Bert Mulder schreef:Amen. Nadat God ons levend gemaakt heeft zonder middel, wordt geloof wordt door God in ons hart gewerkt door de prediking
Volgens mij is het Woord het zaad der wedergeboorte, maar nu blijkt er al een zaad te zijn en moet het Woord er nog bij komen?? Dat is niet bijbels en niet gereformeerd.[/quote]
Niet gereformeerd? De Dordtse Leerregels ook niet gereformeerd dan:
3/4-11. Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van denzelfden wederbarenden Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
3/4-12. En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
de Heidelberger ook niet:
Vr.8. Maar zijn wij alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?
Antw. Ja wij a; tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden b.
en de Nederlandse geloofsbelijdenis:
]Artikel 22. Van onze rechtvaardigmaking door het geloof in Jezus Christus.
Wij geloven, dat, om ware kennis dezer grote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt, en niets anders meer buiten Hem zoekt. Want het moet noodzakelijk volgen, òf dat niet al wat tot onze zaligheid van node is, in Jezus Christus zij; òf, zo het alles in Hem is, dat degene die Jezus Christus door het geloof bezit, zijn gehele zaligheid heeft. Nu, dat men zeggen zou dat Christus niet genoegzaam is, maar dat er nog benevens Hem iets meer toe behoeft, ware een al te ongeschikte godslastering; want daaruit zou volgen dat Christus maar een halve Zaligmaker ware. Daarom zeggen wij terecht met Paulus dat wij door het geloof alleen, of door het geloof zonder de werken gerechtvaardigd worden (Rom. 3:28). Doch wij verstaan niet dat het, om eigenlijk te spreken, het geloof zelf is, dat ons rechtvaardigt; want het is maar een instrument, waarmede wij Christus, onze rechtvaardigheid, omhelzen. Maar Jezus Christus, ons toerekenende al Zijn verdiensten en zo veel heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan, is onze rechtvaardigheid; en het geloof is een instrument, dat ons met Hem in de gemeenschap van al Zijn goederen houdt; dewelke, de onze geworden zijnde, ons meer dan genoegzaam zijn tot onze vrijspreking van onze zonden.
en Calvijn was ook niet gereformeerd. In elk geval niet Calvinistisch dan:
We must now see in what way we become possessed of the blessings which God has bestowed on his only-begotten Son, not for private use, but to enrich the poor and needy. And the first thing to be attended to is, that so long as we are without Christ and separated from him, nothing which he suffered and did for the salvation of the human race is of the least benefit to us. To communicate to us the blessings which he received from the Father, he must become ours and dwell in us. Accordingly, he is called our Head, and the first-born among many brethren, while, on the other hand, we are said to be ingrafted into him and clothed with him, all which he possesses being, as I have said, nothing to us until we become one with him. And although it is true that we obtain this by faith, yet since we see that all do not indiscriminately embrace the offer of Christ which is made by the gospel, the very nature of the case teaches us to ascend higher, and inquire into the secret efficacy of the Spirit, to which it is owing that we enjoy Christ and all his blessings. I have already treated of the eternal essence and divinity of the Spirit, (Book 1 chap. 13 sect. 14, 15;) let us at present attend to the special point, that Christ came by water and blood, as the Spirit testifies concerning him, that we might not lose the benefits of the salvation which he has purchased. For as there are said to be three witnesses in heaven, the Father, the Word, and the Spirit, so there are also three on the earth, namely, water, blood, and Spirit. It is not without cause that the testimony of the Spirit is twice mentioned, a testimony which is engraven on our hearts by way of seal, and thus seals the cleansing and sacrifice of Christ For which reason, also, Peter says, that believers are "elect" "through sanctification of the Spirit, unto obedience and sprinkling of the blood of Jesus Christ," (1 Pet. 1: 2.) By these words he reminds us, that if the shedding of his sacred blood is not to be in vain, our souls must be washed in it by the secret cleansing of the Holy Spirit. For which reason, also, Paul, speaking of cleansing and purification, says, "but ye are washed, but ye are sanctified, but ye are justified in the name of the Lord Jesus and by the Spirit of our God," (1 Cor. 6: 11.) The whole comes to this that the Holy Spirit is the bond by which Christ effectually binds us to himself. Here we may refer to what was said in the last Book concerning his anointing.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.