JCRyle schreef:Want zij ontkent de menselijke verantwoordelijkheid niet, maar dat wil niet zeggen dat de mens in staat is om zich tot God te bekeren. Als we dat voorstaan dwaal jezelf, dan ben je voluit een remonstrant. Dat het een eenzijdig Godswerk is, dat het een eeuwig wonder is, dat het een vrije soevereine genade is, dat onderschrijft ik van ganser harte! En ik hoop jij met mij.
Dat klopt, ik hoop dat je al mijn postings in dit topic volledig hebt gelezen. Dit is ongeveer het enige punt waar ik het met Geeske eens ben. En dus ook met jou.
Maar ik zal mijn vragen en opmerkingen natuurlijk ook uitleggen. Het wordt alleen wel een lange posting, dus ik zal ‘m wellicht in meerdere delen opknippen.
Dus jij zegt dat het merendeel van de mensen als 'totaalpakket' het volgende denkt (dus niet op enkele deelonderwerpen):
- Dat het ambt van predikant niet als wezenlijk ziet voor het voortbestaan van een kerk?
Het ambt van predikant is ook niet wezenlijk voor het voortbestaan van een kerk. Wie dat leert verwacht het van mensen, maar niet van God. Wezenlijk voor het voortbestaan is het Woord. En nu wil het de Heere behagen dienaren van dat Woord te schenken. Maar als zij er niet zijn, dan houdt de kerk niet op. Dan houdt God niet op. Nee, dan mag dat Woord nog verkondigd worden.
Uiteraard is het bestaansrecht van de kerk alleen in God en door het Woord. Citaat van Calvijn:
”Weliswaar behoort Hij zelf als enige in Zijn kerk te heersen en te regeren, oet Hij daarin ook de leiding hebben en de voornaaste plaats innemen en dienst dit gezag alleen door Zijn Woord uitgeoefend en bediend te worden, maar Hij woont niet met een zichtbare tegenwoordigheid onder ons.”
En even verderop schrijft dezelfde Calvijn:
”Dan volgen de herders en leraars, die de kerk nooit kan missen. Tussen hen is er naar ik meen dit verschil dat de leraars niet de leiding hebben in de tuchtoefening, de bediening van de sacramenten, en de vermaningen en aansporingen, maar alleen in de uitleg van de Schrift, om ervoor te zorgen dat de zuivere en gezonde leer onder de gelovigen behouden wordt. Het ambt van herder houdt echter al deze dingen in.”
Dit schrijft hij o.a. aan de hand van de Bijbelteksten uit Jes. 52:7, Hand. 10:3-6 en Titus 1.
Verder verwijs ik graag naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 30 en 31 inclusief alle verwijsteksten. Genoeg reden om een kerkverband zonder ambten of met gebrek aan ambten af te wijzen.
Overigens als het ambt van predikant onmisbaar is en als dat ontbreekt dan houdt de kerk op. Waarom zijn er dan in de Gereformeerde Gemeenten nog zoveel vacante gemeenten die niet meer beroepen, maar toch kerk zijn? Zijn ze dan geen kerk meer? Nee, ze zijn kerk vanwege de aanwezigheid van het Woord. Dat is het voornaamste en onmisbare voor de kerk.
Het is niet de juiste vergelijking, maar je raakt precies wel een deel van mijn zorgen. Het grote aantal vacante gemeenten in de GG. Echter is er binnen dit kerkverband, en gelukkig vrijwel alle kerkverbanden, wel sprake van een normale uitoefening van de ambten. De ambten van ouderling en diaken worden nergens gemist, en binnen het kerkverband zijn voldoende dominees om de sacramenten te kunnen bedienen. Iedere gemeente heeft bovendien een consulent, die naast de kerkenraad functioneert om de gemeente te bedienen.
Dat is een totaal andere situatie dan GGiN BV, waar geen predikant is binnen het eigen verband. En voor zover ik weet (corrigeer me indien nodig) er ook geen ouderling is die in de kerkenraad zit. Dan is er dus geen kerkordelijke bestaansgrond meer voor dit verband.
- Dat de bediening van de sacramenten niet als belangrijk (zo niet onmisbaar) element van de christelijke gemeente ziet?
Dat wordt door Geeske ook niet ontkent. De sacramenten kunnen bediend worden. En dat gebeurt naar ik meen ook met de Doop.
Het sacrament van het H.A. wordt niet bediend, met als reden: “Er is geen nood”.
En daarnaast begrijp ik van Geeske dat de Doop niet meer wordt bediend, omdat er al jaren geen kinderen zijn geboren. (Ik verwijs je graag naar de posting van 15 juni 2018 om 22:16)
De posting van Geeske wil ik niet in twijfel trekken, maar op reliwiki.nl lees ik wel iets tegenstrijdigs:
”Omdat de laatste predikant, ds. A. Wink, reeds lange tijd niet meer in staat is om voor te gaan en de sacramenten te bedienen, bleven veel kinderen ongedoopt.”
Of dat inderdaad nog steeds huidige situatie is, dat weet ik niet.
Het gaat mij echter al om de praktijk rondom het Heilig Avondmaal dat niet bediend wordt, sorry maar dan is er echt iets grondig mis.
Bijbelse bewijzen over de instelling en noodzaak van het Heilig Avondmaal: Mattheus 26:20-28 over het Pascha met de 12 discipelen en de instelling van het Heilig Avondmaal. Evenzo in Markus 14:22-24, Luk. 22:19-21 en 1 Kor. 11:23-26.
Er is zelfs geen reden om het Heilig Avondmaal niet te houden als er geen bekeerde mensen zijn, dus “er is geen nood” is een geestelijk lijkend, maar onbijbels geklets. Lees NGB artikel 35 er maar op na, ik citeer:
”Voorts, hoewel de sacramenten met de betekende zaken samengevoegd zijn, zo worden zij nochtans met deze twee zaken door allen niet ontvangen. De goddeloze ontvangt wel het sacrament tot zijn verdoemenis, maar hij ontvangt niet de waarheid des sacraments; gelijk als Judas en Simon de tovenaar beiden wel het sacrament ontvingen, maar niet Christus, Die daardoor betekend wordt, Welke den gelovigen alleen medegedeeld worden.”
Het mag duidelijk zijn dat ik dit alleen schrijf ter weerlegging van het argument “er is geen nood” en niet tot aansporing voor onbekeerden om toch maar aan het H.A. deel te nemen. Er staat niet voor niets een grote waarschuwing voor het zichzelf een oordeel eten en drinken.
- Dat de plicht en eis van bekering door God als onmogelijk punt is opgelegd?
God eist en vraagt van ons niet, omdat er in ons een mogelijkheid van bekering in ons overgebleven is. Ik vind de gedachte achter deze vraag levensgevaarlijk. Je loochent hiermee de totale doodsstaat. God eist van ons bekering, omdat Hij Zijn Beeld opeist. Wij waren goed geschapen naar Zijn Beeld en gelijkenis. Wij hadden de mogelijkheid om God te dienen en te vrezen. Wij hadden daarvoor de kracht en het verlangen. In de staat der rechtheid wilde wij wat God wilde dat wij zouden doen. Daar roept God ons naar terug. Maar deze eis en oproep wil niet zeggen dat wij het ook daadwerkelijk kunnen.
De gedachte achter deze vraag levensgevaarlijk? Een ontkenning van de doodstaat van de mens?
Laat ik allereerst zeggen dat ik de totale doodstaat van de mens niet ontken, sterker nog zonder Christus is er niets in de mens, kan er niets uit de mens komen en zal er ook nooit iets uit de mens volgen. Dat is het nu juist, er kan en hoeft niets van de mens bij.
En toch eist God van ons bekering. Dat staat op zoveel plekken, zowel als aansporing en als waarschuwing, zowel liefdevol of dwingend.
- “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! Want Ik ben God, en niemand meer.” (Jes. 45:22)
- “O alle gij dorstigen! Komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk!” (Jes. 55:1)
- “Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” (Matt. 4:17b)
- “Ik zeg u: Neen zij; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen ingelijks vergaan.” (Luk. 13:3 en 5)
Als God al deze (en nog veel meer) teksten, oproepen, waarschuwingen, aansporingen heeft gegeven, dan is dat heel erg veel reden om te luisteren en te volgen. Daar is de kracht van de Heilige Geest voor nodig, om door Gods Woord tot Christus te leiden. Maar hoe zouden wij dan durven zeggen dat God onmogelijke eisen op zou leggen?
C.H. Spurgeon schrijft in dit verband ook dat we God nooit mogen verwijten dat we Hem niet konden volgen, want dan leggen we de schuld aan de kant van God.
Graag citeer ik in dit verband ook Petrus Immens:
”Nog weer anderen zijn er die, als men hen tot geloof tracht te bewegen en daartoe de middelen aanreikt, allerlei uitvluchten verzinnen en daarvoor de gereformeerde leer misbruiken. Ze zeggen namelijk: ‘Gods Woord leert ons dat wij vanuit onszelf niet in staat zijn iets goeds te doen, dat het geloof een gave van God is, en dat het niet afhankelijk is van degene die wil of die loopt, maar van de ontfermende God.’ (Rom. 9:16) En als men hen eens aanspoort om hun eeuwig heil te zoeken, dan hebben ze het antwoord al klaar: ‘Ik kan het mezelf toch niet geven!’ En zo blijven zij zorgeloos!
Maar zondaren, mag ik u eens vragen: ‘Zegt u dit uit de oprechte zorg voor uw hart, omdat u uw onmacht ervaart als een deel van uw ellende? Of is het opdat u een voorwendsel hebt om uw schade te verdoezelen, waarachter u zich kunt verbergen? En wilt u zo God de schuld geven?’ Als u een eerlijk antwoord geeft, zult u dit laatste moeten bekennen. Dan is het niets anders dan het tegengaan van de waarschuwingen van uw geweten. Daaruitblijkt dan dat het niet alleen om ‘niet kunnen’ gaat, maar veel meer om ‘niet willen’. Want als u werkelijk wilde, zou uw onmacht niet iets zijn om u te verontschuldigen. Integendeel, dan zou die onmacht u – gebruikmakend van de middelen – naar God uitdrijven met gebeden en smekingen of Hij Zijn almachtige hand tot u zou willen uitstrekken.”
- Dat het werk van Christus en de Heilige Geest niet onder de algemene bediening van het aanbod van genade valt?
Het werk van Christus en Gods Geest wordt door Geekse niet ontkend. Dat valt onder de Evangelieprediking. Er is geen aanleiding gegeven om tot een ontkennend antwoord te komen in de discussie. Wellicht kan je duidelijk maken waarom je hier tot gekomen bent?
Het werk wordt wel degelijk ontkend als er wordt gezegd, ik citeer van Geeske:
1. “Maar geen sacramenten betekent absoluut niet dat de kerk onwaar is.” (16 juni, 09:29)
2. “En als ons bidden en kerkgaan is niet meer dan een stank in Gods heilige neusgaten.” (16 juni, 12:29)
3. “En mogelijk wil God je wel bekeren dat weet je niet.” (16 juni, 13:06)
(Deze uitspraak is gelukkig door Geeske later toegelicht en betiteld als ‘onjuist’)
4. “Je moet verantwoording afleggen van het wel of niet naar de kerk gaan. Niemand kan doen wat God van ons eist want anders had Christus de wet vergeefs vervuld.” (16 juni, 13:06)
5. “De uitverkiezing gaat wel aan de bekering vooraf.” (16 juni, 13:13)
6. “Maar je moet toch verloren gaan wil het wel zijn. Want wie verloren gaat wordt gered.” (16 juni, 14:07)
Deze uitspraken raken min of meer allemaal het werk van Christus, dat door kracht van de Heilige Geest toegepast kan en mag worden in het hart van zondaren. Het twijfelt aan de rijkdom die Christus heeft verworven. Het twijfelt zelfs aan of kerkgang en bidden wel zin heeft. Zin 4 geeft zelfs aan dat wij verantwoording moeten afleggen van het wel/niet naar de kerk gaan. Dat zou erg oppervlakkig zijn, want dan zou het gebruik van de middelen (Bijbel, kerk, bidden) al voldoende zijn om verantwoording af te kunnen leggen voor God de Vader.
Hebr. 9:27-28 zegt het heel zuiver:
“En gelijk het den mensen gezet is, eenmaal te sterven, en daarna het oordeel; alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid.”
Verwacht ik, verwacht jij, verwachten wij Hem al tot zaligheid?
Zolang er ook maar iets wordt afgedaan van die waarheid, dan wordt het werk van Christus en de Heilige Geest veracht. Het kan niet anders gesteld worden.
- Dat bidden en kerkgaan als een stank in Gods neusgaten is? En dus nutteloos?
Dat heeft Geeske niet gezegd. Kerkgang en bidden is niet nutteloos, aangezien de Heere er door werken wil. Het is een stank in Gods neusgaten als we ons daarop gaan verheffen en onze gronden op bouwen. Onder ons gebed en het verkeren onder het Woord moet de grond vandaan gehaald worden. Daarmee kunnen we niet voor God bestaan. Dat is wat bedoeld werd.
Klopt, ons bidden en kerkgaan brengt geen verdiensten met zich mee. Dat is namelijk alleen het offer van Jezus Christus. Zijn verdienste is volkomen genoeg voor een ieder die in Hem geloofd. Joh. 3:16.
- Dat we verloren moeten gaan om gered te worden? (Letterlijk gezegd, hoewel het vermoedelijk bedoeld is dat de mens niets toe te voegen heeft)
Van harte eens. Wij moeten alles verliezen, van alles afgebracht worden. Wil Christus in volle heerlijkheid kunnen schitteren. Hij is een Volkomen Zaligmaker van een volledige zondaar. Voluit Schriftuurlijk!
De strekking van deze uitspraak is zeker waar. Het menselijke moet wegvallen, de oude mens moet worden afgebroken en weggevaagd. Maar ‘verloren gaan’ lees ik ook als in de hel terecht komen. Dat hoeft een mens niet, want dat heeft Jezus Christus reeds gedaan; “nedergedaald ter helle”.
Wel is het een verliezen van alles wat van onszelf en deze wereld is. Matt. 16:25-26:
“Wat zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal hetzelve vinden. Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziel? Of wat zal een mens geven, tot lossing van zijn ziel?”
- Dat in andere kerkverbanden er een halve waarheid en dus hele leugen wordt verkondigd?
Deze woorden zou ik voor mijn rekening durven nemen ja. Dat wil niet zeggen dat de leer die naar de Godzaligheid is er niet verkondigd wordt. Dat is ook niet gesteld. Alleen er is prediking waar een mens op zandgrond wordt opgebouwd. Denk aan prediking waarin de mens zichzelf kan bekeren, waarin Christus een half werk hoeft te verrichten, van verbondsautomatisme, van veronderstelde wedergeboorte, van verondersteld geloof, van embryo-theologie. Dat is prediking waarin een mens niet volledig in Christus en door Christus zalig wordt.
Deze vraag en dit antwoord zou teveel vergen om hier op in te gaan. Dat laat ik verder zo. Maar dat dit op deze manier werd geuit over de HHK zegt mij wel veel. Ik zeg niet dat de HHK volmaakt is (geen enkel kerkverband), maar om dit met deze woorden “halve waarheid, is hele…” te bestempelen gaat voor mij erg ver.
- Dat de uitverkiezing aan de kant van mensen het uitgangspunt is om zalig te worden?
Nee. Maar het beheerst wel leerstukken als de menselijke doodstaat en de soevereiniteit van God en het vrije van Gods genade.
- Dat het verkapt gesproken Gods schuld is als wij verloren gaan, omdat we onszelf niet kunnen bekeren?
Dat is niet gezegt, dat is zelfs ontkend. Ik denk dat jezelf worstelt met het leerstuk van de uitverkiezing. Gezien deze en je vorige vraag. Maar de uitverkiezing is geen muur om tegenaan te lopen, maar een poort om door te gaan. Het brengt af van de mens en ligt de zaligheid volledig in Christus handen.
Het verkiezend welbehagen van God en het verkrijgen van de beloofde genade, worden met elkaar verbonden door een rechtstreekse lijn. (Zie Rom. 11:7)
Dat zou vragen op kunnen roepen die verkapt God de schuld geven, zoals: “Ja, maar, dat is voor Gods uitverkorenen. Ik moet toch eerst weten tot de uitverkorenen te behoren, voordat ik van enige belofte van God gebruik kan en mag maken?”
Dus een redeneren vanuit de uitverkiezing en de daaruit voortvloeiende menselijke lijdelijkheid is zeker wel een verkapte beschuldiging richting God. Dat kan ontkent worden, maar leg mij dat dan maar eens uit.
Wij hebben echter het Evangelie gekregen van God, Zijn openbaarde wil. Daardoor komt Zijn verborgen wil in een ander daglicht te staan. Wij hoeven namelijk niet te weten hoe het met de verborgen zaken van God zit. Zie Deuteronomium 29:29:
“De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen tot in eeuwigheid om te doen al de woorden dezer wet.”
Erskine zegt:
“Het Evangelie is een belofte of een openbaring van Gods genade en van Zijn goedwilligheid jegens arme zondaren in Christus.”
De uitverkiezing is voor mensen dus een verkeerd vertrekpunt om tot God te komen. Want dat is een stuk dat voortvloeit uit de verborgen wil van God. Wij hebben enkel het Evangelie. En na ontvangen genade en wedergeboorte, zal men God dankbaar zijn voor zijn weldaden. Dan is de uitverkiezing tot troost, dat God aan zo’n zondaar genadig wilde denken. Dan blijft alleen de lof en de eer en de heerlijkheid van Christus Jezus als Zaligmaker over.
Ps. Delen van dit antwoord zijn ontleend aan het boek “Gods beloften in het persoonlijk leven” van ds. C. Harinck.
Om eerlijk te zijn, Wandelende, had ik anders van je verwacht. Ik schrik van sommige vragen van je. Tussen de regels door krijg ik bij bepaalde leerstukken de gedachte dat je losraakt van het gereformeerde belijden. Je verwijt een ander het, maar je neigt er zelf naar. Ik zeg dit met voorzichtigheid, maar ik weet ook dat ik dit tegen je kan zeggen. Pas op!
Hier zal ik maar verder niet op ingaan. Met bovengenoemde antwoorden heb ik voldoende gezegd en mijzelf hoef ik daarin verder niet te verdedigen.