods Zoon, met een gewillige genegenheid om door Hem genezen en geholpen te worden, zoals de koperen slang aanschouwd werd, Joh. 3:14 15; 6:40; Num. 21; Psalm 34:6; Jesaja 17:7.
- Elders wordt het geloof genoemd een wenden tot of omkijken naar Hem, om behouden te worden, en een komen tot Hem, om gerechtigheid, hulp en kracht tot heiligmaking, Psalm 89:20; Jesaja 45:22 24.
Mona Lisa
Berichten: 602
Lid geworden op: 03 feb 2007, 14:15

Bericht door Mona Lisa »

ndonselaar schreef:Gelukkig hebben we de Schrift en deze zijn het die van Hem, dat is Christus, getuigen. Heel deze Schrift vertelt mij dat er buiten het geloof in Christus géén zaligheid is.
Dit is waar het om gaat mensen. Al de pogingen om dit op energerlei wijze te nuanceren of uit te breiden leiden af van de essentie die ndonselaar hier weergeeft. Zoals ik enige tijd terug onze dominee hoorde zeggen: Er is leven ín Christus en niet buiten Christus. En er is leven dóór Christus en niet vóór Christus. En met "vóór" bedoelde hij inderdaad het tijdsaspect.
Zonderling
Berichten: 4330
Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31

Bericht door Zonderling »

Geka schreef:In het RD van vandaag staat een verslag van een Lunterse lezing die ds. C. Harinck gehouden heeft over Thomas Boston.
Harinck geeft ook duidelijk aan dat Boston de overtuiging van zonde door de wet leert als niet-zaligmakende voorbereidingen die aan de wedergeboorte vooraf gaan. Volgens mij is er wat betreft Boston hier ook wel eens discussie over geweest.
G.K., ik neem aan dat je op dit punt de visie van ds. Harinck op Boston deelt.
Hoe het ook zij; ik denk dat het op zich in de prediking geen verschil hoeft te maken wanneer in de prediking alles buiten het (minste) geloof in Christus aangewezen wordt als tekort voor de eeuwigheid. Bij een dergelijke prediking is de vraag of overtuiging van zonde door de wet wel of niet vrucht van wedergeboorte is van secundair belang; omdat het wezen van de wedergeboorte en het zaligmakend geloof gezien wordt in de geloofskennis van Christus.
En dat lijkt me naar de Schrift.
Wanneer je zegt: "dat het wezen van de wedergeboorte gezien wordt in de geloofskennis van Christus", dan is dat natuurlijk geheel waar.
Maar daaruit volgt m.i. onherroepelijk: Zonder de geloofskennis van Christus is er ook geen wedergeboorte. En ook dát moet in de prediking gezegd worden.
Daarom vind ik de zin in het midden van bovenstaand stukje "Bij een dergelijke prediking..." toch een beetje versluierend.
En zo bezien hameren zowel Calvijn als Boston op hetzelfde aambeeld, hoewel ze onderscheiden accenten hebben wat betreft de plaats van de overtuiging van zonde. De puriteinen lijken in dat opzicht sterk beinvloed door Luther, die toch nog sterker als Calvijn Wet en Evangelie na elkaar stelde in de heilsorde, en zelfs tegenover elkaar.

Bij Calvijn is dat naar mijn mening niet zo scherp het geval, hij laat ze meer naast elkaar functioneren binnen het ene zaligmakende geloof. En de enkele uitspraken die erop lijken te wijzen dat Calvijn ook iets kent van zondekennis voor het geloof maken in ieder geval duidelijk dat die leer bij hem bij lange na niet zo'n prominente plaats inneemt dan bij de puriteinen.
Wat Calvijn betreft ben ik dat toch niet helemaal met je eens. Oók Calvijn plaatst heel duidelijk de eerste functie van de wet vóór de wedergeboorte. Dat doet hij in de Institutie, wanneer hij speciaal over de Wet handelt:
Calvijn schreef:Alzo is de Wet gelijk een spiegel in welke wij onze onmacht, en uit de onmacht onze ongerechtigheid, en uit die beide onze vervloeking bemerken en gewaar worden, evenals een spiegel de vlekken van ons aangezicht ons afbeeldt. (...)
Derhalve van hoe zwaarder overtreding de Wet iemand achterhaalt en overtuigt, aan des te zwaarder oordeel maakt ze hem schuldig. Hierop slaat het zeggen van de apostel, dat de kennis der zonde komt door de Wet [Rom. 3:20]. Want hij bedoelt daar alleen het eerste werk van de Wet, hetwelk zij doet aan de zondaars die nog niet zijn wedergeboren
.
(Institutie II.7.7.)

Maar hij spreekt ook zo in zijn Schiftuitlegging, niet slechts terloops, maar waar het uitdrukkelijk om de functie van de Wet gaat. Zoals bij Galaten 3:19:
Calvijn schreef:Zo is dan de wet gekomen, en heeft de slapenden wakker gemaakt. Want dit is een ware voorbereiding tot Christus. Door de Wet, zegt hij Romeinen 3:20, is de kennis der zonde. Waarom? Opdat de zonde zou worden bovenmate zondigende, want aldus zegt hij hoofdstuk 7:13: Zo is dan de wet gesteld om der overtredingen wil, opdat zij die zou ontdekken. (...)
Hoewel de Wet de ware rechtvaardigheid toont, worden nochtans in deze verdorvenheid der natuur door de leer der Wet de overtredingen slechts vermeerderd, tótdat de Geest der wedergeboorte komt, die haar in de harten schrijft. Deze wordt niet gegeven door de Wet, maar wordt ontvangen door het geloof
.
Zo zien we dus ook bij Calvijn dat hij nadrukkelijk het voorbereidend werk door de Wet leert vóór de wedergeboorte. En hoewel dit bij Calvijn wellicht minder accent krijgt in het geheel van zijn nagelaten geschriften, is hij hierover toch bepaald niet onduidelijk zoals uit bovenstaande citaten genoeg blijkt.

Eerder wees ik reeds op de Statenvertalers, die evenals Calvijn de ontdekkende functie van de Wet die we in Romeinen 7:7-13 vinden, plaatsen vóór de wedergeboorte (zie het korte opschrift van dit hoofdstuk in de SV + de kanttekening bij vers 14).

Alle reden voor degenen die leren dat het plaatsmakend werk plaatsvindt ná de wedergeboorte (in plaats van ervóór), zich nog eens te bezinnen.

M.vr.gr.,
Zonderling
Geka
Berichten: 440
Lid geworden op: 11 aug 2006, 19:32

Bericht door Geka »

Zonderling,

1. Ja, ik deel wat dit betreft de visie van ds. Harinck op Boston. Het is volstrekt duidelijk dat Boston geheel past in deze puriteinse visie op de wedergeboorte.

2. Ik vraag me af of de zin waar je op doelt werkelijk versluierend is.
Wanneer ik namelijk daarvoor duidelijk stel dat in de prediking alles buiten Christus moet worden aangewezen als tekort zeg ik m.i. met zoveel woorden precies hetzelfde als waar je voor pleit. Dat neemt niet weg dat ik daarnaast van mening ben dat de vraag naar de plaats van de zondekennis wel degelijk secundair wordt, wanneer de prediking ook als zodanig gehoord wordt. Concluderen: ik wil niets versluieren, maar de nadruk leggen op het punt waar de Schrift echt helder in is: zonder het geloof in Christus geen zaligmakende genade. Of de kennis van zonde nu wel of niet in het zaligmakend geloof thuishoort hangt weliswaar hier nauw mee samen, maar is toch een onderscheiden vraag waarbij het veel moeilijker is om daar op grond van de Schrift een heldere uitspraak over te doen.
Maar zoals gezegd; wanneer het eerste helder is, dan wil ik ruimte laten voor beide visies wat betreft het tweede. En dan is er geen gevaar voor een opgaan in kenmerken zonder Christus.

3. Calvijn. We (ik sluit mezelf dus in) moeten oppassen om een bepaalde uitspraak van iemand niet te gaan vergroten ten koste van andere uitspraken van die persoon. Dat geldt zeker ook de interpretatie van Calvijn. Ik ben er van overtuigd dat de grondtoon van Calvijn en de puriteinen hetzelfde is; alleen het dadelijk geloof in Christus is zaligmakend. Daarover laat Calvijn echt geen misverstand bestaan. 'Het geloof staat niet vast voordat het gekomen is tot de genadige belofte', en 'zodra ook maar de minste droppel van het geloof in onze harten is gegeven beginnen wij het vriendelijke en ons goedgunstige gelaat van God te zien'. Even wat Institutie uitspraken vrij geciteerd. Maar daar zal geen meningsverschil over zijn.

Zoals hierboven uiteengezet is de vraag naar de plaats van zondekennis voor mij onderscheiden van bovenstaande. Daarbij meen ik dat Calvijn verschillende geluiden laat horen.
a. Er zijn enkele incidentele uitspraken van hem waarin de overtuiging van zonde door de wet ziet als aan het geloof voorafgaande, jouw citaat hier is daar een voorbeeld van. (waarbij ik me overigens ook nog afvraag hoe we hier Calvijns wedergeboortebegrip moeten interpreteren, in ieder geval heeft dat ook weer direct te maken met de interpretatie van het citaat als het gaat over de plaats van de zondekennis). Persoonlijk leer ik hieruit dat Calvijn zeker rekening houdt met overtuiging die aan het zaligmakende geloof vooraf gaat. Tegelijkertijd merk ik op dat de frequentie waarmee hij op die manier over zondekennis spreekt, vrij laag is. In ieder geval zie je bij hem zeker geen systematische dogmatische uitwerking van de voorbereidende overtuigingen zoals je die later bij puriteinen aantreft. Dat is een fors accentsverschil.
b. Maar wat belangrijker is: voorzover ik het bezie is de hoofdlijn van Calvijns visie op de zondekennis een andere lijn: namelijk dat de zondekennis voortkomt uit het ware geloof. Godskennis en zelfkennis zijn immers onlosmakelijk verbonden. Daarbij gaat de Godskennis voorop. Pas dan, in het licht van Gods heiligheid, majesteit EN van Zijn goedertierenheid worden we werkelijk een verbrokene van harte en buigen we onder Gods oordeel. De boetvaardigheid wordt immers uit het geloof geboren. En dat geloof heeft als wezenseigenschap weliswaar dat het Gods goedertierenheid aanschouwt, maar wel uit de verte zegt Calvijn.
Er is dus ruimte voor opwas en groei bij Calvijn.
Voorzover ik het bezie is deze lijn van een onlosmakelijke eenheid van zondekennis en het ware geloof veel wezenlijker en kenmerkender voor Calvijn dan de enkele citaten waarin hij ruimte laat voor voorbereidende overtuigingen.

Ik denk niet dat we beide soorten uitspraken tegen elkaar moeten zetten; zo slordig en onduidelijk was Calvijn niet. Volgens mij houdt hij wel degelijk rekening met de mogelijkheid dat er zondekennis door de wet aan het geloof voorafgaat, terwijl hij zelf de nadruk legt op de zondekennis die uit het ware geloof voortkomt en als boetvaardigheid een zaligmakend karakter draagt. Persoonlijk ben ik vanuit de visie van de puriteinen toch meer naar dit standpunt gekomen, ik geloof dat de zondekennis die je in de Schrift tegenkomt veel vaker de boetvaardigheid is dan een voorbereiding.

Als laatste: je citeert Calvijn op Galaten 3:19. Nog een paar opmerkingen hierbij: het woord voorbereiding wat Calvijn gebruikt is weliswaar terminologisch identiek aan het woordgebruik wat de puriteinen gebruiken, maar het staat voor mij niet vast dat het inhoudelijk ook identiek is. Ik bedoel dit: volgens mij bedoelt Calvijn met het woord een voorbereiding tot de kennis van Christus, terwijl de puriteinen expliciet spreken van een voorbereiding tot de wedergeboorte (in engere zin).

Al met al: laten we erkennen dat er binnen de gereformeerde traditie niet altijd eenduidig gesproken is over de plaats waar de zondekennis gezien moet worden. Tegelijkertijd is er wel altijd eenduidig op grond van de Schrift de nadruk gelegd op de geloofsvereniging met Christus door het ware geloof die onmisbaar tot zaligheid is. Een mooi voorbeeld hiervan zie ik in Dordt: het expliciet spreken van de Engelse afgevaardigden op de synode over voorbereidingen heeft men om diverse redenen niet willen overnemen, terwijl de DLR toch heel duidelijk wedergeboorte en geloofskennis van Christus nauw aan elkaar verbinden.

En in dat laatste zien we de eenheid tussen Calvijn, het puritanisme en de gereformeerde traditie in ons land.
Zonderling
Berichten: 4330
Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31

Bericht door Zonderling »

Geka,

Dank je wel voor je reactie. Ik heb het gevoel dat we op het punt in discussie weinig verschillen, ja het nagenoeg eens zijn. Toch nog een reactie op enkele onderdelen waarin ik mij toch nét iets anders zou willen uitdrukken dan jij doet.
Geka schreef:2. Ik vraag me af of de zin waar je op doelt werkelijk versluierend is.
Wanneer ik namelijk daarvoor duidelijk stel dat in de prediking alles buiten Christus moet worden aangewezen als tekort zeg ik m.i. met zoveel woorden precies hetzelfde als waar je voor pleit. Dat neemt niet weg dat ik daarnaast van mening ben dat de vraag naar de plaats van de zondekennis wel degelijk secundair wordt, wanneer de prediking ook als zodanig gehoord wordt. Concluderen: ik wil niets versluieren, maar de nadruk leggen op het punt waar de Schrift echt helder in is: zonder het geloof in Christus geen zaligmakende genade. Of de kennis van zonde nu wel of niet in het zaligmakend geloof thuishoort hangt weliswaar hier nauw mee samen, maar is toch een onderscheiden vraag waarbij het veel moeilijker is om daar op grond van de Schrift een heldere uitspraak over te doen.
Maar zoals gezegd; wanneer het eerste helder is, dan wil ik ruimte laten voor beide visies wat betreft het tweede. En dan is er geen gevaar voor een opgaan in kenmerken zonder Christus
Waar het mij om ging, was dat we niet alleen moeten zeggen (zoals je zei): "Het wezen van de wedergeboorte is de geloofskennnis van Christus", maar ook: "Zonder geloofskennis van Christus is er geen wedergeboorte".
Dat moet duidelijk gezegd worden, anders blijft er toch ruimte voor een ingebeelde wedergeboorte zónder Christus. Ik weet trouwens dat je dat niet bedoeld hebt, maar ik pleit(te) alleen voor meer duidelijkheid.
3. Calvijn. We (ik sluit mezelf dus in) moeten oppassen om een bepaalde uitspraak van iemand niet te gaan vergroten ten koste van andere uitspraken van die persoon. Dat geldt zeker ook de interpretatie van Calvijn. Ik ben er van overtuigd dat de grondtoon van Calvijn en de puriteinen hetzelfde is; alleen het dadelijk geloof in Christus is zaligmakend. Daarover laat Calvijn echt geen misverstand bestaan. 'Het geloof staat niet vast voordat het gekomen is tot de genadige belofte', en 'zodra ook maar de minste droppel van het geloof in onze harten is gegeven beginnen wij het vriendelijke en ons goedgunstige gelaat van God te zien'. Even wat Institutie uitspraken vrij geciteerd. Maar daar zal geen meningsverschil over zijn.

Zoals hierboven uiteengezet is de vraag naar de plaats van zondekennis voor mij onderscheiden van bovenstaande. Daarbij meen ik dat Calvijn verschillende geluiden laat horen.
a. Er zijn enkele incidentele uitspraken van hem waarin de overtuiging van zonde door de wet ziet als aan het geloof voorafgaande, jouw citaat hier is daar een voorbeeld van. (waarbij ik me overigens ook nog afvraag hoe we hier Calvijns wedergeboortebegrip moeten interpreteren, in ieder geval heeft dat ook weer direct te maken met de interpretatie van het citaat als het gaat over de plaats van de zondekennis). Persoonlijk leer ik hieruit dat Calvijn zeker rekening houdt met overtuiging die aan het zaligmakende geloof vooraf gaat. Tegelijkertijd merk ik op dat de frequentie waarmee hij op die manier over zondekennis spreekt, vrij laag is. In ieder geval zie je bij hem zeker geen systematische dogmatische uitwerking van de voorbereidende overtuigingen zoals je die later bij puriteinen aantreft. Dat is een fors accentsverschil.
b. Maar wat belangrijker is: voorzover ik het bezie is de hoofdlijn van Calvijns visie op de zondekennis een andere lijn: namelijk dat de zondekennis voortkomt uit het ware geloof. Godskennis en zelfkennis zijn immers onlosmakelijk verbonden. Daarbij gaat de Godskennis voorop. Pas dan, in het licht van Gods heiligheid, majesteit EN van Zijn goedertierenheid worden we werkelijk een verbrokene van harte en buigen we onder Gods oordeel. De boetvaardigheid wordt immers uit het geloof geboren. En dat geloof heeft als wezenseigenschap weliswaar dat het Gods goedertierenheid aanschouwt, maar wel uit de verte zegt Calvijn.
Er is dus ruimte voor opwas en groei bij Calvijn.
Voorzover ik het bezie is deze lijn van een onlosmakelijke eenheid van zondekennis en het ware geloof veel wezenlijker en kenmerkender voor Calvijn dan de enkele citaten waarin hij ruimte laat voor voorbereidende overtuigingen.

Ik denk niet dat we beide soorten uitspraken tegen elkaar moeten zetten; zo slordig en onduidelijk was Calvijn niet. Volgens mij houdt hij wel degelijk rekening met de mogelijkheid dat er zondekennis door de wet aan het geloof voorafgaat, terwijl hij zelf de nadruk legt op de zondekennis die uit het ware geloof voortkomt en als boetvaardigheid een zaligmakend karakter draagt. Persoonlijk ben ik vanuit de visie van de puriteinen toch meer naar dit standpunt gekomen, ik geloof dat de zondekennis die je in de Schrift tegenkomt veel vaker de boetvaardigheid is dan een voorbereiding.
Geka, ik stem geheel in met het feit dat de ware zondekennis pas gevonden wordt in de boetvaardigheid en dus uit het geloof voortvloeit. In termen van de Heidelbergse Catechismus gaat het dan om het derde stuk. Waar we hier over spraken was het eerste stuk.
Dus inderdaad: de functie van de Wet in het eerste stuk mogen we nooit uitspelen tegen de functie van de Wet in het derde stuk. Maar dat neemt niet weg, dat de functie van de Wet in het eerste stuk als voorbereidend voor het tweede stuk TEN VOLLE moet worden gehandhaafd, en dat doet mijns inziens ook Calvijn. Al spreekt Calvijn veel vaker over de zondekennis in het verband van de ware boetvaardigheid en al krijgt dat bij hem veel meer accent, vlak daarom het andere niet uit. Niet dat je dat doet, maar eerlijk gezegd vind ik toch dat je enigermate in de valkuil stapt om de eerste functie van de Wet bij Calvijn af te zwakken, omdát Calvijn vooral de functie van de Wet in verband met de boetvaardigheid naar voren brengt. (Bijvoorbeeld wanneer je zegt dat Calvijn rekening hield met de mógelijkheid..) Overtuiging van zonde als voorbereidend vóór wedergeboorte en geloof EN de veel diepere kennis van zonde die uit het geloof voortvloeit, zijn BEIDE waar. Het één zo goed als het ander, óók bij Calvijn.
Als laatste: je citeert Calvijn op Galaten 3:19. Nog een paar opmerkingen hierbij: het woord voorbereiding wat Calvijn gebruikt is weliswaar terminologisch identiek aan het woordgebruik wat de puriteinen gebruiken, maar het staat voor mij niet vast dat het inhoudelijk ook identiek is. Ik bedoel dit: volgens mij bedoelt Calvijn met het woord een voorbereiding tot de kennis van Christus, terwijl de puriteinen expliciet spreken van een voorbereiding tot de wedergeboorte (in engere zin).
In beide gegeven citaten (uit de Institutie en het bijbelcommentaar Galaten 3:19) spreekt Calvijn over een voorbereiding die aan de wedergeboorte voorafgaat. Wanneer wedergeboorte (in beginsel) en geloofskennis samenvallen, wat zeker ook bij Calvijn het geval is - al spreekt Calvijn meestal over de wedergeboorte in ruime zin als vrucht van het geloof - dan maakt het toch ook niet of we spreken over voorbereiding tot het geloof of voorbereiding tot de wedergeboorte? De puriteinen gebruiken m.i. beide terminologieën door elkaar heen als synoniem met elkaar. Bij Calvijn moeten we dat niet anders zien, want ook Calvijn kende géén wedergeboorte (ook niet in enge zin) vóór het geloof (qua tijd).
Al met al: laten we erkennen dat er binnen de gereformeerde traditie niet altijd eenduidig gesproken is over de plaats waar de zondekennis gezien moet worden.
Dat herken ik eerlijk gezegd niet als het gaat om de klassieke gereformeerde theologie (16e en begin 17e eeuw).
Tegelijkertijd is er wel altijd eenduidig op grond van de Schrift de nadruk gelegd op de geloofsvereniging met Christus door het ware geloof die onmisbaar tot zaligheid is. Een mooi voorbeeld hiervan zie ik in Dordt: het expliciet spreken van de Engelse afgevaardigden op de synode over voorbereidingen heeft men om diverse redenen niet willen overnemen, terwijl de DLR toch heel duidelijk wedergeboorte en geloofskennis van Christus nauw aan elkaar verbinden.
Ik zou dat "niet heeft willen overnemen" historisch wel eens wat nader onderbouwd willen zien. Een feit is dat de Leidse professoren (die eveneens op de Dordtse Synode aanwezig waren) eveneens in hun Synopsis (1625) over de eerste functie van de Wet tot overtuiging van zonde spreken als voorafgaand aan de wedergeboorte, dus bij hen lag er geen bezwaar tegen het spreken van de Engelsen.

Wél is het zo dat de Dordtse Synode bang was voor de terminologie 'voorbereiding' omdat de Remonstranten die nogal nadrukkelijk leerden. De Remonstranten bedoelden echter een voorbereiding waarin de mens zélf een hand had. Daarom hebben veel afgevaardigden zich tegen déze vorm van voorbereiding verzet. Misschien verklaart dat het feit dat de Dordtse Leerregels de terminologie van de Engelse afgevaardigden niet hanteren. Bovendien probeerde de commissie aan te sluiten bij hetgeen de diverse afvaardigingen gemeen hadden. Maar dat de Dordtse Synode de mening van de Engelsen niet over "heeft willen nemen", nogmaals: dat zou wat mij betreft wel eens nader uitgezocht mogen worden. Vooral ook, omdat ook de Heidelbergse theologen zoals Olevianus en Ursinus nadrukkelijk het voorbereidend werk door de Wet hebben geleerd, kan ik mij niet voorstellen dat de Dordtse Synode daar ook maar enige afstand van genomen heeft.
...terwijl de DLR toch heel duidelijk wedergeboorte en geloofskennis van Christus nauw aan elkaar verbinden. En in dat laatste zien we de eenheid tussen Calvijn, het puritanisme en de gereformeerde traditie in ons land.
Daar ben ik het mee eens. Maar omdat het werk van ontdekking en overtuiging voorafgaat (naast de ware boetvaardigheid die juist uit het geloof voortvloeit), moet dit werk toch een plaats krijgen. En daarom acht ik het noodzakelijk daar helder in te zijn. Zoals Calvijn dat ook was, de puriteinen en Marrow-men, de Leidse professoren en vele anderen.

M.vr.gr.
Zonderling
Klavier
Berichten: 1514
Lid geworden op: 14 apr 2006, 08:31

Bericht door Klavier »

@Geka en Zonderling: Leerzaam debat op een aangename toon!
Vanmorgen zat ik wat te lezen in het boek 'De kennis der zaligheid; De Kleine catechismus van Westminster toegelicht'. Deze verklaring van de gebr. Erskines en J. Fisher met het bekende stuk over het genadeverbond dat ds. G.H. Kersten ooit liet uitbrengen, geeft een duidelijke richting ten aanzien van wet en evangelie.
In hoofdstuk 29 over De toepassing van de verlossing wordt geleerd dat in de toepassing van het heil dat door Christus is verworven als eerste de vereniging met Christus plaats vindt.
Ik citeer een aantal vragen en antwoorden:
17 Hoe begint zij (de vereniging tussen Christus en de zondaar) het eerste van Zijn kant?
Door een daad van vereniging, die aan de staat van vereniging voorafgaat.

18 Wat verstaat ge onder de daad van vereniging?
Het is de vereniging, waarbij de Geest van Christus Zich eerst met ons verenigt, naar de belofte: "Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u", Ez. 36:27.

19. Hoe verenigt de Geest van Christus Zich eerst met ons?
Door in de ziel in te komen, op het zalige ogenblik, bepaald door het geestelijke huwelijk met Christus en door de ziel levend te maken, zodat zij niet meer zedelijk dood is, maar levend, daar Hij nieuwe geestelijke krachten in haar schept Ef. 2:5: "God. . ook toen wij dood waren door de misdaden heeft ons levend gemaakt".

20 Wordt de Geest van Christus, als Hij voor het eerst komt, dadelijk of lijdelijk ontvangen?
De ziel, die zedelijk door is in de zonde, kan Hem niet anders dan lijdelijk ontvangen, Ez.37:14: "En Ik zal Mijn Geest in u geven en gij zult leven".

21 Wat is er het onmiddelijke gevolg van, dat de Geest van Christus, Die lijdelijk ontvangen wordt, de dode ziel levend maakt?
Het onmiddelijke (brontekst: immediate) gevolg daarvan is een dadelijk geloven: Als Christus door Zijn Geest inkomt, wordt de doded ziel daardoor levend gemaakt en het onmiddelijke gevolg dáárvan is, dat zij Hem in het geloof omhelst. Dan is de vereniging geheel tot stand gekomen, Joh. 5:25.
(..)
31 Hoe kan iemand weten, of hij door Christus gegrepen is?
Als Hij zijn liefde en hoogachting gewonnen heeft en als Hij het belang, dat hij had in andere dingen, die met Hem wedijverden, te niet gedaan heeft, 1. Petr 2:7
(..)
34 Hoe kan het geloof een onverbreekbare band zijn, daar het verzwakking kan ondergaan?
Al kunnen de werkzaamheden van het geloof soms achterwege blijven, nochtans verdwijnt het geloofsvermogen nooit, noch de beoefening van het geloof in tijden van nood, en dat vanwege de overwinnende kracht van Christus' voorbede, Luk. 22:32: "Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude".
(..)
36Zijn het zondaren of heiligen, die met Christus verenigd worden?
Op hetzelfde ogenblik, dat de vereniging plaats vindt, worden zondaren tot heiligen gemaakt, 1 Kor. 6:11
Er is veel uit af te leiden uit deze vragen.
Wat mij persoonlijk opvalt is dat de wet ontbreekt in het hoofdstuk over de toepassing van de verlossing!
In het hoofdstuk over de krachtdadige roeping noemt dit boek wel de wet in de overtuiging van de zonden, maar stelt in datzelfde hoofdstuk dat die overtuiging de zondaar in staat stelt om Christus te omhelzen! Het wordt als een uitdrijvend middel geleerd om daarmee TOT Christus te komen. Daarmee staat deze verklaring geheel in lijn met de visie van Boston, waar ds, Harinck over sprak (verslag conferentie Lunteren in het RD afgelopen week).

Gezien de titel van dit topic, de lezing van GG predikant Harinck waarnaar verwezen wordt en geciteerde vragen uit hetzelfde boek als waar de GG haar verbondsvisie uit onderbouwt, valt er het nodig aan bezinning te doen.
"People often asked me: What is the secret of your succes? I answer always that I have no other secret but this, that I have preached the gospel, not about the gospel, but the gospel"
C.H. Spurgeon.
elbert
Berichten: 1678
Lid geworden op: 30 jul 2004, 09:04
Contacteer:

Bericht door elbert »

Klavier schreef:21 Wat is er het onmiddelijke gevolg van, dat de Geest van Christus, Die lijdelijk ontvangen wordt, de dode ziel levend maakt?
Het onmiddelijke (brontekst: immediate) gevolg daarvan is een dadelijk geloven: Als Christus door Zijn Geest inkomt, wordt de doded ziel daardoor levend gemaakt en het onmiddelijke gevolg dáárvan is, dat zij Hem in het geloof omhelst. Dan is de vereniging geheel tot stand gekomen, Joh. 5:25.
In overeenstemming hiermee is Ursinus in zijn Schatboek (deel 1, pagina 152), die stelt dat het eerste wat het ware geloof voortbrengt, de rechtvaardigmaking is.
Gebruikersavatar
geledu
Berichten: 1465
Lid geworden op: 23 feb 2006, 21:41

Bericht door geledu »

Geka schreef:In het RD van vandaag staat een verslag van een Lunterse lezing die ds. C. Harinck gehouden heeft over Thomas Boston.

Hier het genoemde krantenartikel :
Het Reformatorisch Dagblad 15 juni 2007 schreef:
Spanningsveld van verkiezing en nodiging

Ds. Harinck houdt Lunterse lezing over Boston


LUNTEREN - Volgens sommige teksten is het de verborgen wil van God dat alleen Zijn uitverkorenen gered worden, terwijl andere Bijbelgedeelten alle mensen zonder onderscheid tot het heil nodigen. Thomas Boston heeft heel zijn leven met dit probleem geworsteld. Omdat hij weigerde de zogenaamde tegenstrijdigheden in een kloppend systeem onder te brengen, zijn al zijn boeken en preken doordrongen van dit spanningsveld.

Dit stelde ds. C. Harinck gisteravond in Lunteren in zijn lezing over "De prediking van Thomas Boston". Het was de derde en laatste kerkhistorische lezing dit jaar. Volgens ds. Harinck, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, kende de zeventiende-eeuwse Schotse theoloog Boston slechts één verlangen: verloren zondaren te wijzen op het behoud, in de aanneming van de belofte van Christus. Boston, die nooit de opvatting dat God alleen Zijn uitverkorenen zalig maakt, betwistte, kon in zijn boeken en preken aan alle mensen zonder onderscheid het heil aankondigen en tot Christus nodigen. "Het geloof is een gave van God, maar er is ook een bevel en eis tot geloof."

Er is één boek dat voor de jonge Boston onmiskenbaar als wegwijzer functioneerde: "Het merg des Evangelies" van Edward Fisher. Boston volgde de centrale gedachte uit dit boek: de verzoening is niet algemeen, maar de Evangelieprediking is onbeperkt. Vooral in Bostons boek "Het verbond der genade" komt naar voren dat in de prediking het heil aan alle zondaren zonder onderscheid moet worden aangeboden. De prediking als aankondiging van de beloften Gods staat in de theologie van Boston centraal.

Wedergeboorte

Ds. Harinck constateert dat Boston in zijn latere werk "De Viervoudige Staat" genuanceerder over de wedergeboorte is gaan denken. De overtuiging van zonden valt nu onder het "voorbereidend werk", dat op zich niet zaligmakend is. Ook benadrukt Boston meer de functie van de wet in de kennis van ellende en overtuiging van zonden.

Opvallend is, aldus de emeritus predikant, dat het niet opvolgen van het bevel tot geloven bij Boston ook een overtreding van de wet is. Als hij de schuld van de kerkmensen aanwijst, dan bezigt hij een in de Schotse theologie veelgebruikte uitdrukking: "Kerkmensen worden schuldig verklaard aan het verbreken van de wet der verlossende liefde."

Boston heeft altijd sterke nadruk gelegd op de vereniging met Christus als het meest kenmerkende van het geloof. Wel is er sprake van "trappen" en mate in het geloof. In de zogeheten "twaalf bijlslagen" uit "De Viervoudige Staat" laat Boston er geen misverstand over bestaan dat hij overtuiging van de zonden niet tot de zaligmakende werkingen van Gods Geest rekent. Zondaren moeten worden aangestuurd tot het aangrijpen van de belofte in Christus, zodat er in het geloof een omhelzing plaatsvindt tussen Christus en de gelovige.

Verkondiging

Omdat de grond van het geloof nooit in de gelovige zelf ligt, maar altijd in de aangeboden Verlosser, speelt de verkondiging bij Boston zo'n cruciale rol. Volgens ds. Harinck heeft Boston scherp gezien dat een voorwaardelijke prediking een grote hindernis vormt, omdat waarlijk overtuigden zich nooit beroemen op eigen zondeovertuiging.

Christus is reeds geschonken, aan de hele wereld (Johannes 3:16). "Daarom worden de hoorders volgens Boston zo verantwoordelijk gesteld, omdat zij het gepredikte Evangelie óf aannemen óf verwerpen."
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 13821
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Bericht door Herman »

Wij zijn ons al redelijk aan het bezinnen, maar heeft iemand het boek al gelezen. Inmiddels is het al weer een dag of 5 te koop, toch?
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 10298
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Bericht door J.C. Philpot »

geledu schreef:Hier het genoemde krantenartikel :
En dat is dus de predikant waarover ds. ten Voorden zegt: ,,Als dominee Harinck het eerder genoemde boek kan publiceren, zonder dat hier consequenties aan verbonden worden, dan zetten we de deur voor alles open. Wat kan dan nog wel en wat niet?" :roll:

En waarbij ik op mijn beurt zeg: als deze reformatorische waarheden niet meer verkondigd mogen worden, wat kan dan nog wel en wat niet?
Zonderling
Berichten: 4330
Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31

Bericht door Zonderling »

Herman schreef:Wij zijn ons al redelijk aan het bezinnen, maar heeft iemand het boek al gelezen. Inmiddels is het al weer een dag of 5 te koop, toch?
Ik heb het boek inderdaad gelezen, volledig zelfs.

De hoofdstukken zijn:
1. De Schotse verbondsleer als grondslag
2. Tussen Kok en Steenblok
3. Voor wie is Jezus Christus gestorven?
4. De heilsorde als grondslag
5. De Reformatoren en de theologen van Heidelberg over het ware geloof
6. Comrie over het ware geloof
7. Comrie was niet consistent
8. Het leerstuk van de rechtvaardiging in het geding
9. Comrie over de rechtvaardigmaking
10. Waar staan de Gereformeerde Gemeenten?

Hoewel het boek duidelijk gericht is op de Gereformeerde Gemeenten, gaat het vooral om de historie. Daarbij gaat het over de heilsorde, met name:
- de leer van het aanbod van genade
- de toeleidende weg (of voorbereidend werk)
- wedergeboorte
- geloof
- rechtvaardiging.

Deze onderwerpen worden besproken enerzijds vanuit de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten, met name de conflicten rond ds. Kok en dr. Steenblok. Ook ds. Kersten komt daarbij aan bod alsmede ds. Moerkerken. De relatie met Comrie wordt zeer uitgebreid besproken. Anderzijds wordt ingegaan op de Reformatie, de Heidelbergse theologen en komen ook Boston en de Erskines aan bod.

In hoofdstuk 1 wordt met name ingegaan op de tijd vóór de genoemde conflicten. De synodale uitspraken van 1931 worden in dit verband genoemd, maar niet bekritiseerd. Benadrukt wordt dat de leer van het aanbod van genade werd aanvaard, met name ook in het conflict met de gebroeders Overduin. Ook wordt dieper ingegaan op het verband tussen het aanbod van genade en de leer van het verbond. Daarbij worden ook Boston en ds. Kersten aangehaald.

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de conflicten met ds. Kok en dr. Steenblok mede aan de hand van een boek van ds. Harinck. Positie wordt gekozen vóór de opvatting van ds. Kok. Aangegeven wordt dat na de dood van ds. Kersten de invloed van dr. Steenblok groot was en dat dit mede geleid heeft tot de schorsing van ds. Kok. Het later gemaakte onderscheid tussen Evangeliebeloften en Verbondsbeloften werd in die tijd nog niet gemaakt.

In hoofdstuk 3 gaat mr. Bart dieper in op de uitgestrektheid van de verzoening mede aan de hand van het boek van ds. Harinck over dit onderwerp. Benadrukt wordt dat vele rechtzinnige theologen, óók op de synode van Dordrecht onderscheid hebben gemaakt tussen de algenoegzaamheid van de offerande van Christus en de kracht ervan. De kracht ervan strekt zich alleen uit tot de uitverkorenen, echter op grond van de algenoegzaamheid van de offerande van Christus, wordt Christus en al Zijn weldaden aan alle hoorders van het Evangelie, zonder onderscheid, aangeboden. Naast klassiek-gereformeerde theologen citeert Bart hier ook John Newton en J.C. Ryle. Gepleit wordt voor een evenwichtige prediking van het aanbod van genade zonder te vervallen in hypercalvinisme enerzijds (hier wordt Steenblok van beschuldigd) en evenmin zonder te vervallen in remonstrantisme.

In hoofdstuk 4 gaat het over de toeleidende weg. Begonnen wordt met de visie van dr. Steenblok die de toeleidende weg plaatste ná de wedergeboorte. Dit geldt ook voor ds. Kersen en ds. Moerkerken. Volgens genoemde predikanten kan er geestelijk leven zijn zonder de kennis van Christus. Uit vergelijking blijkt dat de Schotten anders leerden. Hier is sprake van een ingrijpend verschil. De consequenties hiervan, óók voor het aanbod van genade, worden besproken. Bepleit wordt een schriftuurlijke invulling van de toeleidende weg. Echter, dán een toeleidende weg waarop de zondaar nog dóód is zonden en misdaden. In de herschepping wordt Christus gekend. Zo moeten wedergeboorte, geloof en kennis van Christus samengevoegd blijven en niet vaneen gescheiden.

In hoofdstuk 5 wordt besproken hoe Calvijn, Luther, Olevianus en Ursinus leerden over het ware geloof en de kennis van Christus, de overtuiging van zonde en levendmaking. Geconcludeerd wordt dat zij hierover anders leerden dan wat in de GGem geleerd wordt.

In hoofdstuk 6 wordt uitgewerkt hoe Comrie over de heilsorde leerde. Het onderscheid algemene en zaligmakende werkingen wordt daarbij onder meer besproken. Aangegeven wordt dat Comrie's opvattingen over de heilsorde sterke invloed hebben uitgeoefend op ds. Kersten, ds. Moerkerken en anderen. De auteur constateert een diepgaand verschil met de eerder besproken opvattingen van Luther, Calvijn, Olevianus en Ursinus. Ook wordt aangegeven dat de opvattingen van Comrie niet stroken met Van der Groe.

In hoofdstuk 7 wordt aangegeven dat Comrie echter ook zelf niet consistent was. In zijn latere werken (waarop de GGem zich vooral baseert) zijn nogal wat afwijkingen te vinden ten opzichte van wat Comrie zelf eerder geleerd had in bijvoorbeeld het ABC des geloofs en de Eigenschappen van het geloof.

In hoofdstuk 8 gaat de auteur in op het leerstuk van de rechtvaardiging. Eerst wordt de leer van ds. Kersten weergegeven. In het bijzonder wordt ingegaan op de scheiding van dadelijke en lijdelijke rechtvaardigmaking en de leer dat de wedergeboren zondaar met een geopenbaarde Middelaar opnieuw de dood in moet. Geconstateerd wordt dat deze leer Bijbels alleen gefundeerd is op typen en analogieën. Aangegeven wordt hoe ds. Harinck hierover gesproken heeft. Ten slotte wordt een beoordeling gegeven van de invulling van de standenleer (kruispuntenleer) met betrekking tot de rechtvaardigmaking.

In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de leer van de rechtvaardigmaking bij Comrie. Aangegeven wordt dat ds. Kersten aan de lijdelijke rechtvaardigmaking een heel andere invulling gegeven heeft dan Comrie bedoeld heeft.

Ten slotte wordt in hoofdstuk 10 de balans opgemaakt met betrekking tot de Gereformeerde Gemeenten. Van de hedendaagse predikanten komt vooral ds. Moerkerken aan bod (ook in eerdere hoofdstukken). Aangegeven wordt dat ten aanzien van het aanbod van genade zeer veel overeenkomsten zijn met dr. Steenblok. Dat komt vooral door de leer van de heilsorde met betrekking tot de wedergeboorte / toeleidende weg. Dit blokkeert de prediking van het aanbod van genade aan alle hoorders. (Niet dat deze hoorders het aanbod kunnen aannemen, daar is geen sprake van.) Zo verschilt de prediking in de GGem ingrijpend van de prediking van Boston en de Erskines. Ook wat betreft de rechtvaardigingsleer en typologieën verschilt de leer van de GGem met die van de Reformatoren en anderen.
De auteur besluit ermee dat het boek niet is bedoeld als (formeel) bezwaarschrift tegen de standenleer. Dat kan ook niet omdat tegen deze leer nooit 'ja' is gezegd. De kerk en haar leden zijn uitsluitend gebonden aan de Heilige Schrift en de drie formulieren van enigheid. De auteur besluit dan ook met een oproep tot een wederkeer naar de leer der godzaligheid zoals die is verankerd in het werk van de Reformatie.

Tot zover deze samenvatting van wat ik gelezen heb.
Laatst gewijzigd door Zonderling op 18 jun 2007, 20:08, 2 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Zonderling schreef:
Oók Calvijn plaatst heel duidelijk de eerste functie van de wet vóór de wedergeboorte. Dat doet hij in de Institutie, wanneer hij speciaal over de Wet handelt
:
Alzo is de Wet gelijk een spiegel in welke wij onze onmacht, en uit de onmacht onze ongerechtigheid, en uit die beide onze vervloeking bemerken en gewaar worden, evenals een spiegel de vlekken van ons aangezicht ons afbeeldt. (...)
Derhalve van hoe zwaarder overtreding de Wet iemand achterhaalt en overtuigt, aan des te zwaarder oordeel maakt ze hem schuldig. Hierop slaat het zeggen van de apostel, dat de kennis der zonde komt door de Wet [Rom. 3:20]. Want hij bedoelt daar alleen het eerste werk van de Wet, hetwelk zij doet aan de zondaars die nog niet zijn wedergeboren
.
(Institutie II.7.7.)
Maar hij spreekt ook zo in zijn Schiftuitlegging, niet slechts terloops, maar waar het uitdrukkelijk om de functie van de Wet gaat. Zoals bij Galaten 3:19:
Zo is dan de wet gekomen, en heeft de slapenden wakker gemaakt. Want dit is een ware voorbereiding tot Christus. Door de Wet, zegt hij Romeinen 3:20, is de kennis der zonde. Waarom? Opdat de zonde zou worden bovenmate zondigende, want aldus zegt hij hoofdstuk 7:13: Zo is dan de wet gesteld om der overtredingen wil, opdat zij die zou ontdekken. (...)
Hoewel de Wet de ware rechtvaardigheid toont, worden nochtans in deze verdorvenheid der natuur door de leer der Wet de overtredingen slechts vermeerderd, tótdat de Geest der wedergeboorte komt, die haar in de harten schrijft. Deze wordt niet gegeven door de Wet, maar wordt ontvangen door het geloof
.
Zonderling, we hebben het er al eens eerder over gehad (in deze topic).
Het spreken van Calvijn over de functie van de wet is niet zo gemakkelijk te vatten in onze denkschema’s. Ik bedoel: wat wij de ‘toeleidende weg’ noemen, is niet te vereenzelvigen met wat Calvijn zegt over de wet. Om Calvijn goed te kunnen begrijpen, moeten we eerst naar Inst. II, VII, 6. Daar schrijft Calvijn over het ‘eerste’ gebruik van de zedenwet, “dat ze, terwijl ze gerechtigheid Gods, dat wil zeggen die, welke alleen Gode aangenaam is, aantoont, een ieder herinnert aan zijn eigen ongerechtigheid, hem daarvan in kennis stelt en ten slotte overtuigt en hem veroordeelt”. In deze par., maar ook in par. 7, gaat het met name over deze ‘algemene’ functie van de wet en wordt zij niet in het bijzonder betrokken op haar functie in de bekering. In par. 8 zegt Calvijn dan ook: “Zeker, de verworpenen worden op die manier daardoor (het getuigenis van de wet, Afg.) verdorven, maar dat is wegens de hardnekkigheid van hun gemoed. Maar bij de kinderen Gods moet de bedoeling der onderwijzing een andere zijn.”
Voor Calvijn is het niet het belangrijkste wat de wet op zichzelf doet. Het gaat erom dat daar een “gewilligheid” bij komt “om te gehoorzamen”. “Dus is de verslagenheid alleen diegenen tot nut, die een gewillige droefheid gevoelen en tegelijk bij God hulp zoeken.” Als dat laatste er is, kun je de zondekennis door de wet al niet meer buiten het geloof, buiten het geestelijk leven, plaatsen.

Inderdaad trekken de Marrow-men in deze hele kwestie een veel striktere scheidslijn. Het moge duidelijk zijn: in dit opzicht ga ik niet mee met de Marrow-men, al is belangrijk om te onderkennen waar het hun om te doen was: de mensen geen rust te geven buiten Christus.
Zonderling
Berichten: 4330
Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31

Bericht door Zonderling »

In vervolg op mijn uitgebreide samenvatting die ik om 8 uur gepost heb, wil ik aangeven dat het boek van mr. Bart naar mijn overtuiging het resultaat is van een gedegen studie naar de orde des heils bij onder andere ds. Kersten, dr. Steenblok, ds. Moerkerken en Comrie. Tevens ziet mr. Bart helder de verschillen die er wat dat betreft zijn met de Reformatie, de opstellers van de Heidelbergse Catechismus en de Schotten (waarvan genoemd worden Boston en de Erskines).

Ik deel persoonlijk de analyse van mr. Bart. Het is een waardig getuigenis waarin beslist niet gepolemiseerd wordt, maar getracht wordt alle opvattingen eerlijk weer te geven.

M.vr.gr.,
Zonderling
Mona Lisa
Berichten: 602
Lid geworden op: 03 feb 2007, 14:15

Bericht door Mona Lisa »

Herman schreef:Wij zijn ons al redelijk aan het bezinnen, maar heeft iemand het boek al gelezen. Inmiddels is het al weer een dag of 5 te koop, toch?
Ik hoop het morgen te kunnen ophalen. De dag het uitkwam was de voorraad binnen een paar uur uitverkocht.

Oei, oei, wat een ondeugende GerGem-mers toch daar op dat dorp. :-)
Gesloten