II. DE NATUUR VAN HET GELOOF
Het tweede dat ik vooropstel is, dat het ware geloof aanwezig moet zijn, in al degenen aan wie vaste gronden van troost voorgesteld worden. Het geloof verenigt de ziel met Christus en het neemt er een welgevallen in om naar Gods voorschrift behouden en ter zaligheid gebracht te worden. Ik vraag vooraf slechts deze ene genade in de zielen tot welke ik zal spreken. Zonder deze genade is er niet te spreken tot iemands verzekering, dat alle genade en zaligheid hem zal toekomen.
Het derde dat ik vooropstel is, dat de natuur en het wezen van het zaligmakende geloof niet in één van deze twee dingen bestaat:
1. Een verzekering, of zekere kennis en vertrouwen dat Christus bijvoorbeeld voor mij gestorven is, dat Hij mijn Zaligmaker is, dat ik het leven en de zaligheid door middel van Hem zal hebben. Het geloof is geen overtuiging, noch zoete inbeelding en zekerheid, dat mijn zonden vergeven zijn, dat God mij liefheeft, en mijn God en Vader is om Christus' wil. Menig gelovige heeft geen verzekering dat Christus de zijne is, zodat er dan gelovigen zouden zijn zonder geloof, hetwelk een innerlijke tegenstrijdigheid is. Menig zelfbedrogen huichelaar heeft verzekering en toepassing, dat Christus voor hem gestorven is, dat zijn zonden vergeven zijn, enz. Toch heeft hij geen waar geloof. Daarom behoort de verzekering niet tot het wezen van het geloof. Daarbij komt dat het geloven in de Heere Jezus een plicht is van allen die onder het evangelie zijn. De predikanten moeten het geloof op allen aandringen als een gebod. Die niet in Christus gelooft, zondigt zwaar. Maar het is niet de plicht van allen die het evangelie horen om verzekerd te zijn en vast te vertrouwen dat Christus voor ons gestorven is. Dat zou een leugen zijn, en een leugen moet niemand geloven. Ook een predikant mag niet aandringen om een leugen te geloven, namelijk dat Christus voor allen, aan wie het evangelie aangeboden wordt, gestorven is.
Dus bestaat de natuur en het wezen van het ware geloof niet in een verzekering of vast vertrouwen, "dat óók mij de vergeving der zonden, de eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is uit loutere genade, om Christus' wil", zoals de Catechismus zegt. Of zoals het formulier van het Heilig Avondmaal zegt, "dat het een geloof zou zijn, van deze gewisse belofte van God, dat mij al mijn zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn, en de volkomen gerechtigheid van Christus mij als mijn eigen gerechtigheid toegerekend en geschonken zij", enz.
2. Het geloof bestaat ook niet ineen daad van het verstand op zichzelf, zonder dat de mens verder gaat en een daad van de wil of van het hart oefent. Het geloof is niet slechts een toestemming van het gemoed, of van het verstand van al de geopenbaarde waarheden van God als onfeilbare waarheden. Het is ook niet de verstandelijke toestemming van al de evangelische waarheden, dat God in liefde en genade de zondaars wil vergeven, en het leven wil brengen door Jezus Christus' bloed en bemiddeling. Deze verstandelijke toestemming wordt wel volstrekt vereist. Zonder dit kan geen evangelisch of zaligmakend geloof bestaan. Want zij is als de wortel en de fundamentele grond van alles wat de ziel in het geloof doet. Maar ook de duivelen nemen die waarheden van het evangelie als Goddelijke en onfeilbare waarheden aan, zoals blijkt uit Markus 1:24; 5:2, 6, 7, 10, 12; Lukas 8:28, 31 32, Matth. 8:28, 31; Jak. 2:19. Ook vele tijdgelovigen doen dat, Joh. 2:23 24; 8:31, 33 34; Hand. 8:13. Toch missen zij het zaligmakende geloof.
Ik voeg er nog deze redenen bij:
(1) Het geloof neemt de Persoon van Christus met de verlossing aan, zoals Hij door God wordt aangeboden. Daarom is het niet het verstand, dat een aangeboden zaak of persoon aanneemt, maar de wil.
(2) Het geloven in Christus wordt in de Schrift anders uitgedrukt door vertrouwen, steunen, leunen en rusten op Hem. Dat steunen en leunen is een daad van de wil, want men steunt op iemand om enig goed, waarnaar de wil uitgaat.
(3) De wil trouwt door geloof aan Christus. De huwelijksvereniging geschiedt door geloof. Men trouwt niet met zijn verstand, maar door zijn wil, Rom. 7:4; Jer. 3:14; 2 Kor. 11:2.
(4) Christus woont door het geloof in het hart en met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, Eféze 3:17; Rom. 10:10. Onder het hart wordt niet het verstand, maar óf de wil óf de hele ziel verstaan.
(5) Door het geloof komt men tot Christus. Men moet door de wil komen, anders komt men in het geheel niet tot Christus, Openb. 22:17; Joh. 5:40.
Het vierde dat ik vooropstel is, dat het wezen en de eigen natuur van het evangelisch zaligmakend en rechtvaardigmakend geloof bestaat in een aannemen en omhelzen van Christus, zoals Hij in het evangelie wordt voorgehouden. Omdat het begrip van deze beschrijving van het geloof vooraf nodig is, zal ik de natuur en werking van dit geloof door verschillende schriftuurlijke uitdrukkingen verder uiteenzetten.
God heeft in Zijn eeuwige wijsheid, liefde en genade een weg des levens en der zaligheid uitgedacht, vastgesteld en in Zijn Woord geopenbaard. Verloren, zondige, machteloze en rampzalige mensen kunnen uit vrije genade door Christus behouden worden. In die weg der zaligheid heeft God in de eerste plaats Zijn eigen eer op het oog, namelijk:
1. De eer van Zijn rechtvaardigheid; die rechtvaardigheid Gods wordt geopenbaard van geloof tot geloof, Rom. 1:17. Wij worden, zegt de apostel, om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is, Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, Rom. 3:24 26.
2. De eer van Zijn liefde, Zijn oneindige mensenliefde; alzo lief heeft God de wereld gehad, Joh. 3:16. Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft, 1 Joh. 3:16. Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, tot een verzoening voor onze zonden, opdat wij zouden leven door Hem, 1 Joh. 4:9 10; Titus 3:4 5; Eféze 2:4 5.
3. De eer van Zijn genade en barmhartigheid, want God heeft ons begenadigd in den Geliefde, tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, Eféze 1:5 6.
4. De eer van Zijn wijsheid; want Christus de gekruiste is de wijsheid Gods, 1 Kor. 1:24. Opdat door de gemeente bekend gemaakt worde de veelvuldige wijsheid Gods, Eféze 3:10.
5. De eer van Zijn kracht: Wij prediken, zegt Paulus, Christus, de kracht Gods, 1 Kor. 1:23 24. Het evangelie van Christus is een kracht Gods tot zaligheid, Rom. 1:16. Zijn Goddelijke kracht schenkt ons alles wat tot het leven en tot de Godzaligheid behoort, 2 Petrus 1:3.
6. De eer van Zijn getrouwheid; daarom is ze uit het geloof, zegt de apostel, opdat ze zij naar genade, teneinde de belofte vast zij al den zade, Rom. 4:16.
7. De eer van Zijn waarheid; hierin wil God dat men verzegele, dat Hij waarachtig is, Joh. 3:33; in het getuigenis dat Hij van Zijn Zoon getuigd heeft, en dat Hij het eeuwig leven geeft in Zijn Zoon, 1 Joh. 5:9 12. Dus schijnt Gods heerlijkheid in het aangezicht van Jezus Christus, 2 Kor. 4:6, en in het evangelie is de heerlijkheid des Heeren te zien als in een spiegel, 2 Kor. 3:18; 2 Kor. 4:6; 2 Tim. 1:10. Hier is dan het Voorwerp van het geloof.
Het geloof zelf, het rechtvaardigmakend en zaligmakend geloof, dat in het evangelie vereist wordt, bestaat hierin: De zondaar bevindt zichzelf geheel verloren en machteloos. Hij ontvangt deze voorstellingen en openbaringen van Gods weg om zondaren zalig te maken en dit gebod om deze weg te omhelzen. Hij doet aldus: Hij erkent en stemt toe al die heerlijke eigenschappen van God, zoals die geopenbaard en vertoond worden in die weg des levens, der rechtvaardigheid en der zaligheid en hij is tevreden om door die weg behouden te worden. Hij wil aan God de eer, die Hij in deze weg beoogt, toeschrijven. Hij keurt die weg zeer goed, heerlijk, God betamelijk, wenselijk en zeker, omdat deze voortvloeit uit Gods liefde, genade en wijsheid en omdat deze weg waarlijk zoveel in zich heeft, zodat een groot zondaar daarop veilig mag vertrouwen en bouwen. Zo geeft hij door het geloof God de eer, Rom. 4:20.
http://www.theologienet.nl/documenten/K ... ronden.rtf