Demas kreeg de tegenwoordige wereld weer lief.Miscanthus schreef:lees maar over Simon en Demas. Achteraf kun je zeggen dat hun geloof niet waarachtig was, maar op dat moment niet.MBE schreef:Deze posting suggereert dat er eerst geloof was en om wat voor reden nu niet meer. Als we niet met Christus verbonden zijn, zijn we niet in Christus, en zijn we verloren.Miscanthus schreef:]Als dat geloof om wat voor reden er niet meer is, dan zijn we niet meer verbonden met Hem
Zie ook de waarschuwing in Hebreeën 3:12 Ziet toe, broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos, ongelovig hart, om af te wijken van den levenden God;
Tegenwoordig kan voor velen de tegenwoordige wereld en het geloof prima gecombineerd worden. De tegenwoordige wereld is een nauw begrip geworden.
Uiteraard zijn er huichelaars. Deze zijn overigens nooit ingeënt geweest in Christus en zijn nooit begiftigd geweest met het ongeveinsd geloof. Dit zijn niet de mensen waar Christus voor bidt: "Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude".
Er is geen afval der heiligen. Dat is een troost voor Gods volk.
Zeker kan een kind van God vallen, ja diep vallen (David, Petrus) en met zodanige grove zonden vertoornen zij God zeer, vervallen in schuld des doods, bedroeven den Heiligen Geest, verbreken voor een tijd de oefening des geloofs, verwonden zwaarlijk hun consciëntie, en verliezen somwijlen voor een tijd het gevoel der genade; totdat hun, wanneer zij door ernstige boetvaardigheid op den weg wederkeren, het Vaderlijk aanschijn Gods opnieuw verschijnt. Dordtse Leerregels hoofdstuk 5 artikel 5.
Over de zekerheid, schreven de Dordtse vaderen het volgende:
5-9. Van deze bewaring der uitverkorenen tot de zaligheid, en van de volharding der ware gelovigen in het geloof, kunnen de gelovigen zelven verzekerd zijn, en zij zijn het ook, naar de mate des geloofs, waarmede zij zekerlijk geloven dat zij zijn en altijd blijven zullen ware en levende leden der Kerk, dat zij hebben vergeving der zonden en het eeuwige leven.
5-10. En dienvolgens spruit deze verzekerdheid niet uit enige bijzondere openbaring, zonder of buiten het Woord geschied, maar uit het geloof aan de beloften Gods, die Hij in Zijn Woord zeer overvloedig tot onzen troost geopenbaard heeft; uit het getuigenis des Heiligen Geestes, Die met onzen geest getuigt dat wij kinderen en erfgenamen Gods zijn (Rom. 8:16, 17); eindelijk, uit de ernstige en heilige oefening van een goede consciëntie en van goede werken. En zo de uitverkorenen Gods dezen vasten troost in deze wereld niet hadden, dat zij de overwinning behouden zullen, mitsgaders dit onbedrieglijk pand der eeuwige heerlijkheid, zo zouden zij de ellendigste van alle mensen zijn.
Aanbevolen wordt om geheel hoofdstuk 5 te lezen.
Nog mooier zou het zijn als het geschrift geheel gelezen en bestudeerd zal worden in onze gezindte.
Er wordt veel geroemd over Dordtse leerregels, maar helaas bitter weinig uit gelezen.