Puntuit | Menens | 6 juni 2011 | ds. J.M.D. de Heer
PLEITEN OP JE DOOP
Er wordt wel eens gezegd dat je God, met eerbied gesproken, mag wijzen op je gedoopte voorhoofd. Maar wij hebben toch geen recht om op onze doop te pleiten? God houdt Zich aan Zijn verbond maar van mijn kant is alles verzondigd.
Je stelt een mooie en belangrijke vraag, beste vriendin. Toch vind ik het niet zo gemakkelijk om een antwoord te geven. De uitdrukking ”pleiten op de doop” wordt regelmatig gebruikt. Alles wat je erover schrijft, kan een reactie oproepen.
Maar goed, ik wil graag samen met je zoeken naar een antwoord. Natuurlijk begin ik bij de Bijbel. Daarin lees ik slechts één tekst waarin een zondaar pleit. Dat is Job 23:7. Duidelijk is het dat het daar over een kind van God gaat. Een oprechte, zo lezen we.
In de kanttekeningen bij de Statenvertaling lezen we verschillende keren over pleiten. Ook daar gaat het steeds om kinderen des Heeren die hun zaak aan de Heere voorhouden, zoals Job, die vals wordt beschuldigd (Job 9:33) en David, die fel wordt bestreden (Psalm 35:1).
We trekken de conclusie dat pleiten een zaak is van het ware geloof. Daarom gebruik ik de uitdrukking ”pleiten op je doop” niet in het algemeen. Ik heb deze uitdrukking tot op heden ook nooit in een belijdenisgeschrift of bij een oudvader gelezen.
De uitdrukking kan ook misverstanden oproepen. Zo gemakkelijk denken we dat we recht hebben op Gods genade en op Zijn beloften. Maar alle rechten hebben we verloren toen wij in het paradijs God verlieten.
Heeft een gelovige dan wel rechten bij de Heere? Hij is toch ook een zondaar? Zeker. Een waar gelovige zal in ootmoed en schuldbesef tot de Heere komen. Maar als de Heere door Zijn Woord tot hem sprak, dan zal de Heere die belofte ook vervullen. Een kind van God pleit dus niet op iets in hemzelf, maar op het Woord dat de Heere sprak. Bij de Schotse prediker Ralph Erskine las ik: „God belooft niet alleen, maar Hij volbrengt ook.” Dat is dus de pleitgrond van het geloof. Nu mag het geloof tot de Heere zeggen –gebeurde dat maar vaker–: Doe gelijk Gij gesproken hebt. Zo ziet het geloof op een belovend God en houdt bij Hem aan op de vervulling van Zijn Woord, aldus Erskine.
Beloofde de Heere ook iets bij de doop? Ja. Wat? Zolang als er de zon is, zal Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant worden (Psalm 72:17). Beloofde de Heere aan jou persoonlijk je Heiland te zijn en je zonde te vergeven? Velen zeggen het, maar ik durf dat vanuit de Bijbel zo niet na te zeggen. In Galaten 3:29 lees ik dat zij die Christus toebehoren de beloften van genade ontvangen. Maar ik vind het al zo groot dat de Heere belooft Zijn werk voort te zetten van geslacht tot geslacht. Een gedoopt kind, verloren in schuld, ontvangt zo iets van Gods Vaderlijke goedheid en barmhartigheid (zie het dankgebed in het doopformulier). Laat dat je maar aansporen tot een nederig gebed om genade. Jij kunt het niet missen, de Heere is machtig het te geven.
23 juni 2011 | W. Verboom
WEL OF NIET PLEITEN OP JE DOOP?
De kinderdoop verliest hier een grondpijler
Met stijgende verbazing las ik wat ds. J.M.D. de Heer, predikant van de gereformeerde gemeente in Middelburg, in het Reformatorisch Dagblad van 6 juni een meisje antwoordde dat vroeg of je mag pleiten op je doop. Ds. De Heer zegt dat hij dit niet zou durven zeggen. Eerlijk gezegd vraag ik me af hoe hij het aandurft om zich te distantiëren van een kernpunt in het geloof dat ons vanaf de dagen van de Reformatie is overgeleverd. Het vreemde is dat ds. De Heer helemaal niet uitlegt wat pleiten op je doop inhoudt. Mij is altijd geleerd dat pleiten op je doop is dat je in alle eerbied en vertrouwen tegen de Heere zegt: ‘Heere, ik kan U niets aanbieden dan mijn zonden. Maar U hebt eenmaal bezegeld toen ik gedoopt werd, dat U mij uw genade in Christus belooft. Daar heb ik geen enkel recht op. Maar ik beroep mij als een rechteloze op wat U beloofde te doen als de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Ik mag dat allemaal in het doopformulier lezen. Ik mag mijn hand daarop leggen. Daarom zeg ik: Heere, U hebt het mij beloofd. Aan die belofte klamp ik me vast.’
Armzalig
Ik denk te weten waarom ds. De Heer zo armzalig spreekt over de doop. Ik moet eerst weten dat ik een ware gelovige (uitverkoren) ben voordat ik mag pleiten op wat de Heere in mijn doop beloofd heeft. Maar waarom zou ik nog behoefte hebben te pleiten op mijn doop als ik al weet een ware gelovige te zijn? Deze dwaalleer is in flagrante strijd met ons rijke doopformulier en laat een meisje dat een wezenlijke vraag stelt in de kou staan. In ons doopformulier gaat het niet om Gods belofte aan abstracte kinderen, maar aan concrete kinderen (deze), die door hun ouders in het geloof ten doop gehouden worden. Daarom danken we de Heere na de doop dat Hij ons en onze kinderen tot Zijn kinderen aangenomen heeft en ons dit met de Heilige Doop bezegelt en bekrachtigt. We bidden of onze kinderen onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden. Wat is dit bidden anders dan ‘als een boet’ling’ pleiten op wat de Heere belooft in onze doop.
Oudvaders
Het is onbegrijpelijk dat ds. De Heer zegt dat hij dit nooit bij een oudvader heeft gelezen. Het gaat niet om de term, maar om de zaak. Ik las daarover binnen een half uur in de catechismusverklaringen van Bastingius, Van der Hagen, Koelman, Tuinman, d’Outrein, Van der Groe. Het is een kernpunt van het geloof van de Reformatie dat de Heere aan de kinderen van de gemeente de verlossing van zonden en de Heilige Geest, die het geloof werkt, niet minder dan aan de volwassenen toezegt (belooft). Het is zelfs een grondpijler van de kinderdoop (HC 74). Die grondpijler wordt weggetrokken als wij zo over onze doop spreken als ds. De Heer doet. De stap naar de volwassendoop als geloofsdoop is dan niet groot meer. Of je moet zeggen dat de doop niets anders betekent dan dat die eeuwig tegen je getuigen zal? Dan kun je beter niet gedoopt zijn.
Wat zijn we hier ver verwijderd van het geloof van onze klassieke formulieren en belijdenissen. Je kunt, zoals Rome doet, de doop overschatten, maar je kunt die ook onderschatten. Dan doe je de Heere tekort. En het verlamt het geloof. Waar moet een arme zondaar anders op pleiten dan op wat de Heere beloofd heeft? Is dat niet de enige pleitgrond voor (groot) ouders van (klein)kinderen die de Heere loslaten? Ik zou willen weten of ds. De Heer instemt met de Dordtse Leerregels I.17, waar zo troostvol beleden wordt dat godzalige ouders (dat zijn ouders die hun kind in het geloof lieten dopen of wilden laten dopen) niet behoeven te twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen. Glasheldere taal. Wat ik signaleer is dat diverse predikanten van de Gereformeerde Gemeenten vandaag zo heel anders zijn dan hun voorgangers van een halve eeuw geleden. Wat konden ds. P. Honkoop en ouderling Van der Stouw (‘ChrisJantje’) in Rijssen gunnende liefde uitstralen. Ze konden je het geloof niet geven, maar ze wezen naar de Heere en ze zeiden: ‘Pleit maar op wat Hij beloofd heeft. De Heere laat nooit een bidder staan.’ Het is net of dat alles nu is gestold tot een rigide systeem.
Blijf pleiten
Tegen onze jongeren zeg ik vol bewogenheid: blijf pleiten op wat de Heere je heeft beloofd. Je voorhoofd is nat. Voel maar. De Heere heeft er recht op dat je pleit op Zijn beloften, bezegeld in je doop.
http://www.digibron.nl/search/detail/28 ... op-je-doop
Ik ben het met dhr. Verboom eens.