Re: Generale Synode Gereformeerde Gemeenten 2010
Geplaatst: 01 okt 2010, 19:26
Olevianus geeft dit als volgt weer:
Omdat Hij, als de Koning van de Kerk, eerst de harten brengt tot kennis van hun
ellende en tot een gezicht van Gods gerechtigheid. Op deze wijze wekt Hij een ijver
om zich met God te verzoenen en zich naar Zijn wil te bekeren. Daarna biedt Hij hun,
na zo voorbereid te zijn, het Woord der verzoening aan en brengt het geloof in hun
harten voort.
Hierdoor deelt Hij, naar Wie zij dorsten, hun Zichzelf mede, opdat zij de
rechtvaardigmakende kracht Zijner verdiensten tot een eeuwige vrede der ziel zouden
genieten; en alzo door de Heilige Geest dagelijks meer en meer zouden vernieuwd
worden.
Luther schrijft in de Galatenbrief bij hfdst. 2:17:
Het geloof omhelst, bevat en heeft in bezitting die schat, namelijk Christus; daarom
rechtvaardigt het geloof.
Brakel zegt hiervan dat God rechtvaardigt (actief, dadelijk) en dat de mens wordt
gerechtvaardigd. (passief, lijdelijk) De dadelijke en lijdelijke rechtvaardigmaking is
één en dezelfde daad. Daarom kan men ze nooit van elkaar scheiden.
Boston:
Waar Christus lijdelijk in het hart is ontvangen in de wedergeboorte, bestaat de eerste
levende daad van het geloof in een dadelijk aannemen van Jezus Christus, waardoor
de ziel onmiddellijk verenigd wordt met Christus.
Van der Groe:
“Ik belijd geen ander oprecht en zielzaligend geloof te kennen, dan hetgeen onze
Catechismus doorgaans en bijzonder leert in Zondag 7.”
Owen:
De bewering dat iemand in Christus kan geloven en nochtans niet gerechtvaardigd is,
is verwoestend voor het Evangelie, is ergerlijk voor Godvruchtigen, is in tegenspraak
met het Goddelijk getuigenis en is een valse belijdenis!
Hoewel de Reformatoren, (en later ook Van der Groe) het welwezen, dus de zekerheid
van het geloof en de zekerheid van de vergeving der zonden, heel duidelijk in de
eerste daad van het geloof hebben gelegd (zie Zondag 7 H.C.) is er in de Nadere
Reformatie een verschuiving gekomen, waarbij men onderscheid ging maken in het
wezen van het geloof (klein en zwak geloof) en in het welwezen van het geloof (sterk
of verzekerd geloof)
Hoewel men nooit anders geleerd en beleden heeft dan dat de zondaar in de
wedergeboorte, op de eerste daad van het geloof gerechtvaardigd wordt, leerde men
ook dat de zondaar, op de eerste daad van het geloof niet altijd direct de volle
zekerheid van het geloof heeft, dat zijn zonden vergeven zijn, maar dat de Heere dit
vonnis ook wel later op verschillende wijzen aan de gelovigen meedeelt.
Zo heeft men een temporele scheiding aangebracht tussen de rechtvaardigmaking in
de vierschaar in de wedergeboorte en de bekendmaking van het vonnis, waardoor de
gerechtvaardigde zekerheid ontvangt dat hij gerechtvaardigd is. De gelovige kan het
vonnis van zijn vrijspraak, of van zijn vergeving der zonden weten uit het Woord. Dit
kan ook middellijk gebeuren, uit het opmaken van de sluitredenen, als hij Gods
genade in zijn hart met blijdschap mag herkennen, of soms ook wel onmiddellijk door
een krachtige werking van Zijn Geest, door b.v. een tekst met kracht in het hart toe te
passen.
Dit noemt men dan de bekendmaking van het vonnis.
Zodra een ziel dan met zekerheid mag besluiten dat hij genade heeft ontvangen en
verzekerd mag zijn van zijn aandeel in Christus, zo mag en moet hij ook besluiten dat
zijn zonden vergeven zijn.
Omdat Hij, als de Koning van de Kerk, eerst de harten brengt tot kennis van hun
ellende en tot een gezicht van Gods gerechtigheid. Op deze wijze wekt Hij een ijver
om zich met God te verzoenen en zich naar Zijn wil te bekeren. Daarna biedt Hij hun,
na zo voorbereid te zijn, het Woord der verzoening aan en brengt het geloof in hun
harten voort.
Hierdoor deelt Hij, naar Wie zij dorsten, hun Zichzelf mede, opdat zij de
rechtvaardigmakende kracht Zijner verdiensten tot een eeuwige vrede der ziel zouden
genieten; en alzo door de Heilige Geest dagelijks meer en meer zouden vernieuwd
worden.
Luther schrijft in de Galatenbrief bij hfdst. 2:17:
Het geloof omhelst, bevat en heeft in bezitting die schat, namelijk Christus; daarom
rechtvaardigt het geloof.
Brakel zegt hiervan dat God rechtvaardigt (actief, dadelijk) en dat de mens wordt
gerechtvaardigd. (passief, lijdelijk) De dadelijke en lijdelijke rechtvaardigmaking is
één en dezelfde daad. Daarom kan men ze nooit van elkaar scheiden.
Boston:
Waar Christus lijdelijk in het hart is ontvangen in de wedergeboorte, bestaat de eerste
levende daad van het geloof in een dadelijk aannemen van Jezus Christus, waardoor
de ziel onmiddellijk verenigd wordt met Christus.
Van der Groe:
“Ik belijd geen ander oprecht en zielzaligend geloof te kennen, dan hetgeen onze
Catechismus doorgaans en bijzonder leert in Zondag 7.”
Owen:
De bewering dat iemand in Christus kan geloven en nochtans niet gerechtvaardigd is,
is verwoestend voor het Evangelie, is ergerlijk voor Godvruchtigen, is in tegenspraak
met het Goddelijk getuigenis en is een valse belijdenis!
Hoewel de Reformatoren, (en later ook Van der Groe) het welwezen, dus de zekerheid
van het geloof en de zekerheid van de vergeving der zonden, heel duidelijk in de
eerste daad van het geloof hebben gelegd (zie Zondag 7 H.C.) is er in de Nadere
Reformatie een verschuiving gekomen, waarbij men onderscheid ging maken in het
wezen van het geloof (klein en zwak geloof) en in het welwezen van het geloof (sterk
of verzekerd geloof)
Hoewel men nooit anders geleerd en beleden heeft dan dat de zondaar in de
wedergeboorte, op de eerste daad van het geloof gerechtvaardigd wordt, leerde men
ook dat de zondaar, op de eerste daad van het geloof niet altijd direct de volle
zekerheid van het geloof heeft, dat zijn zonden vergeven zijn, maar dat de Heere dit
vonnis ook wel later op verschillende wijzen aan de gelovigen meedeelt.
Zo heeft men een temporele scheiding aangebracht tussen de rechtvaardigmaking in
de vierschaar in de wedergeboorte en de bekendmaking van het vonnis, waardoor de
gerechtvaardigde zekerheid ontvangt dat hij gerechtvaardigd is. De gelovige kan het
vonnis van zijn vrijspraak, of van zijn vergeving der zonden weten uit het Woord. Dit
kan ook middellijk gebeuren, uit het opmaken van de sluitredenen, als hij Gods
genade in zijn hart met blijdschap mag herkennen, of soms ook wel onmiddellijk door
een krachtige werking van Zijn Geest, door b.v. een tekst met kracht in het hart toe te
passen.
Dit noemt men dan de bekendmaking van het vonnis.
Zodra een ziel dan met zekerheid mag besluiten dat hij genade heeft ontvangen en
verzekerd mag zijn van zijn aandeel in Christus, zo mag en moet hij ook besluiten dat
zijn zonden vergeven zijn.