Geplaatst: 14 nov 2007, 20:51
een stuk van ds van de Peppel over de psalmenberijming van Datheen en die van 1773
De gezongen psalmen hebben voor de protestanten een belangrijke rol gespeeld in hun geloofsbeleving. Daarom ging het er vaak zo fel aan toe als er een nieuwe berijming werd ingevoerd.
Kritiek op Datheen
Na invoering in 1578 heeft de psalmberijming van Petrus Datheen het twee eeuwen volgehouden. Dat is opmerkelijk, omdat er vanaf het begin veel kritiek was. Datheen had de psalmen vanuit de Franse berijming in het Nederlands vertaald in ruim een jaar. Dat het haastwerk was bleek op verschillende punten. Het rijm was soms van slecht niveau, melodie- en tekstaccenten harmonieerden vaak niet en hij had moeite met het ritme. Wie psalm 42 vers 1 uit zijn berijming zingt merkt dat het bij de tweede regel wringt.
Maar er waren ook sterke punten. Datheen gebruikte de volkstaal en zijn werk was doorgloeid van de hartstocht van een sterke geloofsovertuiging. Zo werden zijn psalmen tot geuzeliederen in de strijd tegen de Spanjaarden.
Vele initiatieven waren er om tot een verbeterde versie van Datheens psalmen te komen of daar alternatief voor te bieden. Marnix van St. Adegonde was met zijn berijming uit 1580 een van de eerste. De waardering voor poëtisch gehalte van zijn werk was algemeen, maar toch haalde zijn berijming het niet. Boze tongen beweren dat het mede te wijten was aan boekhandelaren, die niet wilden blijven zitten met een voorraad onverkoopbare psalmboeken van Datheen. Overigens kwam via de berijmingen van de dichter Martinus Nijhoff vele eeuwen later toch nog een beetje uit het werk van Marnix in de berijming van 1968 terecht.
Drie bronnen
Het meest opmerkelijke aan de berijming van 1773 is dat het een staatsberijming was. Stadhouder Willem V schijnt zich persoonlijk met dat initiatief te hebben bemoeid en dat kunnen wij ons in deze tijd niet meer voorstellen, ondanks de toetreding van de ChristenUnie tot het kabinet.
Voor de samenstelling van de nieuwe berijming begon men niet bij het nulpunt. Er werd uit drie bronnen geput. Uit de berijming van de arts Joannes Eusebius Voet nam men 82 berijmingen over en uit die van het dichterscollectief Laus Deo Salus Populo (tot eer van God en heil van de mensen) 58 berijmingen.
De derde bron was het curieuze boek De Hooning-raat der psalm-dichten uit 1686 van een Amsterdamse zilversmid. Deze Hendrick Ghysen was ooit voorzanger geweest in de Amstelkerk en had uit zeventien berijmingen de beste regels gehaald en zodoende een nieuwe berijming samengesteld. Dat deze knip- en plaktechniek tot goede resultaten kon leiden, bewees het feit dat men uit zijn boek tien berijmingen overnam.
Psalmenoproer bij invoering
De invoering van de psalmberijming ging letterlijk niet zonder slag of stoot. Er wordt melding gemaakt van relletjes en plunderingen. Het feit dat het een staatsberijming was, zal dat voor een deel verklaren. Sluimerend ongenoegen tegen de staat kwam bij de invoer naar buiten. Maarten ’t Hart schrijft dat er vooral in zijn geboorteplaats Maassluis flinke tegenstand was.
‘Er werd geroofd, geplunderd en gemarteld, en een van mijn voorouders heeft in de Kleine Kerk twee voorstanders van de nieuwe berijming van de gaanderij gegooid!’ In zijn boek Het psalmenoproer doet hij uitgebreid verslag van de onlusten. Het feit dat de nieuwigheden in het psalmgezang veelal door de hogere kringen werden gepropageerd maakte er ook nog een klassenstrijd van.
Nieuwe manier van zingen
Bij de invoering in 1773 wilde men ook de gemeentezang veranderen in de zogenaamde ‘korte zingtrant’. Het psalmzingen was in de loop van de tijd zeer traag geworden. Het leidde tot wat we tegenwoordig het niet-ritmisch zingen noemen. Daarin was mede de invloed van de volkszang te horen. Het was vooral het opleggen van de nieuwe manier van zingen, die bij velen in het verkeerde keelgat schoot.
Voor het besef van veel kerkgangers werd hen zo iets afgenomen dat direct met hun geloofsbeleving had te maken. De dames Wolff en Deken vertellen in hun roman Sara Burgerhart over Klaas, een visser uit Maassluis. Hij wil met zijn blote handen knokken voor ‘Davis Zalmen’, die heeft hij immers samen met zijn ‘wijf’ Neeltje Gerrits ‘al zestig jaar lang met stichting ezongen, dat et over den diek dreunde’.
Controle
De berijmingen uit de drie genoemde bronnen werden overigens niet zomaar overgenomen. Ieder werk werd gecontroleerd op taal en stijl en ook op dogmatische aanvaardbaarheid. Een commissie van negen predikanten kon verklaren dat er niets in de berijmingen stond dat strijdig was met de gereformeerde leer, zoals die was vastgelegd in de Synode van Dordrecht.
De gezongen psalmen hebben voor de protestanten een belangrijke rol gespeeld in hun geloofsbeleving. Daarom ging het er vaak zo fel aan toe als er een nieuwe berijming werd ingevoerd.
Kritiek op Datheen
Na invoering in 1578 heeft de psalmberijming van Petrus Datheen het twee eeuwen volgehouden. Dat is opmerkelijk, omdat er vanaf het begin veel kritiek was. Datheen had de psalmen vanuit de Franse berijming in het Nederlands vertaald in ruim een jaar. Dat het haastwerk was bleek op verschillende punten. Het rijm was soms van slecht niveau, melodie- en tekstaccenten harmonieerden vaak niet en hij had moeite met het ritme. Wie psalm 42 vers 1 uit zijn berijming zingt merkt dat het bij de tweede regel wringt.
Maar er waren ook sterke punten. Datheen gebruikte de volkstaal en zijn werk was doorgloeid van de hartstocht van een sterke geloofsovertuiging. Zo werden zijn psalmen tot geuzeliederen in de strijd tegen de Spanjaarden.
Vele initiatieven waren er om tot een verbeterde versie van Datheens psalmen te komen of daar alternatief voor te bieden. Marnix van St. Adegonde was met zijn berijming uit 1580 een van de eerste. De waardering voor poëtisch gehalte van zijn werk was algemeen, maar toch haalde zijn berijming het niet. Boze tongen beweren dat het mede te wijten was aan boekhandelaren, die niet wilden blijven zitten met een voorraad onverkoopbare psalmboeken van Datheen. Overigens kwam via de berijmingen van de dichter Martinus Nijhoff vele eeuwen later toch nog een beetje uit het werk van Marnix in de berijming van 1968 terecht.
Drie bronnen
Het meest opmerkelijke aan de berijming van 1773 is dat het een staatsberijming was. Stadhouder Willem V schijnt zich persoonlijk met dat initiatief te hebben bemoeid en dat kunnen wij ons in deze tijd niet meer voorstellen, ondanks de toetreding van de ChristenUnie tot het kabinet.
Voor de samenstelling van de nieuwe berijming begon men niet bij het nulpunt. Er werd uit drie bronnen geput. Uit de berijming van de arts Joannes Eusebius Voet nam men 82 berijmingen over en uit die van het dichterscollectief Laus Deo Salus Populo (tot eer van God en heil van de mensen) 58 berijmingen.
De derde bron was het curieuze boek De Hooning-raat der psalm-dichten uit 1686 van een Amsterdamse zilversmid. Deze Hendrick Ghysen was ooit voorzanger geweest in de Amstelkerk en had uit zeventien berijmingen de beste regels gehaald en zodoende een nieuwe berijming samengesteld. Dat deze knip- en plaktechniek tot goede resultaten kon leiden, bewees het feit dat men uit zijn boek tien berijmingen overnam.
Psalmenoproer bij invoering
De invoering van de psalmberijming ging letterlijk niet zonder slag of stoot. Er wordt melding gemaakt van relletjes en plunderingen. Het feit dat het een staatsberijming was, zal dat voor een deel verklaren. Sluimerend ongenoegen tegen de staat kwam bij de invoer naar buiten. Maarten ’t Hart schrijft dat er vooral in zijn geboorteplaats Maassluis flinke tegenstand was.
‘Er werd geroofd, geplunderd en gemarteld, en een van mijn voorouders heeft in de Kleine Kerk twee voorstanders van de nieuwe berijming van de gaanderij gegooid!’ In zijn boek Het psalmenoproer doet hij uitgebreid verslag van de onlusten. Het feit dat de nieuwigheden in het psalmgezang veelal door de hogere kringen werden gepropageerd maakte er ook nog een klassenstrijd van.
Nieuwe manier van zingen
Bij de invoering in 1773 wilde men ook de gemeentezang veranderen in de zogenaamde ‘korte zingtrant’. Het psalmzingen was in de loop van de tijd zeer traag geworden. Het leidde tot wat we tegenwoordig het niet-ritmisch zingen noemen. Daarin was mede de invloed van de volkszang te horen. Het was vooral het opleggen van de nieuwe manier van zingen, die bij velen in het verkeerde keelgat schoot.
Voor het besef van veel kerkgangers werd hen zo iets afgenomen dat direct met hun geloofsbeleving had te maken. De dames Wolff en Deken vertellen in hun roman Sara Burgerhart over Klaas, een visser uit Maassluis. Hij wil met zijn blote handen knokken voor ‘Davis Zalmen’, die heeft hij immers samen met zijn ‘wijf’ Neeltje Gerrits ‘al zestig jaar lang met stichting ezongen, dat et over den diek dreunde’.
Controle
De berijmingen uit de drie genoemde bronnen werden overigens niet zomaar overgenomen. Ieder werk werd gecontroleerd op taal en stijl en ook op dogmatische aanvaardbaarheid. Een commissie van negen predikanten kon verklaren dat er niets in de berijmingen stond dat strijdig was met de gereformeerde leer, zoals die was vastgelegd in de Synode van Dordrecht.