Erasmiaan schreef:Geka schreef:Erasmiaan schreef:Geka schreef:Wat betekent en verzegelt de doop dan, als het Gods belofte niet is?
Dat de er een verbond van God is met Zijn eniggeboren Zoon waardoor er weer een verse en levende toegang tot God is (dat was door het werkverbond niet meer mogelijk).
Dank dat je op mijn vraag in wilt gaan. Je antwoord is algemeen. De doop betekent en verzegelt dat er een genadeverbond is. Is daarmee alles gezegd?
Ik zou opnieuw een vraag willen stellen in reactie op jouw reactie: wat betekent het dan dat dit verbond in de Naam van de Drie-enige God betekend en verzegeld wordt in het sacrament van de kinderdoop, aan het hoofd van een kind.
Wat zegt dat over de relatie van
dat kind t.o.v. het genadeverbond?
Tja Geka, je weet nu toch zo onderhand wel wat ik daar op zal gaan antwoorden (met alle oude gereformeerde theologen): dat ze uitwendig in het genadeverbond zijn. Net zoals Ismaël wel het teken van het verbond kreeg (de besnijdenis) maar God met Izaäk Zijn verbond oprichtte.
Of jouw antwoord daarmee identiek is aan
alle oude gereformeerde theologen lijkt me persoonlijk een stelling die niet juist is. Ds. Kempeneers geeft aan dat er in de gereformeerde theologie wat dit punt betreft verschillende stromingen te vinden zijn. En ook ds. Schot haalde dat nog aan in zijn recensie. Maar dat is een zijspoor.
Ze zijn uitwendig in het genadeverbond zeg je. Voordat ik daar op reageer wil ik eerst nadrukkelijk aangeven - in de lijn van Calvijn - nadrukkelijk te willen spreken over twee rijen van kinderen in het verbond.
Maar dat gezegd hebbende, wil ik ook graag ingaan op wat jij noemt het uitwendig in het genadeverbond zijn. Wat houdt dat dan precies in? Welke betekenis heeft de verbondsbelofte voor hen die 'uitwendig' in het genadeverbond zijn? Wat is 'uitwendig'?
Hoe kan de belofte de grond van het geloof zijn, wanneer deze niet algemeen aan allen aangeboden wordt?
Volgens mij zijn dat hele indringende vragen die om een antwoord vragen, voor pastoraat en prediking.
Je noemt het voorbeeld van Ismael en Izak. Betekenen de woorden 'Maar met Izak zal Ik mijn verbond oprichten' werkelijk dat Ismael buiten het verbond stond? Zou die tekst dan in strijd zijn met de woorden van de Heere aan Abraham dat Hij Zijn verbond zal oprichten tussen Abraham en zijn nakomelingen?
Of hebben de woorden over Izak vooral de betekenis dat via het geslacht van Izak de verbondslijn verder zal gaan? Naar mijn indruk is dat laatste het geval. Ook Ismael was een verbondskind. Hij was immers een besnedene! En omdat hij een verbondskind was, werd hij besneden. Niet andersom.
En wat te denken van Jacob en Ezau? Was Ezau een verbondskind of niet? Hij had de eerstgeboortezegen. Hij
had die! Maar hij verachtte de inhoud ervan, en ging daarom om eigen schuld verloren. En zeker, dat staat niet los van Gods Raad: Jacob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat. Maar dat doet niets af van het feit dat Ezau een verbondskind is, die de belofte van het verbond in zijn ongeloof verworpen heeft.
Kortom, het spreken over uitwendig en inwendig is, evenals zoveel andere bewoordingen, een poging om deze Bijbelse spanning recht te doen en onder woorden te brengen. De spanning dat je een verbondskind kunt zijn, dat toch verloren gaat.
Het is een moeilijke kwestie om hier in ons spreken aan alle facetten van de Schrift recht te doen. Toch, als we het erover eens zijn dat het verbond in de NT gemeente niet wezenlijk verschilt van het verbond in de OT bedeling onder Israel; dan zien we toch hoe de beloften van de Heere aan het OT Israel in het geheel worden verkondigd! Zie bijv. Psalm 81.
Maar dat de
vervulling van de beloften alleen de gelovigen geldt!. Naar mijn vaste overtuiging is diezelfde lijn ook nu te trekken in de NT verbondsgemeente.
Misschien moet ik de vraag trouwens anders aan je stellen. Je geeft aan dat de doop een pleitgrond is. Maar wat geeft een gedoopte de
rechtsgrond om te pleiten? En
waarop kan en mag de gedoopte dan pleiten, als er aan hem of haar in het bijzonder geen toezegging gedaan is? Is pleiten
zonder dat daar een persoonlijk gegeven rechtsgrond voor is, geen brutaliteit?