Pagina 122 van 136

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 26 nov 2012, 19:18
door Democritus
alias schreef:Collega's van huisman.

http://video.elsevier.nl/#!clip/2086259
Hier nog iets vergelijkbaars het Breitling Jetteam

http://www.breitling-jet-team.com/evolution.html (klik op de manouvres en formations)

Ik heb ze één keer mogen zien vliegen en dat was wel indrukwekkend om te zien.

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 26 nov 2012, 19:32
door huisman
Democritus schreef:
alias schreef:Collega's van huisman.

http://video.elsevier.nl/#!clip/2086259
Hier nog iets vergelijkbaars het Breitling Jetteam

http://www.breitling-jet-team.com/evolution.html (klik op de manouvres en formations)

Ik heb ze één keer mogen zien vliegen en dat was wel indrukwekkend om te zien.
Ik heb hier een wat slechtere herinnering aan. Ik kan hier niet teveel over posten maar ik was erg dicht betrokken bij deze crash van nr2 van het Breitlingteam op 15 sept 2012

Afbeelding

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 26 nov 2012, 19:47
door Democritus
huisman schreef:
Democritus schreef:
alias schreef:Collega's van huisman.

http://video.elsevier.nl/#!clip/2086259
Hier nog iets vergelijkbaars het Breitling Jetteam

http://www.breitling-jet-team.com/evolution.html (klik op de manouvres en formations)

Ik heb ze één keer mogen zien vliegen en dat was wel indrukwekkend om te zien.
Ik heb hier een wat slechtere herinnering aan. Ik kan hier niet teveel over posten maar ik was erg dicht betrokken bij deze crash van nr2 van het Breitlingteam op 15 sept 2012
Ik had het inderdaad gelezen dat recentelijk één van de jets tijdens een terugvlucht van een demo was neergestort. Ik heb ze twee of drie jaar geleden gezien bij de airborne herdenking op de Ginkelse heide.

Ondanks de recente crash, bleef ik de demo destijds als leek i.e.g. indrukwekkend vinden. Als je ziet dat ze bijna op elkaars vleugels zitten en puur op zicht en vertrouwen vliegen dan blijf ik het een staaltje vakmanschap vinden.

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 26 nov 2012, 20:02
door huisman
Dit zijn de echte toppers USAF Thunderbirds

http://www.patricksaviation.com/videos/cpasley/5700/

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 26 nov 2012, 20:22
door Democritus
huisman schreef:Dit zijn de echte toppers USAF Thunderbirds

http://www.patricksaviation.com/videos/cpasley/5700/
Mwah die doen het ook wel aardig.... sommige manouvres lijken bewegingen van een robot.
Maar om die een keer te bekijken zullen we een keer naar de overkant van plas moeten.

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 27 nov 2012, 08:21
door MarthaMartha
mmm... ik blijf het toch spelen met je leven vinden, gewoon voor de show....

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 27 dec 2012, 16:51
door jakobmarin
Een heer in de trein

De trein naar den Haag stond op het Centraal Station en ik zat alleen in de coupé, maar even voor we wegreden kwam er een man binnen.
Een grote, plompe, door en door Hollandse man van een jaar of zestig, terdege ingebakerd.
‘Goedemorgen,’ zei ik.
Hij antwoordde niet doch begon zich te ontdoen van handschoenen, hoed, sjaal en overjas op een manier of al deze handelingen hem met diepe weerzin vervulden.
Geen zonnetje in huis, dat stond wel vast. De hoed legde hij in het bagagenet en de jas hing hij aan het haakje vlak bij het raam.
Daarop liet hij zijn grote hoeveelheid kilogrammen op de plaats tegenover mij neer.
Aangezien hij gedeeltelijk op zijn jas was gaan zitten, brak het lusje en viel de bovenkant van dit kledingstuk over zijn hoofd heen.
Ik lachte.
Je ziet het in treinen télkens weer gebeuren en mijn gelaatsspieren zijn er eenvoudig niet tegen bestand.
De man – de lippen bitter op elkaar geknepen – bleef roerloos zitten en keek mij met zijn sombere zwarte ogen vernietigend aan.
‘Moet jij daar zo om lachen?’ vroeg hij.
De kraag van de jas hing nog steeds over zijn grimmig hoofd als een soort monnikskap.
‘Het spijt me,’ zei ik.
De man verhief zich langzaam en sprak, terwijl hij de jas opvouwde en in het bagagenet legde: ‘Hè, wat leuk.
Iemand breekt het lusje van zijn jas. En daar gaat een volwassen vent om zitten lachen.’
‘Ik kan het niet helpen,’ zei ik. ‘Ik moet altijd lachen als ’t gebeurt.
Hij ging weer zitten, legde zijn handen op zijn knieën en stelde vast: ‘Da’s dan een héle vreemde afwijking.’
Deze keer liet ik het bij een knik.
Terwijl ik, om het incident definitief af te ronden, uit het raam begon te kijken, voelde ik dat zijn norse blik nog steeds op mij was gericht.
Nu kwam de kelner met zijn blad en de man nam een kop koffie. Daar mijn nek een beetje stijf begon te worden van het krampachtig uit het raam kijken,
draaide ik mijn hoofd weer recht. Hij keek niet langer naar mij maar naar de koffie op het klaptafeltje.
Nadat hij er suiker ingedaan had, tilde hij het kopje op om het naar zijn lippen te brengen.
Nu zijn treinen volstrekt onberekenbaar.
Vaak liggen ze, lange tijd achtereen, zeer vast in de rails maar op een nooit vooruit te becijferen moment beginnen ze opeens een poosje te bibberen,
te zwaaien en te schokken.
Hoe het komt weet ik niet.
Maar vast stond dat onze trein juist zo’n aanval kreeg toen de man de volle kop bijna aan zijn mond had getild,
zodat een aanzienlijke hoeveelheid van de koffie op zijn das en op zijn vest terecht kwam.
Weer lachte ik.
Zo weinig mogelijk.
Opnieuw bleef de man geruime tijd roerloos zitten met de bitter toegeknepen lippen en de blik vol verachting op mij gericht.
‘Is dat ook zo leuk?’ vroeg hij eindelijk.
‘Het spijt me,’ zei ik.
Hij haalde een zakdoek te voorschijn en begon daar mee over zijn besmeurde buik te wrijven, mij steeds grimmig in het oog houdend.
‘Iemand bemorst zijn kleding,’ zei hij, ‘o, wat geestig is dat.’
Ik ging maar weer uit het raam zitten kijken en bleef daarmee voortgaan tot we afremden voor Leiden.
Daar moest hij wezen want hij stond op, deed jas en sjaal aan en zette zijn hoed op.
Toen hij bezig was de coupé te verlaten voegde hij mij nog schamper toe: ‘Ik ga er uit. Misschien moet je daar óók wel om lachen.’
Omdat hij het onder het lopen zei, niet voor zich uit maar naar mij kijkend, stootte hij zijn hoofd zeer krachtig tegen het coupédeurtje en verdween kermend uit het gezicht.
Ik moest inderdaad wéér lachen. Het spijt me. Ik kan het niet helpen.

Simon Carmiggelt

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 27 dec 2012, 17:16
door Terri
jakobmarin schreef:
Een heer in de trein

De trein naar den Haag stond op het Centraal Station en ik zat alleen in de coupé, maar even voor we wegreden kwam er een man binnen.
Een grote, plompe, door en door Hollandse man van een jaar of zestig, terdege ingebakerd.
‘Goedemorgen,’ zei ik.
Hij antwoordde niet doch begon zich te ontdoen van handschoenen, hoed, sjaal en overjas op een manier of al deze handelingen hem met diepe weerzin vervulden.
Geen zonnetje in huis, dat stond wel vast. De hoed legde hij in het bagagenet en de jas hing hij aan het haakje vlak bij het raam.
Daarop liet hij zijn grote hoeveelheid kilogrammen op de plaats tegenover mij neer.
Aangezien hij gedeeltelijk op zijn jas was gaan zitten, brak het lusje en viel de bovenkant van dit kledingstuk over zijn hoofd heen.
Ik lachte.
Je ziet het in treinen télkens weer gebeuren en mijn gelaatsspieren zijn er eenvoudig niet tegen bestand.
De man – de lippen bitter op elkaar geknepen – bleef roerloos zitten en keek mij met zijn sombere zwarte ogen vernietigend aan.
‘Moet jij daar zo om lachen?’ vroeg hij.
De kraag van de jas hing nog steeds over zijn grimmig hoofd als een soort monnikskap.
‘Het spijt me,’ zei ik.
De man verhief zich langzaam en sprak, terwijl hij de jas opvouwde en in het bagagenet legde: ‘Hè, wat leuk.
Iemand breekt het lusje van zijn jas. En daar gaat een volwassen vent om zitten lachen.’
‘Ik kan het niet helpen,’ zei ik. ‘Ik moet altijd lachen als ’t gebeurt.
Hij ging weer zitten, legde zijn handen op zijn knieën en stelde vast: ‘Da’s dan een héle vreemde afwijking.’
Deze keer liet ik het bij een knik.
Terwijl ik, om het incident definitief af te ronden, uit het raam begon te kijken, voelde ik dat zijn norse blik nog steeds op mij was gericht.
Nu kwam de kelner met zijn blad en de man nam een kop koffie. Daar mijn nek een beetje stijf begon te worden van het krampachtig uit het raam kijken,
draaide ik mijn hoofd weer recht. Hij keek niet langer naar mij maar naar de koffie op het klaptafeltje.
Nadat hij er suiker ingedaan had, tilde hij het kopje op om het naar zijn lippen te brengen.
Nu zijn treinen volstrekt onberekenbaar.
Vaak liggen ze, lange tijd achtereen, zeer vast in de rails maar op een nooit vooruit te becijferen moment beginnen ze opeens een poosje te bibberen,
te zwaaien en te schokken.
Hoe het komt weet ik niet.
Maar vast stond dat onze trein juist zo’n aanval kreeg toen de man de volle kop bijna aan zijn mond had getild,
zodat een aanzienlijke hoeveelheid van de koffie op zijn das en op zijn vest terecht kwam.
Weer lachte ik.
Zo weinig mogelijk.
Opnieuw bleef de man geruime tijd roerloos zitten met de bitter toegeknepen lippen en de blik vol verachting op mij gericht.
‘Is dat ook zo leuk?’ vroeg hij eindelijk.
‘Het spijt me,’ zei ik.
Hij haalde een zakdoek te voorschijn en begon daar mee over zijn besmeurde buik te wrijven, mij steeds grimmig in het oog houdend.
‘Iemand bemorst zijn kleding,’ zei hij, ‘o, wat geestig is dat.’
Ik ging maar weer uit het raam zitten kijken en bleef daarmee voortgaan tot we afremden voor Leiden.
Daar moest hij wezen want hij stond op, deed jas en sjaal aan en zette zijn hoed op.
Toen hij bezig was de coupé te verlaten voegde hij mij nog schamper toe: ‘Ik ga er uit. Misschien moet je daar óók wel om lachen.’
Omdat hij het onder het lopen zei, niet voor zich uit maar naar mij kijkend, stootte hij zijn hoofd zeer krachtig tegen het coupédeurtje en verdween kermend uit het gezicht.
Ik moest inderdaad wéér lachen. Het spijt me. Ik kan het niet helpen.

Simon Carmiggelt
:)

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 17 jan 2013, 19:49
door jakobmarin
Afbeelding

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 17 jan 2013, 19:59
door parsifal
Als variant: een vrouw in de trein: http://www.rtl.nl/(/actueel/rtlnieuws/o ... onblok.xml
jakobmarin schreef:Een heer in de trein

De trein naar den Haag stond op het Centraal Station en ik zat alleen in de coupé, maar even voor we wegreden kwam er een man binnen.
Een grote, plompe, door en door Hollandse man van een jaar of zestig, terdege ingebakerd.
‘Goedemorgen,’ zei ik.
Hij antwoordde niet doch begon zich te ontdoen van handschoenen, hoed, sjaal en overjas op een manier of al deze handelingen hem met diepe weerzin vervulden.
Geen zonnetje in huis, dat stond wel vast. De hoed legde hij in het bagagenet en de jas hing hij aan het haakje vlak bij het raam.
Daarop liet hij zijn grote hoeveelheid kilogrammen op de plaats tegenover mij neer.
Aangezien hij gedeeltelijk op zijn jas was gaan zitten, brak het lusje en viel de bovenkant van dit kledingstuk over zijn hoofd heen.
Ik lachte.
Je ziet het in treinen télkens weer gebeuren en mijn gelaatsspieren zijn er eenvoudig niet tegen bestand.
De man – de lippen bitter op elkaar geknepen – bleef roerloos zitten en keek mij met zijn sombere zwarte ogen vernietigend aan.
‘Moet jij daar zo om lachen?’ vroeg hij.
De kraag van de jas hing nog steeds over zijn grimmig hoofd als een soort monnikskap.
‘Het spijt me,’ zei ik.
De man verhief zich langzaam en sprak, terwijl hij de jas opvouwde en in het bagagenet legde: ‘Hè, wat leuk.
Iemand breekt het lusje van zijn jas. En daar gaat een volwassen vent om zitten lachen.’
‘Ik kan het niet helpen,’ zei ik. ‘Ik moet altijd lachen als ’t gebeurt.
Hij ging weer zitten, legde zijn handen op zijn knieën en stelde vast: ‘Da’s dan een héle vreemde afwijking.’
Deze keer liet ik het bij een knik.
Terwijl ik, om het incident definitief af te ronden, uit het raam begon te kijken, voelde ik dat zijn norse blik nog steeds op mij was gericht.
Nu kwam de kelner met zijn blad en de man nam een kop koffie. Daar mijn nek een beetje stijf begon te worden van het krampachtig uit het raam kijken,
draaide ik mijn hoofd weer recht. Hij keek niet langer naar mij maar naar de koffie op het klaptafeltje.
Nadat hij er suiker ingedaan had, tilde hij het kopje op om het naar zijn lippen te brengen.
Nu zijn treinen volstrekt onberekenbaar.
Vaak liggen ze, lange tijd achtereen, zeer vast in de rails maar op een nooit vooruit te becijferen moment beginnen ze opeens een poosje te bibberen,
te zwaaien en te schokken.
Hoe het komt weet ik niet.
Maar vast stond dat onze trein juist zo’n aanval kreeg toen de man de volle kop bijna aan zijn mond had getild,
zodat een aanzienlijke hoeveelheid van de koffie op zijn das en op zijn vest terecht kwam.
Weer lachte ik.
Zo weinig mogelijk.
Opnieuw bleef de man geruime tijd roerloos zitten met de bitter toegeknepen lippen en de blik vol verachting op mij gericht.
‘Is dat ook zo leuk?’ vroeg hij eindelijk.
‘Het spijt me,’ zei ik.
Hij haalde een zakdoek te voorschijn en begon daar mee over zijn besmeurde buik te wrijven, mij steeds grimmig in het oog houdend.
‘Iemand bemorst zijn kleding,’ zei hij, ‘o, wat geestig is dat.’
Ik ging maar weer uit het raam zitten kijken en bleef daarmee voortgaan tot we afremden voor Leiden.
Daar moest hij wezen want hij stond op, deed jas en sjaal aan en zette zijn hoed op.
Toen hij bezig was de coupé te verlaten voegde hij mij nog schamper toe: ‘Ik ga er uit. Misschien moet je daar óók wel om lachen.’
Omdat hij het onder het lopen zei, niet voor zich uit maar naar mij kijkend, stootte hij zijn hoofd zeer krachtig tegen het coupédeurtje en verdween kermend uit het gezicht.
Ik moest inderdaad wéér lachen. Het spijt me. Ik kan het niet helpen.

Simon Carmiggelt

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 17 jan 2013, 20:32
door Zita
parsifal schreef:Als variant: een vrouw in de trein: http://www.rtl.nl/(/actueel/rtlnieuws/o ... onblok.xml
jakobmarin schreef:Een heer in de trein

De trein naar den Haag stond op het Centraal Station en ik zat alleen in de coupé, maar even voor we wegreden kwam er een man binnen.
Een grote, plompe, door en door Hollandse man van een jaar of zestig, terdege ingebakerd.
‘Goedemorgen,’ zei ik.
Hij antwoordde niet doch begon zich te ontdoen van handschoenen, hoed, sjaal en overjas op een manier of al deze handelingen hem met diepe weerzin vervulden.
Geen zonnetje in huis, dat stond wel vast. De hoed legde hij in het bagagenet en de jas hing hij aan het haakje vlak bij het raam.
Daarop liet hij zijn grote hoeveelheid kilogrammen op de plaats tegenover mij neer.
Aangezien hij gedeeltelijk op zijn jas was gaan zitten, brak het lusje en viel de bovenkant van dit kledingstuk over zijn hoofd heen.
Ik lachte.
Je ziet het in treinen télkens weer gebeuren en mijn gelaatsspieren zijn er eenvoudig niet tegen bestand.
De man – de lippen bitter op elkaar geknepen – bleef roerloos zitten en keek mij met zijn sombere zwarte ogen vernietigend aan.
‘Moet jij daar zo om lachen?’ vroeg hij.
De kraag van de jas hing nog steeds over zijn grimmig hoofd als een soort monnikskap.
‘Het spijt me,’ zei ik.
De man verhief zich langzaam en sprak, terwijl hij de jas opvouwde en in het bagagenet legde: ‘Hè, wat leuk.
Iemand breekt het lusje van zijn jas. En daar gaat een volwassen vent om zitten lachen.’
‘Ik kan het niet helpen,’ zei ik. ‘Ik moet altijd lachen als ’t gebeurt.
Hij ging weer zitten, legde zijn handen op zijn knieën en stelde vast: ‘Da’s dan een héle vreemde afwijking.’
Deze keer liet ik het bij een knik.
Terwijl ik, om het incident definitief af te ronden, uit het raam begon te kijken, voelde ik dat zijn norse blik nog steeds op mij was gericht.
Nu kwam de kelner met zijn blad en de man nam een kop koffie. Daar mijn nek een beetje stijf begon te worden van het krampachtig uit het raam kijken,
draaide ik mijn hoofd weer recht. Hij keek niet langer naar mij maar naar de koffie op het klaptafeltje.
Nadat hij er suiker ingedaan had, tilde hij het kopje op om het naar zijn lippen te brengen.
Nu zijn treinen volstrekt onberekenbaar.
Vaak liggen ze, lange tijd achtereen, zeer vast in de rails maar op een nooit vooruit te becijferen moment beginnen ze opeens een poosje te bibberen,
te zwaaien en te schokken.
Hoe het komt weet ik niet.
Maar vast stond dat onze trein juist zo’n aanval kreeg toen de man de volle kop bijna aan zijn mond had getild,
zodat een aanzienlijke hoeveelheid van de koffie op zijn das en op zijn vest terecht kwam.
Weer lachte ik.
Zo weinig mogelijk.
Opnieuw bleef de man geruime tijd roerloos zitten met de bitter toegeknepen lippen en de blik vol verachting op mij gericht.
‘Is dat ook zo leuk?’ vroeg hij eindelijk.
‘Het spijt me,’ zei ik.
Hij haalde een zakdoek te voorschijn en begon daar mee over zijn besmeurde buik te wrijven, mij steeds grimmig in het oog houdend.
‘Iemand bemorst zijn kleding,’ zei hij, ‘o, wat geestig is dat.’
Ik ging maar weer uit het raam zitten kijken en bleef daarmee voortgaan tot we afremden voor Leiden.
Daar moest hij wezen want hij stond op, deed jas en sjaal aan en zette zijn hoed op.
Toen hij bezig was de coupé te verlaten voegde hij mij nog schamper toe: ‘Ik ga er uit. Misschien moet je daar óók wel om lachen.’
Omdat hij het onder het lopen zei, niet voor zich uit maar naar mij kijkend, stootte hij zijn hoofd zeer krachtig tegen het coupédeurtje en verdween kermend uit het gezicht.
Ik moest inderdaad wéér lachen. Het spijt me. Ik kan het niet helpen.

Simon Carmiggelt
Ik heb al heel veel Carmiggeltjes gelezen, en deze al meerdere malen, maar ik blijf erom lachen. Dat zal ook wel een héle vreemde afwijking zijn.

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 18 jan 2013, 10:14
door jakobmarin
Als we Carmiggelt leuk vinden, vinden we dit ook leuk.

Ik kan dit verhaal (als verkoper) niet zonder droge ogen hardop voorlezen :humhihi

"Hij had zijn lofprijzingen tot het ijle niveau van een zacht jammeren opgestuwd" :super
Godfried Bomans, De kunst van het verkopen

De kunst van het verkopen

Van kindsbeen af ben ik vertrouwd geweest met datgene, wat men nu de “textielbranche" noemt. Alles, wat ik daarvan weet, heb ik als jongen ademloos opgezogen. Nú nog, als bejaard man, kan ik mijn vrienden verbazen door opeens iemand op straat staande te houden, zijn mouw tussen duim en wijsvinger aan te vatten en te zeggen: “Tweed. Schots werk. Kreukt niet. Zit lekker in de pluis. Gooi 't gerust in de was." Zulke dingen kosten me niet de minste moeite. Het komt er vanzelf uit. Allemaal jeugdervaring.

Mijn moeder was, gelijk bijna alle vrouwen, zeer kooplustig. Zij kocht voornamelijk "stofjes". Ik weet niet of dit nog zo is, maar toén werd alles een “stofje" genoemd. Meestal mocht ik mee. Ik vond dit zowel beroerd als verrukkelijk. Beroerd was de weeë lucht van zo'n "kledingmagazijn", die mij na een tijdje in de knieën verlamde, zodat ik tenslotte op mijn benen stond te wankelen. Maar heerlijk waren de bedienden. Zij droegen in mijn tijd een snorretje en hielden, als mijn moeder het woord tot hen richtte, het hoofd een weinig schuin. Dit drukte bereidwilligheid uit. Tegelijk kwam er een honingzoet lachje op hun gezicht. "Mevrouw, wát mag het zijn?" Dit was de aanvangszin. Of ook wel: “Wat had u gehad willen hebben?" Dit werd uitgesproken met het bovenlijf enigszins voorovergebogen en met de vingers rechtstandig uitgespreid op het politoer van de toonbank. De intonatie van de stem verried een oneindige offervaardigheid en de stellige zekerheid dat, wat mijn moeder ook begeerde, het er wezen zou. Mijn moeder zei het dan. Zij zei bij voorbeeld: “Gele shantoeng, genopt." Wat de bediende dan deed, was aardig. Hij deinsde een schrede achteruit, om verrassing te kennen te geven. Vervolgens boog hij zich voorover en sprak met gedempte stem: “Dat hebben we nu juist gisteren uit Engeland aangekregen. Voor de intieme clientèle." Vervolgens spoedde hij zich op zijn tenen heen.

Mijn moeder toonde niet de minste verbazing. Zij bleef spijkerhard. Zij voelde de stof tussen duim en wijsvinger en snoof er aan. Soms beet zij er ook in. Tenslotte sprak zij: “Neen. Dit is niet wat ik bedoel. Ik bedoel iets anders." Wat er dan gebeurde, was weer bijzonder aardig. Perfect toneel. De man keek om zich heen, of er ook iemand luisterde. Dan fluisterde hij: “Mevrouw bedoelt iets fijns? Iets aparts?" En zonder het antwoord of te wachten, hief hij de wijsvinger op en keek daarlangs mijn moeder op schalkse wijze aan. Hij bedoelde haar hiermee in een kleine samenzwering te betrekken, waarvan de rest van het personeel niets wist. Vervolgens ijlde hij weer op zijn tenen heen. Toen de man terugkwam, had hij een grote rol onder zijn arm. Hij wierp deze ruw op de toonbank, sloeg een slip ervan open en sprak met vaste stem: “Voor mevrouw." Na deze uitspraak trad hij een stap achterwaarts en zweeg. Dit zwijgen was bedoeld om mijn moeder gelegenheid te geven zich te herstellen. Hij wilde haar doen bekomen van haar verbazing, haar als het ware een ogenblik alleen laten met dit stukje. Als deze stilte een minuut geduurd had, nam hij andermaal het woord. “Pure zij," sprak hij zachtjes, ”een bloot toeval, dat we die rol nog hebben. Als het uitlekt, wordt het ons onder de handen vandaan gerukt. En bekijkt u dat weefsel eens. Bekijk het eens vlak op de hand. Ragfijn. En toch, oersterk. Je kunt eraan hangen, je kunt erop staan, je kunt erop trappen, mevrouw." Ik heb bedienden gekend, die dan ook werkelijk zo’n rol tegen de grond kwakten en erop begonnen te dansen, roepend: "Kreukt niet! Krimpt niet! Kraakt niet!" Dat waren de hartstochtelijke naturen. Gewoonlijk echter drapeerden zij zo'n lap over hun rechterarm en hielden hem tegen het licht. Er werd dan enigszins klagend en louter in verkleinwoorden gesproken. "Kijk me zo'n kleurtje eens. Kijk me zo'n stofje eens aan. Moet je zo'n weefseltje eens zien." Ik herinner mij een kleine, dikke employé met een kaal hoofd, die hierin een meesterschap had bereikt. Hij had zijn lofprijzingen tot het ijle niveau van een zacht jammeren opgestuwd. Soms zei hij niets, maar hield zwijgend de stof een armslengte van zich af. En dan begon hij, met het hoofd scheef terzijde, smartelijk te kreunen, tot het door merg en been ging. Ik heb hem werkelijk eens zien huilen. Hij wendde zich of en ging in een hoekje van de winkel staan wenen. Mooi, gaaf vakwerk.

Ook herinner ik mij een bleke bediende met een wrat opzij van de neus. Geen gewone wrat, maar een delicate verhevenheid, die als het ware bij de prijs van de gehele mens was inbegrepen. Hij was een nog groter meester dan die dikke. Dit meesterschap bestond hierin, dat hij de bezwaren van mijn moeder, door ze in een andere toon te herhalen, tot kwaliteiten omtoverde. Als mijn moeder bij voorbeeld zei: "Ik vind de kleur wat mat"" dan geraakte hij terstond in verrukking: "Mat mevrouw. Precies. Dat is het woord. Een effen, gedistingeerde tint. U hebt er kijk op." Hield mijn moeder vol, door te zeggen: "Jawel, maar is het niet wat saai?" dan antwoordde hij: "U slaat de spijker op de kop. Streng, koel, gereserveerd. Geboren voor een figuur als het uwe." Die man was niet te slaan. Zijn chef heeft zich ten slotte van hem moeten ontdoen. Hij was te goed. Hij was in staat de mensen àlles te verkopen, of ze het hebben wilden of niet. Hij kon iemand, die om een stuk lamézijde kwam, met een lap jute in extase brengen. Zulk een verkoper kan, juist door zijn magische kwaliteiten, een zaak te gronde richten. Want de mensen gaan wel met een waardeloze baal naar huis, maar ze komen niet meer terug. Thuis vervallen ze in razernij, werpen hun baal de tuin in en gaan naar een andere winkel. Beter zijn die verkopers, die met de klant als windvanen meedraaien. De goede verkoper dient geen eigen wil te hebben. Hij is een kameleon op de wil van de klant. Hij is transparant en neemt ogenblikkelijk diens kleur aan, hoe dikwijls deze ook wisselt. Althans, zo denkt de klant. In werkelijkheid echter heeft de verkoper wel degelijk een eigen mening en zet deze ook door. Hij doet dit door een eenvoudige kunstgreep. Grof gezegd zou men dit middel vleierij kunnen noemen. Maar wie dit meent, begrijpt de tere ziel van een verkoper niet. De zaak ligt anders. Als een verkoper bij voorbeeld zegt: "Mevrouw, dit patroontje is voor uw ranke figuur als het ware geschapen," dan kan men dit vleierij noemen. Maar om het zó te zeggen, dat de klant zich gewonnen geeft, dient men werkelijk op dit patroontje verliefd te zijn en moet men tegelijk ook het figuur van de klant, van welke omvang dit ook zij, oprecht beminnen. Een goede verkoper is een minnaar. Zijn platonische verhouding tot de klant houdt weliswaar op zodra de winkeldeur zich achter deze sluit, maar in dat korte tijdsbestek moet zij vurig zijn, oprecht en zonder baatzucht. Vooral op dit laatste punt heb ik sterke staaltjes meegemaakt. Mijn moeder liet de ene rol na de andere aanrukken, tot de bediende in een bastion van rollen zat opgesloten. Toen hij volkomen aan het gezicht onttrokken was, zei mijn moeder fijntjes: "Ik zal er tóch nog eens over nadenken." Uit de diepte van het fort hoorden wij toen de stem van de man: "Zoals u wilt mevrouw." Ik herinner mij een heel klein verkopertje, die zich helemaal in een vesting van balen had ingemetseld en daar ook gestorven is. Tot tweemaal toe trachtte een ploeg mijnwerkers hem te bevrijden, maar hij zat te diep en men moest het opgeven. Tot het laatste toe hoorde men hem nog mompelen: "Zoals u wilt mevrouw", en toen is hij gestorven. Deze gebeurtenis heeft mijn moeder sterk aangepakt.

Het is na het voorgaande wel duidelijk, dat een klant altijd door een vertegenwoordiger van het tegengestelde geslacht moet worden te woord gestaan. Alleen dan ontstaat die merkwaardige spanning waaruit de hoffelijkheid en tenslotte 't martelaarschap geboren wordt. Tussen twee gelijke polen slaat die genereuze vonk niet over. Het is daarom verkeerd, als een vrouw door een andere vrouw geholpen wordt. Ik heb daar dikwijls bijgestaan en het altijd principieel onjuist gevonden. Als mijn moeder na afloop dan zei: "Ik moet er nog eens over nadenken," dan zei de juffrouw: "Ja mevrouw?" Zij bedoelde hiermee: "Barst." Je hoorde dat in de zoete ironie van de stembuiging, die met een fijn haaltje op het eind naar boven ging. Hoe kan het anders? Men mag van een vrouw niet vergen, dat zij tegenover een andere vrouw dat subtiele spel ten einde speelt. Zij hebben elkaar immers door. Zij kennen precies elkanders kleine kunstgrepen en dat vertroebelt de verhouding.

Er bestaat op deze regel een uitzondering en dat is het zogenaamde “passen". Als de stof eenmaal gekozen is dient het aanmeten door een seksegenoot te geschieden. Het troubadourstadium is dan voorbij, nu passen slechts daadkracht en beslistheid. Ook is het doorgronden van elkanders ijdelheden hier juist een voordeel.
"Ik zou de mouwtjes even laten poffen, mevrouw."
"Goed maar zou er niet een tikkeltje ruimte in het voorpand kunnen?"
"Volstrekt niet, mevrouw, dat zou alles bederven. Wèl even de taille een pietseltje innemen en dan de rok een snuffeltje laten klokken."
"En kan de schoudernaad niet een fliempje naar achter verlegd?"
"Volkomen juist en dan het jabotje even plisseren. Precies, zó is het enig."
"Zouden we midden achter niet een stolpplooi aanbrengen?"
"Het kan, mevrouw, maar ik moet het u ontraden. Het bouwt te veel uit. Wél een platte plooi. En dan de kraag tegen de hals opgeknipt."
"Zit 't nu over de heup niet te strak?"
"U kunt het hebben, mevrouw."
"Jawel, maar..."
"Bij elk ander figuur zou ik u gelijk geven, maar bij u mevrouw geeft deze coupe juist dat ietsje, - dat - dat -" De verkoopster treedt nu een schrede achterwaarts, knijpt een oog dicht en blijft zo een tijdje in verrukking staan.
"Dit is het", zegt zij dan, “een millimeter meer en de droom is verstoord. Mag ik het zeggen, mevrouw? Beeldig. Een ander woord is er niet. Het kan zijn, dat ik te vrij ben, maar u bent een beeld. Zal ik het voor u inpakken of wordt het thuis bezorgd?"
Zo'n gesprek kan alleen door vrouwen onderling worden gevoerd. Het gaat hier om ietsjes en pietsjes, om tikkeltjes en snikkeltjes. Een man brengt dat niet op. Coupeurs werken meer in de grote lijn. Met vaste gebaren treden zij op u toe en zetten met een stukje krijt een kloek streepje hier, een haaltje daar en opeens, dan gebeurt er iets, waarover ik mij nooit genoeg verbazen kan. Zij strekken de rechterarm naar voren en rukken plotseling uw beide revers af. Rats! Rats! daar vliegen ook de mouwen weg. En na een tijdje staat u in een onooglijk vod, in lompen voor hem. "Het zit u als gegoten," zegt hij voldaan, "over een week krijgt u het thuis." En werkelijk, na zeven dagen komt het pak uw huis binnen, keurig, onberispelijk. Ik heb daar nimmer iets van begrepen.

Hoe is het, om een bediende te zijn? Ik heb mij dikwijls in dit vraagstuk verdiept. Het is een boeiend probleem. De kernvraag is deze: Kan men zijn hele leven, altijd maar door heel lief zijn? Handenwrijvend en discreet voortdribbelend klanten naar de deur geleidend, wrijvend en dribbelend nieuwe klanten binnenlatend, steeds correct hoffelijk en voorkomend? Waar moet zo'n man met zijn portie kwaadheid, waar ieder mens in zijn leven toch recht op heeft, eigenlijk blijven? Waar verzamelt het zich? Ik heb een bediende gekend, die op zijn voorhoofd een grote bobbel droeg. Daar zat het vermoedelijk in. Maar bij de anderen? Hoe zijn ze thuis? Ik stel mij voor dat zo'n bediende, na een suikerzoete dag thuiskomend, zich in de vestibule van zijn woning eerst eens 'n half uur lossnauwt. Het moet wel zo zijn. "Pa scheldt zich even los," zullen de gezinsleden zeggen. Ik heb weleens gehoord van employés, die thuis op zolder voorwerpjes hadden verzameld, waarmee ze een tijdje gingen smijten. Oude borden, gloeilampen en lege kogelflesjes, die echt uit elkaar spatten als je ze tegen de muur kwakt. Dat lucht geweldig op. Zo'n man kan er de volgende dag weer tegen. Er zijn dan ook directies, die zulke voorwerpen gratis ter beschikking stellen, in het belang van de zaak. Het schijnt zelfs dat in Den Haag een wetsontwerp wordt overwogen, dat deze sociale voorziening verplicht stelt. Ik acht dit van het uiterste belang.

Hangende dit ontwerp heeft een magazijn in het Westen des lands een voorlopige oplossing gevonden, die als zeer curieus hier vermelding verdient. Om de honderd klanten mag daar een bediende een klant opeens, zonder dat daartoe de minste aanleiding bestaat, een muilpeer toedienen. Ik heb dat toevallig eens meegemaakt. Het was een onvergetelijk schouwspel. De bediende kwam, steeds vriendelijk glimlachend, achter zijn toonbank te voorschijn en gaf de bezoeker een enorme oorvijg. Zo'n klant komt natuurlijk niet meer terug. Men is hem kwijt. Maar de directie heeft het er voor over. Dit is breed gezien. Immers, wat ze aan clientèle verliezen is een procent, maar het komt de stemming van het personeel ten goede. Er heerst daar een opgewekte atmosfeer. De employés weten: nog een weekje doorbijten en dan is het mijn beurt. Er gaat van die gedachte een geweldige verkoopkracht uit. Naarmate zo'n dag nadert, stijgt de winstmarge. Ook een klein schopje van achteren, vlak voor de klant de draaideur binnengaat, werkt stimulerend. De moeilijkheid is: waar ligt de grens? Waar eindigt het terrein ener gezonde bedrijfspolitiek en begint het gebied der criminaliteit? Dit vraagstuk is bij de grote concerns nog in studie. Er is een commissie benoemd, samengesteld uit de zware jongens in het textielbedrijf, die dit geval tot op de bodem onderzoeken.
Dat ik zelf in die commissie zit, zal niemand verwonderen, die het bovenstaande met aandacht gelezen heeft.


Godfried Bomans
Uit : Nieuwe Buitelingen, Amsterdam 1955.

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 18 jan 2013, 10:45
door Afgewezen
"mét droge ogen..."

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 18 jan 2013, 11:09
door jakobmarin
Afgewezen schreef:"mét droge ogen..."
hardop?

Re: Deze is echt leuk...

Geplaatst: 18 jan 2013, 15:07
door Mara
Afgewezen schreef:"mét droge ogen..."
Niet zonder = met ;)