Hieronder een artikel wat ik via Google tegenkwam (bron:
http://www.gergemterneuzen.nl/schatgrav ... sage&id=82):
DE HEILIGE DOOP
Hieronder enkele stukjes die wij overgenomen hebben uit een toespraak van
ds. J.W. Kersten aan ouders, na de bediening van de Heilige Doop aan hun kinderen.
Wij hebben zulke heel kleine en oppervlakkige, en misschien wel zeer strak gereformeerde gedachten omtrent de Heilige Doop. Want we zijn zo overtuigd dat wij onbekeerde mensen zijn en dat de bekering Gods werk is, en dat alleen de uitverkorenen worden toegebracht en we zijn zo doordrongen van de absolute vrijmacht Gods dat we ons eigenlijk helemaal niet druk maken om de Heilige Doop en de consequenties die daaraan verbonden zijn.
Er wordt gezegd: 'O, die Doop, wat zal die eenmaal in de dag der dagen tegen ze getuigen!' Dan wordt vooral de negatieve zijde van de Doop, het goddelijk oordeel en de verdoemenis die daarop volgen zal, voorgesteld en dan wordt de Heilige Doop zo'n beetje een stuk van afschrikking.
Dan mag ik het misschien nu wel eens een beetje anders proberen te zeggen, in alle voorzichtigheid.
De Heere komt en zegt: 'Die kindertjes die daar aan de Heilige Doop worden overgegeven, daar leg Ik beslag op.' En nu is dit een onwaardeerbaar goed, dat God, Die vreselijke Majesteit, zo nederbuigend goed is, zo barmhartig is, dat Hij nederdaalt, als het ware, in het sacrament van de Heilige Doop, en dat Hij Zijn goddelijke hand naar die kinderen en naar ons heeft uitgestoken en gezworen heeft: 'Ik zoek uw ondergang niet, Ik heb geen lust in uw dood, maar Ik heb lust dat u leeft en u tot Mij bekeert en dat u de eeuwige zaligheid verkrijgt, om het bloed des eeuwigen verbonds'. Dat is de andere zijde van de Doop!
Dat God nu alles doet wat Hij doen kan aan Zijn wijngaard: Hij komt in uw jonge jaren als zuigeling al van de hemel af en lijft u in, in het verbond der genade en maakt u al Zijn weldaden bekend en Hij biedt Christus aan als Zaligmaker en dringt u, uit liefde, om in Hem te geloven.
Als u dan op zo'n grote zaligheid geen acht geeft, dat zal heel erg zijn.
Maar aan de andere kant, wat is dat niet moedgevend voor onbekeerde mensen. U moet de Doop niet voorstellen als een stuk van verschrikking, maar als een stuk, zo vol van blijdschap en moedgeving, dat u pleiten mag. Mag?? Moet! Dat u pleiten moet als u onbekeerd bent, op wat God gedaan heeft in uw Heilige Doop. En dat u zegt: 'Heere, nu hebt U mij uit het heidendom afgezonderd en U hebt mij zo dicht bij het Koninkrijk Gods gebracht, dat hebt U gedaan. En U was de Eerste. Voor ik het nog wist en voor ik er nog bewustzijn van had, hebt U al naar mij omgezien.'
Buig uw knieën en doe een stormloop op het Koninkrijk Gods! De geweldenaars nemen het. Waarom hebt u zulke enge en nauwe en lelijke gedachten van de Heere? U doet net of God op uw ondergang uit is. Of God met een zwaard achter u aan loopt om u straks dodelijk te treffen. Dat doet de Heere niet! Hij brengt u onder het verbond der genade. Hij wandelt u na, niet met een zwaard, maar met Zijn liefde in Christus en zegt: 'Dit is Mijn eniggeboren Zoon, hoort Hem!' En: 'Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven.' Ouders, u hebt beloofd om uw kinderen in deze leer breder te onderwijzen. Dat is een goed werk. U moet maar zo groot mogelijk en zo goed mogelijk van God spreken, ook al ligt het in uw hart soms anders. Want het kan in ons hart soms helemaal verkeerd liggen. Dat er geen gunning of wat ook in onze ziel is.
Als u goed van God mag spreken, dan zult u eens zien wat de vrucht is. Want de Heere werkt middellijk. Ouders, maakt uw kinderen jaloers, ook al bent u zelf onbekeerd, maakt uw kinderen jaloers op het grote geluk van Gods volk en op de rijkdommen, die daar in Christus zijn: vrede voor hun hart, vergeving van zonden, het eeuwig zalig leven tegemoet. Een vriendelijk God, Die Zijn aangezicht doet lichten, Die ze door dit leven heen helpt. Die als een Vader ze verzorgen wil, van alle goed, en alle kwaad van ons weren of ten onzen beste keren wil.
Mocht uw hart verbreken en werpt u dan met die zuigelingen die God u heeft gegeven, werpt uzelf met uw kinderen in Zijn vriendelijke armen. Hij nodigt, Hij lokt en Hij vraagt het: 'Zondaar, zondares, waarom? Geef Mij nu uw hart maar en laat Mij nu uw God zijn.' Het Evangelie is zo ruim.
Laat dat in onze opvoeding, God geve het, een beetje naar voren komen: dat God geen lust heeft in de dood van een zondaar en dat we het maar aan gaan prijzen. Zeg maar tegen de kinderen dat ze een nieuw hart moeten hebben, dat ze dan pas gelukkig zijn, waarachtig gelukkig. Hier in de wereld, en straks in het eeuwig zalig leven. Dat er zonder God van waarachtig geluk en vrede en blijdschap geen sprake is. De Heere zal het gebruiken. Want Hij belooft: Ik wil uw God zijn en de God van uw zaad.
Auteur: ds. J.W. Kersten (1915-1960).
Titel: Wat is uw enige troost? (pagina 346 t/m pagina 349)
Uitgever: De Banier
ISBN: 90 336 0455 8
Misschien heeft u het boekje wel, dan kunt u het nog eens uitgebreider lezen ook.
Volgens mij is dit artikel heel duidelijk..., wat ds. Verschuure zegt, wordt hier ook gezegd, dat we verantwoordelijk zijn voor onze doop. Maar: er is nog een andere kant (zie het dikgedrukte, schuingedrukte en onderstreepte gedeelte. De predikanten spreken elkaar erg tegen (Zelfs al in één en dezelfde uitgaven van 'Daniël'...). Ik ben bang dat dit steeds meer zal worden en dat het op den duur wéér op een scheuring uitdraait; moge God het verhoeden.