GGBeroopingswerk schreef:Gisteravond even in Rhenen geweest, voorganger ds. A. Kort. Zo klein als het kerkje is, toch een galerij. Daarvandaan goed zicht op het opgekomen kerkvolk. Opvallend veel Oud Gereformeerde kerkenraadsleden uit de omgeving: Lienden, Doorn, Elst, Ederveen (compleet). Ook veel OGG-leden van elders, tot uit Barneveld toe. Maar, zo zei een lid van de gemeente, we missen best wel wat leden van de Gereformeerde Gemeente in Nederland die er anders wel zijn. Mogelijk vanwege het geschrijf over ds. Kort in de desbetreffende kerkbladen? Als er dan gelezen wordt: ‘De ganse dag verdraaien zij mijn woorden’, dan ben je even bang dat het een verdediging van zijn boek wordt. Maar nee, het gaat over het zwerversleven hier op aarde, aan de hand van Psalm 56. De reis van een pelgrim, wat de pelgrim bij zich heeft (brood en water om te leven, een stok en een staf om te steunen, symbool voor Gods Woord en Zijn beloften, waarop gesteund mag worden). En als 3e punt de Reisgenoten van de pelgrim.
Maar kom, de kerk was nog niet aan en toen viel mij wat op. Een in keurig zwart geklede vrouw zat voor in de kerk achter het orgel. Schitterend, gevoelig orgelspel. En wat speelde ze: Waar liefde woont, gebiedt den Heer’ den zegen, daar woont Hij zelf, daar wordt Zijn heil verkregen. En het leven tot in eeuwigheid. Of in Datheen, maar die ken ik niet.
Voor het hoofdstuk werd gelezen uit de Dorste Leerregels. Hoofdstuk 3/4, de artikelen 12 en 13 over de wedergeboorte. Vooropgezet? Nee, gewoon aan de beurt, zei het gemeentelid dat ik sprak. Het was vervolgens een echte Christus-in-het-middelpunt preek. Als laatste gedachte, zoals gezegd, de Reisgenoten van de pelgrim, Vader, Zoon en Heilige Geest. Wat een troost ervaart Gods volk, dat God altijd bij hen is. ‘Ik ben met u, tot de voleinding der wereld.’ En daar kwam toch het boek nog even naar voren: ‘Verbrand moeten je boeken, lelijke ketter, en jij in de gevangenis’. En dan zegt het Woord: Ik ben met u! Dan wil je in bed blijven, geheel moedeloos. En dan zegt Christus: Ik ben met u, Ik zal nooit uw val gedogen’. En dan spring je uit bed, krijg je nieuwe kracht. En als de reis aan het eind komt? Dan zeg je: Dáág wereld, je zwaait een keer als afscheid naar de wereld, want daar boven wachten je Reisgenoten op je, met het krachtigste wapen, de liefde, die als een zachte doek de tranen (Psalm 56) van je ogen afwissen. Drie-enig God, U alleen de eer!
Als laatste zongen we dan ook Psalm 75:1, in de berijming van Datheen, zoals alles. Als voorspel speelde datzelfde vrouwtje de laatste twee regels van Psalm 43:4: 'Die na kortstondig ongeneucht, mij eindeloos verheugd'. Of in Datheen: Dies zal ik vro(lijk) de harpe slaan, en zingen nu voortaan.
Dan wordt je echt jaloers op Gods volk!
Mooi samengevat GGBeroopingswerk. Je begint fijngevoelig met ‘even’ in Rhenen geweest. De dienst was kwart voor tien afgelopen, maar weinigen die er erg in hadden, dunkt me. Ds. Kort had het Woord zomaar om door te geven. Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen. Het was kennelijk merkbaar dat het heel makkelijk ging. De ds. gaf dat later zelf ook aan, niet om er wat mee te worden, nee, nee, maar er zaten afnemers onder zijn gehoor.
Een kleine aanvulling. De tekst was Psalm 56:9: Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijne tranen in Uwe fles; zijn zij niet in Uw register.
‘in Uwe fles’
Of, lederen zak; menselijk van God gesproken, om te verklaren dat God de tranen dergenen, die ten onrechte verdrukt worden, in acht neemt en in waarde houdt, om te zijner tijd recht te doen. Verg. Deut. 32:34. De beide Hebr. woorden betekenende omzwerven en fles, hebben een aardige gelijkheid.
Wanneer de laatste traan in Uwe fles zal zijn gekomen, dan is de reis ten einde.
Een leerzame onderscheiding: Gods uitverkorenen zijn nooit uit Gods hart gevallen, hebben zich wel uit Gods gemeenschap gezondigd.
Eerder is er door een voornaam man uit Rhenen een open brief geschreven ‘misdracht of wangeboorte’ tegen het boek van ds. Kort. Tijdens de dienst en bij het zingen van Psalm 23 moest ik hieraan denken. Psalm 23 bepaalde de hoorders bij: “Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht tegenover mijne tegenpartijders; Gij maakt, mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.”
Psalm 23:2 Datheen:
Al waar 't schoon dat ik in 't dal des doods ginge,
En dat mij des doods schaduwe omvinge,
Ik vreze niet, Gij zijt bij mij gestadig,
En Gij troost mij met Uwen staf genadig.
Gij maakt rijk met goeden zeer veler handen,
Mijn tafel, voor d' ogen mijner vijanden.
Met de stok en staf (Gods Woord en de beloftenissen) mag Gods volk, als een blinde in zichzelf, de weg aftasten hoe te gaan door het Mesech der ellende naar de eeuwigheid.
Er werd de hoorders ook nog gevraagd of ze van de OGGiN zijn. Nee, nee, de hoorders werd gevraagd of ze van de Kerk met een hoofdletter ‘K’ zijn, daar loopt het over.
Er zijn (gemeentes) er die dit Woord verachten en het niet (meer willen) horen. Wanneer dit Woord, deze leer die naar de godzaligheid zal worden veracht, die zal God verachten. O, o, o, kerkenraden en gemeentes let op uw zaak!
Daarom opschortende de lenden uws verstands, en nuchteren zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus.
‘opschortende’
Dewijl de apostel 1 Petr. 1:4, gezegd had, dat deze hoop in den hemel wordt bewaard, zo komt hij in dit andere deel van dezen zendbrief, en vermaant hen, dat zij dan zullen pogen daartoe te komen door den voorgestelden weg, en alle hindernissen of belemmeringen, die hun in hun verstand zouden mogen voorkomen, op te schorten en van zich te weren, gelijk de lieden van dien tijd hun lange klederen met gordels aan hun lenden opschortten, om te vaardiger hun weg te gaan.
Ds. Kort stelde de vraag: “was David in de weg Gods toen hij vluchtte voor Saul?” Lees 1 Sam. 21: 10-15: En David maakte zich op, en vluchtte te dien dage van het aangezicht van Saul; en hij kwam tot Achis, den koning van Gath. Doch de knechten van Achis zeiden tot hem: Is deze niet David, de koning des lands? Zong men niet van dezen in de reien, zeggende: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden? En David leide deze woorden in zijn hart; en hij was zeer bevreesd voor het aangezicht van Achis, den koning van Gath. Daarom veranderde hij zijn gelaat voor hun ogen, en hij maakte zichzelven gek onder hun handen; en hij bekrabbelde de deuren der poort, en hij liet zijn zever in zijn baard aflopen. Toen zeide Achis tot zijn knechten: Ziet, gij ziet, dat de man razende is, waarom hebt gij hem tot mij gebracht? Heb ik razenden gebrek, dat gij dezen gebracht hebt, om voor mij te razen? Zal deze in mijn huis komen?
Nee! Wat is dan de toerusting die de pelgrim of de eenzame zwerver op zijn reis hier op aarde moet gebruiken?
1. De slinger (met 5 stenen): wij moeten de slinger gebruiken om onze bekommernissen te werpen op God. Is dat bijbels? Ja, 1 Petrus 5:7: Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.
2. De boog: ds. Kort gebruikte het beeld van de boog “wij moeten de boog gebruiken om pijlen te schieten naar Gods heiligdom volgens 2 Samuël 1:18: Als hij gezegd had, dat men den kinderen van Juda den boog zou leren; ziet, het is geschreven in het boek des Oprechten.” Hij bedoelde daarmee gebeden tot God te doen volgens 1 Thess. 5:17: Bidt zonder ophouden. Denk ook aan Exodus 17:9-11: Mozes dan zeide tot Jozua: Kies ons mannen, en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn hand zijn. Jozua nu deed, als Mozes hem gezegd had, strijdende tegen Amalek; doch Mozes, Aäron en Hur klommen op de hoogte des heuvels. En het geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief (in het gebed), zo was Israël de sterkste; maar terwijl hij zijn hand nederliet, zo was Amalek de sterkste.
En inderdaad, wanneer je dit mag horen, dan maakt dat heilig jaloers.