Het mag zijn dat argumenten zijn uitgekauwd, dat wil nog niet zeggen dat ze niet waar zijn.
En al helemaal niet dat sprake is van vuilspuiterij.
Om te zien of de HSV zich nog met recht Statenvertaling kan noemen, gaat het niet aan om te blijven bij de woorden van de herzieners, men moet zien naar hun daden.
En dan zijn er voorbeelden genoeg waar de herzieners zijn afgeweken van de Statenvertaling ook daar waar de Statenvertaling een volstrekt goede vertaling biedt en ook voldoende steun heeft in andere woordgetrouwe vertalingen.
Ook zien we bij de herzieners weinig affiniteit met het feit dat de Statenvertalers met opzet de hebraïsmen lieten staan. Het gaat niet aan om met die methode nu de vloer aan te vegen (zoals we de herzieners zien doen in sommige van hun aantekeningen), alsof de Statenvertaling hoognodig gecorrigeerd moet worden.
Die affiniteit zien we nog wel bij dr. C.C. de Bruin in 1937:
De vraag mag gesteld worden, of de vertalers over het geheel genomen niet te dicht bij het Hebreeuws en Grieks gebleven zijn; met andere woorden: laat de veelszins hebraïserende en helleniserende stijl van hun werk zich verenigen met het Nederlandse taaleigen van die tijd? Niet ieder immers was in de gelegenheid om zich een uitgave met al de ophelderende kanttekeningen aan te schaffen. Zelfs de tegenwoordige bijbelvaste lezer, geschoold in de archaïstische taal van de Staten-overzetting, klinken verscheidene uitdrukkingen onwennig in de oren. Hoe onnederlands moeten zulke en veel andere zegswijzen, die thans verstaanbaar of zelfs gemeengoed geworden zijn, voor de tijdgenoot geweest zijn, die gewend was aan de volkseigen taal van de Deux-aes-, dat is van de Lutherbijbel. Men vergelijke:
Genesis 32, 20.
Deux-aes-bijbel: Ende segghet oock: Siet, u knecht Jacob is achter ons: want hy dochte: Ick wil hem versoenen met den gheschencke, dat voor my henen gaet: daer na wil ic hem sien, misschien sal hy my aennemen.
Statenbijbel: Ende ghy sult oock seggen: Siet, uwe knecht Jacob is achter ons: want hy seyde, Ick sal sijn aengesichte versoenen met dit geschenck, dat voor mijn aengesichte gaet, ende daer na sal ick sijn aengesichte sien, misschien sal hy mijn aengesichte aennemen.
De Statenvertalers hebben enige kanttekeningen nodig om de bedoeling toe te lichten, terwijl de oude tekst uit zichzelf duidelijk genoeg is.
Als typische voorbeelden van hellenismen noemen we absolute constructies als ‘mijne conscientie my mede getuygenisse ghevende’ in Rom. 9, 1; tegenwoordige deelwoorden als: ‘Ende Jesus de hant uytstreckende heeft hem aengeraeckt, seggende’ in Matth. 8, 3; verleden deelwoorden als: ‘Ende gheroepen hebbende sijne tien dienst-knechten, gaf hij haer tien ponden’ in Luc. 19, 13; een voltooid tegenw. toek. tijd als: ‘saligh [zijn’se] die niet en sullen gesien hebben, ende [nochtans] sullen gelooft hebben’; een accusativus cum infinitivo als: ‘ende niemandt en kan seggen Iesum den Heere [te zijn]’ 1 Cor. 12, 3.
Door zulk een consequent toegepaste vertaalmethode is hun werk een der getrouwste vertalingen van die tijd geworden, getrouwer nog dan die van Piscator, bij wie de Luthertekst nog duidelijk waarneembaar is. Het ‘oosters’ karakter van het werk de Statenvertalers als een fout voor de voeten te werpen, is echter niet geoorloofd, omdat zij door hun Schriftopvatting gebonden waren. Ze wisten heel goed, dat en hoe het anders kon, maar wilden geen voet geven aan een neiging tot vrijheid, die in hun ogen bandeloosheid was.
Deze affiniteit missen we bij de herzieners, zie slechts hun aantekening op hun website bij Genesis 32:20. Zij werpen de Statenvertalers hier voor de voeten de Hebreeuwse idiomatische uitdrukkingen te laten staan, terwijl dit juist voor de Statenvertalers een principiële keuze was!! Duidelijk geven de herzieners voorkeur aan de wat vrijere vertaalopvatting. Zij werpen de Statenvertalers als een fout voor de voeten, wat geen fout was, maar een besliste keuze vanuit hun gereformeerde vertaalopvatting (zoals hierboven door dr. De Bruin reeds in 1937 opgemerkt).
Juist vanwege dat gebrek aan affiniteit, was het zoveel beter geweest wanneer van meet af aan gekoerst was op een nieuwe vertaling en niet te komen met de gedrochtelijke term 'herziening'.