Valcke schreef:Laat ik ter verduidelijking zeggen dat ik bedoelde dat de overheid de gewetens niet mag binden aan door haar opgelegde regels ten aanzien van de vrijheid om de religie te belijden, waartoe ook behoort het openlijk belijden hiervan in gemeenschap met anderen in godsdienstige samenkomsten.
Om actuele voorbeelden te noemen: de overheid mag deze vrijheid niet beperken door een maximum aantal deelnemers als generieke maatregel in te stellen (ongeachte de grootte van gebouwen); de overheid mag deze vrijheid niet beperken door de bediening van sacramenten van voorwaarden te voorzien; de overheid mag deze vrijheid niet beperken door de kerkelijke tucht onmogelijk te maken; de overheid mag deze vrijheid niet beperken door samenzang te verbieden of te beperken. Regels hiervoor behoren niet tot het terrein van de overheid. Een christen kan en mag nooit in zijn geweten door de overheid als het gaat om deze en dergelijke zaken gebonden worden.
Ik begrijp de bedoeling wel. Maar neem nu jouw laatste zin, waarom is dat zo? Als antwoord daarop mijn onderstaande bijdrage.
Het geweten is bekend in de seculiere en religieuze praktijk. Geweten is dus niet iets wat met de religie komt, maar de mens eigen is. Het is ingeschapen in de mens. Dat men zich bewust is van het geweten en daarnaar luistert, is daarom van wezenlijk belang in het bestaan. Het raakt ons mens-zijn.
Het geweten kan vrijspreken of beschuldigen. Dat geeft ook de werking van het geweten aan. Het is een oordelend vermogen. Voor een christen is het geweten altijd religieus van orde. Het geweten kan dan worden omschreven als: het oordeel van de mens over zichzelf in zijn verhouding tot God en in het bijzonder met betrekking tot de wil en de wet van God.
Als nu het geweten een oordeel van de mens over zichzelf is, dan kan dat van buiten nooit gebonden worden. Een mens kan zelf het geweten dichtschroeien, maar een ander kan dat niet. De overheid kan dwang op het geweten uitoefenen, de overheid kan de handelingsvrijheid wegnemen. Maar de overheid kan niet het geweten binden.
Evenmin is het spreken van het persoonlijke geweten een maatstaf welke bevoegdheid een overheid wel of niet heeft of moet hebben. Het geweten zegt niets over wat een ander wel of niet mag doen. Het gaat om de persoonlijke verhouding tot God.
Er wordt regelmatig gewezen op het spreken van God in deze tijd. Nu is God nooit in tegenspraak met zichzelf. Ook is er in Hem geen duisternis. Wanneer we nu ons geweten tegenkomen is het telkens een spreken van God in heel persoonlijke termen. God confronteert ons met zijn wil en wet en laat ons weten dat we hebben gezondigd. Het natuurlijke, het vanzelfsprekende in de uitvoering van Gods wil is weg. Daaruit die sprekende stem van het geweten. Daarom is het beter vooraf te luisteren naar de stem van het geweten, dan achteraf geconfronteerd te worden met een beschuldigend geweten. Want het is God zelf die ons, in ons eigen oordeel, schuldig stelt.
In seculiere termen is het geweten te omschrijven als het vermogen om met jezelf te kunnen leven. Kan ik mezelf nog recht in de ogen kijken. Zou een overheid dit geweten niet moeten respecteren? Wat voor een overheid is het die haar burgers zou verplichten om tegen hun geweten te handelen? Welke overheid kan het verantwoorden dat ze de mens het mens-zijn ontneemt door de mens niet in staat te stellen met zichzelf te leven? Raakt dit niet de kern van het algemeen belang? Is het niet het algemene belang bij uitstek om gewoon mens te kunnen zijn en als mens te kunnen functioneren?
Een overheid die deze grens niet respecteert is niet zinnig, maar vernietigend bezig. Zo’n overheid stelt zichzelf als overheid buiten haar ambt.
Geldt dat niet in veel sterkere mate als het niet om menselijke aangelegenheden gaat, maar om aangelegenheden betreffende de Almachtige God? Is daar niet veel meer voorzichtigheid en respect geboden?
Bij het respecteren van het geweten in religieus licht, ligt ook de grondslag van de samenleving vast, dat is namelijk Gods wet. Daaruit vallen dan de ambten af te leiden. En bij deze ambten kunnen dan de taken, bevoegdhedenheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd. Het bekende artikel 36 NBG geeft daarvoor al een duidelijke voorzet.
Uit de reacties op deze eerder besproken onderwerpen blijkt dat het niet alleen gaat over de vraag hoe de godsdienst vorm krijgt, maar of het dienen van de ware God overeenkomstig zijn wil en wet nog wel mogelijk is.