-DIA- schreef:
Wat dunkt ons: een door Gods Geest ontdekt mens, ziet die op Jezus? Of ziet hij eerst wat anders?
Zomaar een vraagje, ter overdenking, tussendoor.
Waar komt deze reactie uit voort, DIA? Wat vind je eigenlijk concreet van het stukje? Ben je het niet eens met het stukje, vanwege bepaalde redenen? Vind je dat er te weinig beleving, bevinding, o.i.d. in zit? Waarom zou een door God ontdekt mens niet zien op Jezus? Waar lees ik dat? Als Gods Geest ons overtuigt van zonde, en van oordeel, dan drijft dat toch uit tot Christus? Een bekering die niet uitdrijft tot Hem, ís toch geen bekering? De droefheid naar God, wérkt toch een onberouwelijke bekering tot de zaligheid?
-DIA- schreef:eilander schreef:à Brakel zegt ook nog dit, direct na het citaat dat ik hiervóór aanhaalde:
Maar dat zeggen wij vooraf, dat niemand bekommerd moet zijn over de wijze van bekering, omdat hij niet is overgebracht op deze of gene wijze, die men zichzelf voorschrijft, of op welke anderen bekeerd zijn. Als de bekering er is, dan is het wél, en ziet tot uw ontsteltenis niet terug op de wijze, al was de wijze van bekering in u zodanig, dat gij nooit iets dergelijks gelezen of gehoord had. Want de wegen Gods zijn wonderbaar, en de een ondervindt wel iets, daar de andere niet van weet, ook in de gewone weg tot bekering; maar men moet dikwijls terugzien op al de voorzienigheden en wegen, waardoor God ons geleid heeft, dat geeft ons stof van verwondering, van verheerlijking van God, en van vaststelling van zijn staat.
Ik ben benieuwd naar je reactie, DIA.
Dat is de praktijk waar à Brakel over schrijft.
Ik bedoel de ontdekking, de overtuiging, die algemeen, dan wel zaligmakend is. Een waar overtuigde krijgt niet met Jezus van doen, dan zie je eerst dat je tegen God gezondigd heb. Loop de Catechismus maar mee na: Zondag 2, 3, 4.... De zondaar wordt niet naar Jezus gedreven, want die kent en ziet hij niet. Hij weet één ding: Ik heb tegen God gezondigd. Ik kan mijn vreugde en doen en laten niet meer in de wereld vinden. Ik weet één ding: God is recht, en ik heb tegen Hem gezondigd. Dan zie ik Jezus niet. Ik weet niet wie Hij is, ik heb slechts van hem gehoord in het Heilig Woord.
Dat bedoelde ik dus: er is zomaar niet in een keer plaats voor Jezus, voor wie aan zijn verloren staat is ontdekt.
Schrijft ds. Uitslag dat dan? Dat er zomaar in één keer plaats is voor Jezus? En waarom wordt er altijd gewezen op: 'We krijgen niet met Jezus van doen. (...)'? Zondag 2, 3 en 4 staan toch niet lós van de andere zondagen? Het vormt toch een samenhang? Het is toch niet zo dat Gods volk alléén maar zondag 2, 3 en 4 heel hun leven kent en er van de andere zondagen nóóit of zelden iets geleerd wordt, omdat we 'niet met Jezus van doen krijgen'. Zeker, we krijgen eerst met God van doen, maar daar blijft het níet bij...
Onder andere het volgende wordt geschreven:
De oorzaak van deze verwarring kan liggen in onze prediking, aldus ds. Uitslag. „Bijbelteksten kunnen in een bepaald keurslijf geduwd worden.” Als een voorbeeld noemde de predikant Levi, die in het tolhuis „zou zitten zuchten” onder zijn zonden. „Dat is vrome vijandschap tegen de rechtvaardiging van de goddeloze, het is zo aantrekkelijk om iets in de mens te leggen.”
Alleen door eenvoudig te rusten op het volkomen werk van de Heere Jezus Christus kan een mens rechtvaardig staan voor God, stelde de predikant uit Urk. „Als ik eerst zelf wat moet doen, wordt het Evangelie ontkracht.”
Hij gaf het voorbeeld van een weegschaal. „Aan de ene kant je zonden, aan de andere kant de gerechtigheid van Jezus Christus. De verdiensten van Jezus Christus wegen zwaarder dan de zonde, de zaligheid ligt alleen in Hem.”
Hoe word je nu gerechtvaardigd? Ds. Uitslag stelde dat dit alleen kan door te geloven. „Geloven is het tegenovergestelde van werken, het is rusten op de gedane arbeid van de Heere Jezus Christus. Dan heb je niets en kun je ook niets, maar dat geloof richt zich op het Woord van God.”
Lege hand
In het geloof zelf ligt geen waardigheid, aldus ds. Uitslag. „Het geloof is een lege hand, waardoor de weldaden van Christus worden ontvangen. Het is niet de kracht van het geloof die rechtvaardigt, maar het is de Persoon van de Heere Jezus Christus Die rechtvaardigt.”
De vrucht van de rechtvaardiging is het hebben van vrede met God, stelde ds. Uitslag. Hij verwees naar de Engelse predikant Spurgeon, die als jongen rust zocht voor zijn ziel. „Op een zondag sloeg de eenvoudige prediking naar binnen doordat hij persoonlijk opgeroepen werd om te zien op de Heere Jezus Christus. Zo kreeg hij vrede in zijn hart. Christus brengt de ware rust aan.”
Wij als mensen willen ook nog wat in de mens leggen: "Als ik nou maar veel ellende heb over de zonde, en veel ellendekennis ken, en veel zie op mijn slechte zondestaat, wordt ik vast eerder bekeerd dan die...
(vul maar in). Want bij die gaat het zó makkelijk. Je kunt gelijk Jezus aannemen en dan ben je bekeerd... Ik? Ik weet het wel hoor: we zijn slecht. Het gaat zomaar niet... Nee, daar is eerst wat voor nodig. En dat kunnen wij niet. Dat kan alleen God. Lees maar...:
(vul maar in). Johannes 3 vers 16? Dat geldt niet voor ons..., nee, nee, de dominee zei zondag:
(vul maar in). Ik kan me niet bekeren, dat moet God doen. Teksten als 'Bid en u zal gegeven worden.' en: 'Zoekt en gij zult vinden.' en: 'Klopt en u zal opengedaan worden.' gelden alleen voor Gods volk, want dat zijn beloften. Nee, ik kan het niet. Dat moet God doen." Dus eigenlijk: wij als mensen leggen, met een rechtse vromigheid, rechtse armeniaanse gedachten in de mens. We denken dat we met veel ellende over de zonde wat voor God te zijn. En daarnaast vervallen we ook in een valse lijdelijkheid, door steeds te zeggen: Wij kunnen ons niet bekeren, want dat moet God doen. En als er dan gezegd wordt dat we moeten bidden en er in de bijbel staat: 'Bid en u zal gegeven worden.' en: 'Zoekt en gij zult vinden.' en: 'Klopt en u zal opengedaan worden.', dan zeggen we dat dit alleen voor Gods kinderen geldt.
Lees trouwens ook goed wat ds. Uitslag zegt: De
vrucht van de rechtvaardiging is het hebben van vrede met God. Dus niet: het begin... Dat zegt hij helemaal niet...
-DIA- schreef:
Gisteren werd een kenmerk genoemd: Kan ik weten of het een algemene of een ware overtuiging is? Een ware overtuiging gaat niet weg, en wenst niet anders dan door recht verlost te worden, en zijn gebed wordt: Zegt Gij tot mijn ziel: Ik ben Uw heil. Dan voel je wel: Ik kan zo niet voor God bestaan. Dan moet er dus plaats komen voor een Borg en Middelaar. Maar eerst ontdekking: Is er nog enig middel om die welverdiende straf te ontgaan? Wordt dan naar Jezus gewezen? Nee niet direct: God wil dat aan zijn gerechtigheid genoeg geschied. Wie kan dat? Geen schepsel, geen engel, totdat de Christus wordt geopenbaard. Eerder kan er geen rust zijn, en wenst een door Gods Geest bearbeidde ziel ook nergens anders op of in te rusten dan in de Ene Grond, Die hij niet kent. Waar God Zelf plaats voor maakt. Als erop gewezen wordt dat aan Gods recht moet voldaan worden, wordt het van des mensen kant immers een verloren zaak?
Hebt u wel eens een christen ontmoet die behouden is zonder verloren te gaan? Die zegt te leven en de stervensweg niet kent? Ik geloof dat dit toch de bevindelijke weg is: Van ons wordt alles afgesneden, en als ik het niet meer kan verwachten, en Gods recht toeval, dan... Zie ik dan Jezus? Nu moet een mens die dit rechtsgeding gepasseerd is maar verder praten, want theorie zonder praktijkkennis is ook een hachelijke zaak. Wie het vat vatte het.
Als dat zo'n hachelijke zaak is, waarom reageert u dan met zo'n vraag op het stukje van ds. Uitslag, wat bij mij de suggestie wekt dat u het daar niet mee eens bent? Ik voel me eigenlijk een beetje aangevallen hierdoor, want ik geloof van harte dat het stukje van ds. Uitslag toch loepzuiver is...? Het gaat toch niet om wat wij, dé bevindelijke weg vinden? Maar het is toch juist Gods Woord die ons dat leert?