Zonderling schreef:Oude Paden schreef:Zonderling schreef:Oude Paden schreef:Werkt de wet zaligmakend voor de wedergeboorte?
Ik weet niet waar je met deze vraag heen wilt.
Het antwoord is natuurlijk nee, want de wet werkt nooit zaligmakend.
Mijn vraag is. Zijn er zaligmakende overtuigingen voor de wedergeboorte?
Ik weet dat Van der Groe en anderen gesproken hebben over zaligmakende overtuigingen. Toch bedoelden zij niet dat deze mensen reeds in een wedergeboren staat waren. Zij bedoelden dat die overtuigingen zodanig zijn dat de Geest ze gebruikt om mensen tot het geloof en de zaligheid te leiden. Ook de Schrift verbindt de zaligheid aan het geloof, niet aan de overtuiging !
Let wel op wat v.d. Groe bedoelt met 'zaligmakende overtuigingen'. Ik citeer uit zijn 'schadelijk misbruik':
2. Geen overtuiging zal ooit heilzaam of zaligmakend zijn, dan die door de krachtdadige werking des Geestes in 's mensen hart dadelijk doorbreekt tot een oprecht gelovige kennis en omhelzing van de Heere Jezus, zoals Hij ons wordt voorgedragen in de beloften des Heiligen Evangeliums.
Hierin ligt het wezenlijke onderscheid tussen een zaligmakende en een gemene overtuiging, dat wanneer zij beiden haar einde bekomen, de eerste altijd eindigt in een zuiver werk des geloofs, waardoor de ziel verenigd wordt met Christus, terwijl de andere óf ongevoelig zonder enige vrucht voorbijgaat, óf anders uitloopt in een bedrieglijk werk des waangeloofs, waardoor de geveinsde zichzelf met Christus en de genade op een valse grond vertroost.
De reden hiervan is, dewijl de zaligmakende overtuiging een krachtdadig werk des Heiligen Geestes is, dat doordringt tot diep in de grond en aan de wortel van 's mensen hart, hetwelk daardoor gans verbroken en verbrijzeld wordt, zodat hetzelve geen kracht meer behoudt om zich door een vijandige ongelovigheid tegen Christus en de vrije genade Gods langer enigszins aan te kanten. De Geest wekt hier zo krachtdadig door in 's mensen ziel, met zijn scherpe en levendige overtuiging, en Hij voert aldaar het zwaard en de hamer van Gods Woord zodanig aan, dat die ziel daarvan geheel doorwond en aldus genoodzaakt wordt om als een verslagene aan Christus' voeten neder te vallen, en het gans aan Hem over te geven, uitroepende: Heere, Gij hebt mij overreed en ik ben overreed geworden; Gij zijt mij te sterk geweest en hebt overmocht, Jer.20:7.
==========================
Je mag van mij gerust v.d. Groe een chronologie in de mond leggen, maar houdt wel vast dat het bij hem daarnaast een gelijktijdigheid is. De ziel wordt doorwondt en verslagen [vgl. Handelingen 2] en ze valt aan Christus voeten neer.
Natuurlijk zijn er altijd die v.d. Groe onterecht claimen. Van der Groe heeft als Nadere Reformator de schat van de Reformatie herontdekt, namelijk: de rechtvaardiging van de goddeloze en niet de rechtvaardiging van de vrome.
Aan de andere kant blijft v.d. Groe ook gewoon een mens zoals wij: feilbaar en niet alwetend. Gelukkig hebben we de Schrift en deze zijn het die van Hem, dat is Christus, getuigen. Heel deze Schrift vertelt mij dat er buiten het geloof in Christus géén zaligheid is.
Wat is dan dat geloof? Ik citeer hiervoor graag J. Koelman [natuur en gronden van het geloof]:
- Zij noemt het een geloven met het hart, tot rechtvaardigheid, en te geloven met het hart, dat God Christus uit de doden heeft opgewekt, Rom. 10:9 10. Door het hart wordt de wil met de genegenheid verstaan.
- Elders wordt het genoemd een geloven in de Naam van de Zoon van God, 1 Joh. 3:23; 5:13. Dat is de lieflijke Naam van Christus, de Middelaar, met hartelijkheid omhelzen, en zaligheid daarin zoeken, omdat men weet dat er onder de hemel geen andere naam gegeven is aan de mensen, door welke wij zalig moeten worden, en dat de zaligheid in geen ander is, Hand. 4:12. Op andere plaatsen wordt het uitgedrukt, door Christus dierbaar te achten, 1 Petrus 2:7, Hem hoog te schatten boven duizenden, zodat alles wat aan Hem is, gans begeerlijk is, Hoogl. 5:16, alles schade en drek te achten in vergelijking met Hem, Fil. 3:8, Hem te rekenen als de schat en de parel, waarvoor men alles verkopen moet, Matth. 13:44 45. Dit is niets anders dan een hartelijke goedkeuring en verkiezing van Hem, om door Hem alleen behouden te worden.
- Het geloof wordt ook wel genoemd een roemen in Christus Jezus en niet in het vlees te vertrouwen, Fil. 3:3, roemen in het kruis van Christus, Gal. 6:14, zich beroemen in de Heere omdat men in Hem rechtvaardigmaking vindt, Jesaja 45:25, de gerechtigheid des Heeren vermelden, Psalm 71:16, en Jezus de kroon op zetten, Hoogl. 3:11. Dit is een hartelijke omhelzing, goedkeuring en toestemming om door die weg alleen behouden te worden.
- Elders wordt het genoemd een onderwerpen van zijn belijdenis of gewillige toestemming onder het evangelie van Christus, 2 Kor. 9:13. Men buigt zich of men wil buigen, om toe te stemmen dat men door Christus volgens het evangelie zalig gemaakt wordt en dat alle hulp, genade en volheid in Hem wonen.
- Dikwijls draagt het geloof de naam van Gods getuigenis aangaande Zijn Zoon, als de Christus en Zaligmaker, aan te nemen en zo te verzegelen, dat God waarachtig is, als Hij getuigt dat het leven in Zijn Zoon is, dat degene die de Zoon heeft, het leven heeft, dat God het eeuwige leven door Zijn Zoon geeft, en dat Jezus is de Christus, Die God uit de doden heeft opgewekt, Joh. 3:33; 20:31; 1 Joh. 5:1, 9 12; Rom. 10:9. Wie deze evangelische waarheid zo men zijn hart aanneemt en inwilligt, is uit God geboren en zal zalig worden.
- Dat geloof een daad van de wil is, blijkt als er staat: Die wil die kome en die dorst heeft, neme het water des levens om niet, Openb. 22:17, zoals ook van degenen die niet geloven gezegd wordt, dat zij niet tot Jezus willen komen, opdat zij het leven van Hem ontvangen, Joh. 5:40. Zij willen niet tot de bruiloft komen, Matth. 22:3. Zij willen de Heere niet, Psalm 8:11. Zij onttrekken zich ten verderve, daar de anderen geloven tot behouding der ziel, Hebr. 10:39. Zij willen in Hem gevonden worden, hebbende Zijn gerechtigheid en de kracht van Zijn dood en van Zijn opstanding, Fil. 3:10. Zij willen zich met God laten verzoenen door Christus, 2 Kor. 5:19 20. Zij laten zich wassen en reinigen, Joh. 13:7 8; 1 Kor. 6:11.
- Ook wordt het geloof als een daad van de wil uitgedrukt door de woorden wensen en begeren, Zach. 2:8; Hoogl. 5:16; Jesaja 26:9, omdat Christus alleszins begeerlijk en wenselijk aan de ziel voorkomt.
- De wilsdaad wordt elders uitgedrukt door zoeken en vragen naar Hem, Psalm 24:6; Psalm 105:3 4; Hoogl. 5:5.
- In het bijzonder wordt dit uitgedrukt door het hongeren, dorsten en verlangen naar Hem, Psalm 63:2; 42:2 3; 107:9; Joh. 7:37; Jesaja 45:1; Openb. 22:17; 21:6; Matth. 5:6.
- Ook wordt het wel uitgedrukt door eten en drinken van Jezus, Joh. 6:35, 45, 47, 48, 51, 53, 57; Spr. 9:5; Hoogl. 5:1. Het geloof wordt ook genoemd een aanschouwen van Gods Zoon, met een gewillige genegenheid om door Hem genezen en geholpen te worden, zoals de koperen slang aanschouwd werd, Joh. 3:14 15; 6:40; Num. 21; Psalm 34:6; Jesaja 17:7.
- Elders wordt het geloof genoemd een wenden tot of omkijken naar Hem, om behouden te worden, en een komen tot Hem, om gerechtigheid, hulp en kracht tot heiligmaking, Psalm 89:20; Jesaja 45:22 24.