Sterker nog, op de eerste dag kende hij Christus al. Maar na drie dagen kon hij Christus pas verkondigen, omdat hij blind was.Oorspronkelijk gepost door Pim
We komen op de volgende (aloude) discussie of de weg van de discipelen ook de weg van Gods kinderen is....
Succes ermee, realiseer je dat Saulus na 3 dagen TERSTOND Christus predikte. Dus die kende Christus niet alleen na 3 dagen, maar hij predikte Hem ook. Wat moet dat heerlijk geweest zijn.
Kennis van Christus
nou ik vind het ook nogal mager van Adrianus. Dat mag best wat uitgebreider. Ik kan ook wel lezen wat de weg is van deze beide personen. Maar ik ben het wel eens met lecram. Je moet oppassen dat je niet de bijbel vanuit je gereformeerd zijn wilt uitleggen. Maar dat je vanuit de bijbel moet kunnen concluderen dat gereformeerd zijn de juiste gedachte gang moet zijn (op basis van de bijbel.) Ik heb wel een beetje moeite om juist met deze voorbeelden te willen bewijzen dat er 2 soorten Christus kennen zou zijn. (ik snap het trouwens nog steeds niet, maar ik heb ook maar beperkte verstandelijk vermogens)
Ik hoorde nog niet lang geleden van een ds het volgende. Reken maar dat Ruth op de akker heeft geweend. Ja zo is dat altijd, als je de meerdere Boaz nog niet kent ween je ook. En ik vind dat maar een vreemde vergelijking. Ten eerste lees ik niet dat ze weende, en ten tweede probeer je iets te bewijzen uit de bijbel wat m.i. helemaal niet op die plek in de bijbel staat.
maar adrianus, ik zou het leuk vinden als je die 2 voorbeelden eens voor me uit zou werken.
Ik hoorde nog niet lang geleden van een ds het volgende. Reken maar dat Ruth op de akker heeft geweend. Ja zo is dat altijd, als je de meerdere Boaz nog niet kent ween je ook. En ik vind dat maar een vreemde vergelijking. Ten eerste lees ik niet dat ze weende, en ten tweede probeer je iets te bewijzen uit de bijbel wat m.i. helemaal niet op die plek in de bijbel staat.
maar adrianus, ik zou het leuk vinden als je die 2 voorbeelden eens voor me uit zou werken.
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
We kunnen hier heel geleerd en beschouwelijk gaan zitten praten over God, maar ik hoop dat dat niet gebeurt. Het kan ook eigenlijk niet. We kunnen niet praten over de kennis van Christus als we Hem zelf niet kennen. En Hij zegt: Joh 17:3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.
De inleiding van Zeeuw geeft wel aanleiding tot een dogmatische insteek.
Allereerst zou ik willen zeggen dat kennis van Christus hetzelfde is als geloven in Christus, als de gezonden Zoon van God en zaligmaker van zondaren. Dat Hij kan verlossen en dat Hij wil verlossen, ook mij. Er is geen kennen van God zonder de kennis van Christus, want Joh 1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft [Hem] [ons] verklaard. Christus is God. "Niemand komt tot de Vader dan door mij." We kennen Christus alleen zoals Hij zich in Zijn Woord openbaart, namelijk als de Weg, de Waarheid en Het Leven.
Johannes zegt: En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren. Dat moeten we dus niet uit elkaar halen, want Johannes schrijft verderop: Een iegelijk, die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk, die zondigt, die heeft Hem niet gezien, en heeft Hem niet gekend.
Het kennen van Christus, impliceert dus dat we alles instemmen en toestemmen wat de Schrift ons van Hem vertelt; Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.
Hoe weten wij dat wij Hem kennen? Als wij Hem liefhebben. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.
Christus is de openbaring van Gods Liefde. Als we ons vertrouwen volledig op Hem stellen, zullen wij het eeuwige leven beerven. "Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God."
Kennis van Christus is dus het eeuwige leven. Het kennen van Hem is net als verkering krijgen. Je leert elkaar steeds beter kennen en liefhebben en die liefde wordt als het goed is steeds sterker en bestendiger. Zijn liefde en beminnelijkheid staat voorop. Voordat je hem kent, is er niets bekoorlijks aan Hem te zien: Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.
3 Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. Maar als je Hem leert kennen en zien door het geloof, dan is Hij de schoonste onder de mensenkinderen.
Dan heb je zo vaak over Hem gelezen, maar dan wordt het opeens: Dat is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen!
Nog een belangrijk kenmerk van degenen die Hem kennen: Een iegelijk, die gelooft, dat Jezus is de Christus, die is uit God geboren; en een iegelijk, die liefheeft Dengene, Die geboren heeft, die heeft ook lief dengene, die uit Hem geboren is.
Dat wil dus zeggen dat Gods kinderen elkaar ook kennen en herkennen.1Jo 3:1 ¶ Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, [namelijk] dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent.
Als je Hem kent heb je ook een verlangen; 1Jo 3:2 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als [Hij] zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. Daar strekt zich al mijn lust en liefde heen.
[Aangepast op 9/12/04 door Miscanthus]
De inleiding van Zeeuw geeft wel aanleiding tot een dogmatische insteek.
Allereerst zou ik willen zeggen dat kennis van Christus hetzelfde is als geloven in Christus, als de gezonden Zoon van God en zaligmaker van zondaren. Dat Hij kan verlossen en dat Hij wil verlossen, ook mij. Er is geen kennen van God zonder de kennis van Christus, want Joh 1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft [Hem] [ons] verklaard. Christus is God. "Niemand komt tot de Vader dan door mij." We kennen Christus alleen zoals Hij zich in Zijn Woord openbaart, namelijk als de Weg, de Waarheid en Het Leven.
Johannes zegt: En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren. Dat moeten we dus niet uit elkaar halen, want Johannes schrijft verderop: Een iegelijk, die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk, die zondigt, die heeft Hem niet gezien, en heeft Hem niet gekend.
Het kennen van Christus, impliceert dus dat we alles instemmen en toestemmen wat de Schrift ons van Hem vertelt; Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.
Hoe weten wij dat wij Hem kennen? Als wij Hem liefhebben. Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.
Christus is de openbaring van Gods Liefde. Als we ons vertrouwen volledig op Hem stellen, zullen wij het eeuwige leven beerven. "Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God."
Kennis van Christus is dus het eeuwige leven. Het kennen van Hem is net als verkering krijgen. Je leert elkaar steeds beter kennen en liefhebben en die liefde wordt als het goed is steeds sterker en bestendiger. Zijn liefde en beminnelijkheid staat voorop. Voordat je hem kent, is er niets bekoorlijks aan Hem te zien: Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.
3 Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. Maar als je Hem leert kennen en zien door het geloof, dan is Hij de schoonste onder de mensenkinderen.
Dan heb je zo vaak over Hem gelezen, maar dan wordt het opeens: Dat is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen!
Nog een belangrijk kenmerk van degenen die Hem kennen: Een iegelijk, die gelooft, dat Jezus is de Christus, die is uit God geboren; en een iegelijk, die liefheeft Dengene, Die geboren heeft, die heeft ook lief dengene, die uit Hem geboren is.
Dat wil dus zeggen dat Gods kinderen elkaar ook kennen en herkennen.1Jo 3:1 ¶ Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, [namelijk] dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent.
Als je Hem kent heb je ook een verlangen; 1Jo 3:2 Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als [Hij] zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. Daar strekt zich al mijn lust en liefde heen.
[Aangepast op 9/12/04 door Miscanthus]
Oorspronkelijk gepost door refo
Bovendien maak je van Christus een soort optelsom of ragordelijke rij van deugden of eigenschappen.
Weldaden zijn van lagere orde als Persoon. Koning is van lagere orde als Zaligmaker. Lam Gods is van lagere orde als Persoon.
Wat is er nou nog te openbaren als je Christus als Lam Gods kent?
:u:u:u:u
Dat er goei in de kennis en genade van Jezus Christus moet zijn, is zeer bijbels. Maar je kunt en mag er geen schema aan koppelen. Simpelweg omdat God er Zelf geen schema aan koppelt. Zo'n schema is nergens in Gods Woord terug te vinden.
Dus om een 'oudjes' uitdrukking aan te halen:
Wat de één van voren leert, dat leert de ander van achteren.
En dan geldt ook nog: niet iedereen leert altijd dezelfde zaken. Waar het om draait, is dat we persoonlijk ons heil hebben gevonden in het werk dat Christus voor ons heeft gedaan. De stap, stand of trede maakt daarin niet uit.
Wat wel belangrijk is, is dat er groei is in de genade. Die groei zal God zelf geven als we in Christus blijven.
Dus om een 'oudjes' uitdrukking aan te halen:
Wat de één van voren leert, dat leert de ander van achteren.
En dan geldt ook nog: niet iedereen leert altijd dezelfde zaken. Waar het om draait, is dat we persoonlijk ons heil hebben gevonden in het werk dat Christus voor ons heeft gedaan. De stap, stand of trede maakt daarin niet uit.
Wat wel belangrijk is, is dat er groei is in de genade. Die groei zal God zelf geven als we in Christus blijven.
Graag reageer ik op de openings-topic van Zeeuw.
Eens te meer blijkt uit zijn bijdrage hoe gevoelig er omgesprongen moet worden met het verwoorden van de gereformeerde leer, aangezien de oplossingen altijd existentieel verbonden zijn met eigen geloof en leven. Altijd is er (op de achtergond of manifest) de spanning voelbaar hoe dat nu bij een ieder van ons persoonlijk ligt.
Wanneer de wedergeboorte zich geheel onttrekt aan onze waarneming, als een soort onzichtbaar proces, voorafgaand aan geloof en kennis van Christus, dan komt bij iemand die denkt of zegt dat hij tot geloof gekomen is, onherroepelijk de vraag op of daar wel wedergeboorte aan vooraf is gegaan. Je kunt je immers bedriegen door al te gemakkelijk te geloven of door te menen dat je kennis van Christus hebt, terwijl er geen staatsverwisseling of wedergeboorte aan vooraf is gegaan? Maar die voorafgaande wedergeboorte is nooit met zekerheid te achterhalen. En daarom spelen in deze oplossing de kenmerken ook zo'n grote rol. De wedergeboorte vindt immers plaats zonder jou in jou. De kenmerken ( met alle discussies over aard en aantal) moeten dan uitsluitsel geven.
De andere visie, waarbij wedergeboorte en geloof in de tijd samenvallen, laat eigenlijk een theologisch vacuum vallen in het voorbereidende werk. Hoe kan iemand opeens tot geloof en kennis van Christus komen (dat is dus: wedergeboren worden). Daar zal je toch in een weg van zelfkennis ontdekking toe gebracht moeten worden? Aan geloof moet toch iets vooraf gaan? Waar plaatsen we nu die weg van ontdekking? De oplossing is dan om dit in het prille geloof te plaatsen. De eerste bewegingen van heilige onrust, boetvaardigheid en ontdekking zijn dus uitingen van wedergeboorte en geloof, waarna die geloofsweg zich verder ontwikkelt. De vraag blijft natuurlijk wel, wat er nu feitelijk is gebeurd, wanneer in iemand de eerste 'ritselingen' ontstaan.
Is er niet kort voor de eerste uitingen van geloof (zondekennis) een moment van wedergeboorte? Toch niet geheel samenvallend dus, maar kort op elkaar? God moet toch de eerste blijven? En is dat prille begin dat ook al kennis van Christus?
In dit dilemma, zou ik een aspect willen noemen, dat tot nu toe nog niet aan de orde is geweest.
Het spreken over de wedergeboorte en over geloof gaat tot nu toe eigenlijk uitsluitend over een innerlijk gebeuren. Ook de kennis van Christus wordt als een innerlijke kennis gezien.
Maar het onzichtbare, door God gewerkt werk van de wedergeboorte heeft een relatie met de prediking. Niet alles aan de bekering is innerlijk. Het is niet zo, dat er naast het werk van de prediking en de verkondiging van het Evangelie er zich een onafhankelijk parallel proces in de mens plaatsvindt, dat ongeacht de prediking al of niet in gang wordt gezet. Dan zou de prediking ijdel zijn en geen deel uitmaken van de heilsorde. Het geloof is uit het gehoor en het gehoor uit het Woord van God.
De kernvraag is: wanneer wordt er in een mens het verlangen geboren.
Een bijbels antwoord is: wanneer er in de prediking een realistisch beeld wordt geschetst van de eigen onmogelijke situatie en er gewezen wordt op een weg ter ontkoming.
Het kan heel goed zijn, dat men er met zondige gedachten over begint na te denken: uit jaloezie over het geloof van christenen, uit irritatie, dat de zonden zo trefzeker worden aangewezen, met een innerlijke afkeer van 'uit genade' of van 'om niet'.
Hoe het ook zij, de prediking is een schakel, die God nadrukkelijk bevolen heeft om mensen tot geloof te brengen. In de heilsorde wordt dit roeping genoemd.
Waar ik voor zou willen waken is, om die roeping vervolgens weer de splitsen in een uitwendige roeping en een inwendige roeping. Dan kan men de uiterlijkheid van de prediking al te snel afdoen als niet afdoende, niet relevant: God moet een mens in het hart roepen. dan krijg je uitdrukkingen in het gebed als: 'wilt Gij de naprediker zijn'.
Daarmee wordt de kracht van de prediking verminderd, de verkondiging als ontoereikend gekwalificeerd en het werk van de Geest wordt gezien als onafhankelijk van de prediking van het Woord. Dan moet je weer naar huis in de hoop dat er daar iets gebeurt.
Net zoals God al voorbereidend werk doet in mijn levensomstandigheden: waar ik woon, wie ik spreek, wat ik meemaak, zo zie ik de prediking ook als Gods onbetwijfelbare werk aan het hart van een ieder die het Woord hoort. Het is niet ijdel, het is niet secundair of 'slechts' uitwendig. Het is de zaak zelf. Christus, in het gewaad van het Woord. De Heer is nabij.
De verkondiger moet zich bewust zijn van het feit, dat de verkondiging Gods middel is om mensen wederom geboren te doen worden, te bekeren en tot geloof te brengen. En wel: samenvallend met die verkondiging, zoals het boek Handelingen ons over de prediking van het Evangelie meldt. Dat er sommigen wel en anderen niet door dit Woord getrokken worden door God, blijft aan God en blijft in Gods hand.
Wij moeten aangaande de wedergeboorte zijn als de zaaier: met volle handen vruchtbaar en levenwekkend zaad zaaien. Het mag niet liggen aan het zaaigoed (dat moet het volle Evangelie zijn, met de garantie dat wie gelooft zalig zal worden), het mag niet liggen aan de hoeveelheid van het zaaigoed: iedereen krijgt hetzelfde Woord en krijgt het in overvloed. Een ieder wordt dezelfde rijke Christus gepredikt. Aan de geloofsprediking (het gaat dus ook om het geloof van de prediker, denk maar aan het feit dat de discipelen geen wonderen konden doen, omdat ze er zelf niet in geloofden) heeft Jezus Christus een rijke belofte gegeven: namelijk dat er leven en groei zal zijn.
Maar net zoals een boer weet dat er graankorrels zijn, die niet zullen ontkiemen, toch zal hij met het beeld voor ogen van velden, die wit zijn om te oogsten, zo rijk mogelijk proberen te zaaien.
Het is echter God die de wasdom geeft.
Maar juist daarom zou ik er niet teveel over inzitten. Werp uw brood uit over het water. Tijdig en ontijdig. Het Evangelie is een kracht van God, tot behoud van wie gelooft. Bijbels gezien is het meest voor de hand liggende moment om tot geloof te komen en Christus te leren kennen: tijdens de prediking van het Evangelie. Geen enkele prediker mag dat moment daarom verontachtzamen. Misschein dat de wedergeboorte inderdaad eerder ligt dan het geloof. Onder de prediking en de oproep tot geloof wordt dat echter openbaar. Dan komt naar buiten, wat van binnen zit, dan moeten de vragen beantwoord worden, maar dan wordt ook de zekerheid geschonken. Laat de oogst niet achterweg, vanwege de aanwezigheid van het kaf.
Wat wordt bedoeld met de kennis van Christus?
1. Dat wat we horen van Christus in de prediking: dat is niet uitwendig of zo, nee, dat is het eerste contact met Christus zelf.
2. De ontmoeting met Hem.
Jezus vroeg het aan de discipelen: wie zeggen de mensen dat Ik ben? Allerlei antwoorden kwamen er, die onvolledig of onwaar waren. Maar toen Hij vroeg: maar gij, wie zegt gij dat Ik ben, toen liet Hij het hen zelf zeggen: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.
De doorbraak kwam (en komt) op het moment, dat wij er persoonlijk naar gevraagd worden. Dan blijkt in hoeverre iemands hart al gereed gemaakt is voor deze belijdenis.
Het zou voor velen een grote onzekerheid omtrent de wedergeboorte wegnemen, wanneer er ook bij ons in de prediking af en toe indringend deze vraag gesteld zou worden. Zeg eerlijk, hoe sta je tegenover Jezus Christus. Dan is er gelijk duidelijkheid over de vraag of je Hem kent of niet. Naar mijn idee moet die vraag in het midden der gemeente gesteld worden. En beantwoord. Want alleen daar vallen de beslissingen. Alleen is maar alleen. Bekering is wel een persoonlijk gebeuren, maar geen eenzaam gebeuren.
Geboren worden doe je in een familie, die je koestert en warmhoudt. Anders ben je niet levensvatbaar.
gravo
Eens te meer blijkt uit zijn bijdrage hoe gevoelig er omgesprongen moet worden met het verwoorden van de gereformeerde leer, aangezien de oplossingen altijd existentieel verbonden zijn met eigen geloof en leven. Altijd is er (op de achtergond of manifest) de spanning voelbaar hoe dat nu bij een ieder van ons persoonlijk ligt.
Wanneer de wedergeboorte zich geheel onttrekt aan onze waarneming, als een soort onzichtbaar proces, voorafgaand aan geloof en kennis van Christus, dan komt bij iemand die denkt of zegt dat hij tot geloof gekomen is, onherroepelijk de vraag op of daar wel wedergeboorte aan vooraf is gegaan. Je kunt je immers bedriegen door al te gemakkelijk te geloven of door te menen dat je kennis van Christus hebt, terwijl er geen staatsverwisseling of wedergeboorte aan vooraf is gegaan? Maar die voorafgaande wedergeboorte is nooit met zekerheid te achterhalen. En daarom spelen in deze oplossing de kenmerken ook zo'n grote rol. De wedergeboorte vindt immers plaats zonder jou in jou. De kenmerken ( met alle discussies over aard en aantal) moeten dan uitsluitsel geven.
De andere visie, waarbij wedergeboorte en geloof in de tijd samenvallen, laat eigenlijk een theologisch vacuum vallen in het voorbereidende werk. Hoe kan iemand opeens tot geloof en kennis van Christus komen (dat is dus: wedergeboren worden). Daar zal je toch in een weg van zelfkennis ontdekking toe gebracht moeten worden? Aan geloof moet toch iets vooraf gaan? Waar plaatsen we nu die weg van ontdekking? De oplossing is dan om dit in het prille geloof te plaatsen. De eerste bewegingen van heilige onrust, boetvaardigheid en ontdekking zijn dus uitingen van wedergeboorte en geloof, waarna die geloofsweg zich verder ontwikkelt. De vraag blijft natuurlijk wel, wat er nu feitelijk is gebeurd, wanneer in iemand de eerste 'ritselingen' ontstaan.
Is er niet kort voor de eerste uitingen van geloof (zondekennis) een moment van wedergeboorte? Toch niet geheel samenvallend dus, maar kort op elkaar? God moet toch de eerste blijven? En is dat prille begin dat ook al kennis van Christus?
In dit dilemma, zou ik een aspect willen noemen, dat tot nu toe nog niet aan de orde is geweest.
Het spreken over de wedergeboorte en over geloof gaat tot nu toe eigenlijk uitsluitend over een innerlijk gebeuren. Ook de kennis van Christus wordt als een innerlijke kennis gezien.
Maar het onzichtbare, door God gewerkt werk van de wedergeboorte heeft een relatie met de prediking. Niet alles aan de bekering is innerlijk. Het is niet zo, dat er naast het werk van de prediking en de verkondiging van het Evangelie er zich een onafhankelijk parallel proces in de mens plaatsvindt, dat ongeacht de prediking al of niet in gang wordt gezet. Dan zou de prediking ijdel zijn en geen deel uitmaken van de heilsorde. Het geloof is uit het gehoor en het gehoor uit het Woord van God.
De kernvraag is: wanneer wordt er in een mens het verlangen geboren.
Een bijbels antwoord is: wanneer er in de prediking een realistisch beeld wordt geschetst van de eigen onmogelijke situatie en er gewezen wordt op een weg ter ontkoming.
Het kan heel goed zijn, dat men er met zondige gedachten over begint na te denken: uit jaloezie over het geloof van christenen, uit irritatie, dat de zonden zo trefzeker worden aangewezen, met een innerlijke afkeer van 'uit genade' of van 'om niet'.
Hoe het ook zij, de prediking is een schakel, die God nadrukkelijk bevolen heeft om mensen tot geloof te brengen. In de heilsorde wordt dit roeping genoemd.
Waar ik voor zou willen waken is, om die roeping vervolgens weer de splitsen in een uitwendige roeping en een inwendige roeping. Dan kan men de uiterlijkheid van de prediking al te snel afdoen als niet afdoende, niet relevant: God moet een mens in het hart roepen. dan krijg je uitdrukkingen in het gebed als: 'wilt Gij de naprediker zijn'.
Daarmee wordt de kracht van de prediking verminderd, de verkondiging als ontoereikend gekwalificeerd en het werk van de Geest wordt gezien als onafhankelijk van de prediking van het Woord. Dan moet je weer naar huis in de hoop dat er daar iets gebeurt.
Net zoals God al voorbereidend werk doet in mijn levensomstandigheden: waar ik woon, wie ik spreek, wat ik meemaak, zo zie ik de prediking ook als Gods onbetwijfelbare werk aan het hart van een ieder die het Woord hoort. Het is niet ijdel, het is niet secundair of 'slechts' uitwendig. Het is de zaak zelf. Christus, in het gewaad van het Woord. De Heer is nabij.
De verkondiger moet zich bewust zijn van het feit, dat de verkondiging Gods middel is om mensen wederom geboren te doen worden, te bekeren en tot geloof te brengen. En wel: samenvallend met die verkondiging, zoals het boek Handelingen ons over de prediking van het Evangelie meldt. Dat er sommigen wel en anderen niet door dit Woord getrokken worden door God, blijft aan God en blijft in Gods hand.
Wij moeten aangaande de wedergeboorte zijn als de zaaier: met volle handen vruchtbaar en levenwekkend zaad zaaien. Het mag niet liggen aan het zaaigoed (dat moet het volle Evangelie zijn, met de garantie dat wie gelooft zalig zal worden), het mag niet liggen aan de hoeveelheid van het zaaigoed: iedereen krijgt hetzelfde Woord en krijgt het in overvloed. Een ieder wordt dezelfde rijke Christus gepredikt. Aan de geloofsprediking (het gaat dus ook om het geloof van de prediker, denk maar aan het feit dat de discipelen geen wonderen konden doen, omdat ze er zelf niet in geloofden) heeft Jezus Christus een rijke belofte gegeven: namelijk dat er leven en groei zal zijn.
Maar net zoals een boer weet dat er graankorrels zijn, die niet zullen ontkiemen, toch zal hij met het beeld voor ogen van velden, die wit zijn om te oogsten, zo rijk mogelijk proberen te zaaien.
Het is echter God die de wasdom geeft.
Maar juist daarom zou ik er niet teveel over inzitten. Werp uw brood uit over het water. Tijdig en ontijdig. Het Evangelie is een kracht van God, tot behoud van wie gelooft. Bijbels gezien is het meest voor de hand liggende moment om tot geloof te komen en Christus te leren kennen: tijdens de prediking van het Evangelie. Geen enkele prediker mag dat moment daarom verontachtzamen. Misschein dat de wedergeboorte inderdaad eerder ligt dan het geloof. Onder de prediking en de oproep tot geloof wordt dat echter openbaar. Dan komt naar buiten, wat van binnen zit, dan moeten de vragen beantwoord worden, maar dan wordt ook de zekerheid geschonken. Laat de oogst niet achterweg, vanwege de aanwezigheid van het kaf.
Wat wordt bedoeld met de kennis van Christus?
1. Dat wat we horen van Christus in de prediking: dat is niet uitwendig of zo, nee, dat is het eerste contact met Christus zelf.
2. De ontmoeting met Hem.
Jezus vroeg het aan de discipelen: wie zeggen de mensen dat Ik ben? Allerlei antwoorden kwamen er, die onvolledig of onwaar waren. Maar toen Hij vroeg: maar gij, wie zegt gij dat Ik ben, toen liet Hij het hen zelf zeggen: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.
De doorbraak kwam (en komt) op het moment, dat wij er persoonlijk naar gevraagd worden. Dan blijkt in hoeverre iemands hart al gereed gemaakt is voor deze belijdenis.
Het zou voor velen een grote onzekerheid omtrent de wedergeboorte wegnemen, wanneer er ook bij ons in de prediking af en toe indringend deze vraag gesteld zou worden. Zeg eerlijk, hoe sta je tegenover Jezus Christus. Dan is er gelijk duidelijkheid over de vraag of je Hem kent of niet. Naar mijn idee moet die vraag in het midden der gemeente gesteld worden. En beantwoord. Want alleen daar vallen de beslissingen. Alleen is maar alleen. Bekering is wel een persoonlijk gebeuren, maar geen eenzaam gebeuren.
Geboren worden doe je in een familie, die je koestert en warmhoudt. Anders ben je niet levensvatbaar.
gravo
Jesaja 53:11: "Door zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken"
Dit wijst op de kennis die men van Christus heeft.
Joh. 17:3: "Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, de enige waarachtige God en Jezus Christus Die Gij gezonden hebt"
Ook deze tekst wijst op de kennis van Christus waardoor wij moeten zalig worden, er is geen andere weg. Dus het zal voor zowel bekeerde als onbekeerde mensen duidelijk moeten zijn wat deze kennis inhoudt en niet zoals Miscanthus zegt dat als je onbekeerd bent dat je dan nooit erachter zou kunnen komen wat dat inhoudt, dat hij nooit geen antwoord zou kunnen krijgen 'wat geloven inhoudt'.
Die kennis wordt verkregen uit het Woord, het geloof is namelijk uit het gehoor (Rom. 10:17). Een ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij (Joh. 6:45).
Dat het geloof kennis vereist blijkt uit het feit dat elk christen zijn geloof moet belijden en er rekenschap van moet geven.
Christus kennen als Verlosser
Wie Christus niet kent als Verlosser, kan nooit spreken de Troost, de zekerheid van de zaligheid, het be-erven van het eeuwige leven, gerechtvaardigd zijn. Voor als deze zaken als Christus kennen als Verlosser nodig.
Het volk Israel wilde Hem wel als Koning: Hosanna
Velen zagen Hem als Profeet.
Maar hoevelen zagen Hem als Verlosser van hun zonden?
Spreekt ook het Avondmaalsformulier niet van "Hij voor mij"? De kennis van Christus als Verlosser?
Calvijn (Inst. III,II,2)
"Immers wij krijgen de zaligheid niet daaruit, dat wij bereid zijn als waarheid te omhelzen al wat de kerk voorschrijft, of dat wij de taak om te onderzoeken en te leren kennen aan haar overdragen, maar wanneer wij erkennen, dat God ons een genadig Vader is, door de verzoening, die door Christus is geschied, en dat Christus ons gegeven is tot rechtvaardigmaking, heiligmaking en leven. Door deze kennis, zeg ik, en niet door de onderwerping van ons gevoelen, verkrijgen wij toegang tot het Koninkrijk der hemelen."
Dit is dus de ware kennis van Christus, wanneer wij Hem aannemen, zoals Hij door de Vader wordt aangeboden, namelijk met Zijn evangelie bekleed: want gelijk Hij bestemd is tot doel van ons geloof, zo zullen wij slechts wanneer het evangelie ons voorgaat, recht op Hem afgaan. En voorwaar, daar worden ons de schatten der genade geopend: wanneer die gesloten waren, zou Christus ons weinig voordeel aanbrengen."
Zo zien we dus dat Christus gekend moet worden als Verlosser. Als persoonlijke Verlosser in Wie we onze zaligheid vinden, rust vinden, vrede vinden, verzoening vinden, het eeuwige leven vinden. Het geloof is amen op Zijn offer zagen, Hem aannemen als Profeet, Priester en Koning, ik zie nergens dat iemand in de Bijbel ten dele aanneemt, alleen als Profeet of alleen als Koning. Jawel, ik weet wel, het waangeloof doet dat: Die wil Christus wel als Priester, maar niet als Koning en Heerser en Meester over hun leven, dat Hij het over hen te zeggen krijgt. Nee, men wil op de brede weg lopen en door Christus nog eens zalig worden. Maar da's een vals vertrouwen.
Christus is niet te scheiden in Zijn ambten, of je neemt Hem geheel aan, of je verwerpt Hem.
Dit wijst op de kennis die men van Christus heeft.
Joh. 17:3: "Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, de enige waarachtige God en Jezus Christus Die Gij gezonden hebt"
Ook deze tekst wijst op de kennis van Christus waardoor wij moeten zalig worden, er is geen andere weg. Dus het zal voor zowel bekeerde als onbekeerde mensen duidelijk moeten zijn wat deze kennis inhoudt en niet zoals Miscanthus zegt dat als je onbekeerd bent dat je dan nooit erachter zou kunnen komen wat dat inhoudt, dat hij nooit geen antwoord zou kunnen krijgen 'wat geloven inhoudt'.
Die kennis wordt verkregen uit het Woord, het geloof is namelijk uit het gehoor (Rom. 10:17). Een ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij (Joh. 6:45).
Dat het geloof kennis vereist blijkt uit het feit dat elk christen zijn geloof moet belijden en er rekenschap van moet geven.
Christus kennen als Verlosser
Wie Christus niet kent als Verlosser, kan nooit spreken de Troost, de zekerheid van de zaligheid, het be-erven van het eeuwige leven, gerechtvaardigd zijn. Voor als deze zaken als Christus kennen als Verlosser nodig.
Het volk Israel wilde Hem wel als Koning: Hosanna
Velen zagen Hem als Profeet.
Maar hoevelen zagen Hem als Verlosser van hun zonden?
Spreekt ook het Avondmaalsformulier niet van "Hij voor mij"? De kennis van Christus als Verlosser?
Calvijn (Inst. III,II,2)
"Immers wij krijgen de zaligheid niet daaruit, dat wij bereid zijn als waarheid te omhelzen al wat de kerk voorschrijft, of dat wij de taak om te onderzoeken en te leren kennen aan haar overdragen, maar wanneer wij erkennen, dat God ons een genadig Vader is, door de verzoening, die door Christus is geschied, en dat Christus ons gegeven is tot rechtvaardigmaking, heiligmaking en leven. Door deze kennis, zeg ik, en niet door de onderwerping van ons gevoelen, verkrijgen wij toegang tot het Koninkrijk der hemelen."
Dit is dus de ware kennis van Christus, wanneer wij Hem aannemen, zoals Hij door de Vader wordt aangeboden, namelijk met Zijn evangelie bekleed: want gelijk Hij bestemd is tot doel van ons geloof, zo zullen wij slechts wanneer het evangelie ons voorgaat, recht op Hem afgaan. En voorwaar, daar worden ons de schatten der genade geopend: wanneer die gesloten waren, zou Christus ons weinig voordeel aanbrengen."
Zo zien we dus dat Christus gekend moet worden als Verlosser. Als persoonlijke Verlosser in Wie we onze zaligheid vinden, rust vinden, vrede vinden, verzoening vinden, het eeuwige leven vinden. Het geloof is amen op Zijn offer zagen, Hem aannemen als Profeet, Priester en Koning, ik zie nergens dat iemand in de Bijbel ten dele aanneemt, alleen als Profeet of alleen als Koning. Jawel, ik weet wel, het waangeloof doet dat: Die wil Christus wel als Priester, maar niet als Koning en Heerser en Meester over hun leven, dat Hij het over hen te zeggen krijgt. Nee, men wil op de brede weg lopen en door Christus nog eens zalig worden. Maar da's een vals vertrouwen.
Christus is niet te scheiden in Zijn ambten, of je neemt Hem geheel aan, of je verwerpt Hem.
Ik onderschrijf van harte de eerste post van Miscantus. Op één nuancering na:
Vergelijk het maar met Bush. Iedereen heeft heel veel over die man kunnen lezen, en bijna iedereen weet een hoop belangrijke dingen over hem. Maar weinig mensen kénnen hem persoonlijk.
En daar gaat het nu om. Of God al eens een persoonlijke God is geworden. Of we alleen wat feiten van Hem weten, of dat we weten wie Hij is! Of wij een persoonlijke omgang met Hem kennen. Het is iets wat moeilijk in woorden te vatten is, maar wat toch zo'n onnoemlijk verschil uitmaakt, kennis of geloof.
Het is mogelijk om de werken van God te kennen uit de natuur (ingeschapen Godskennis), en uit Zijn Woord. Echter, wij zullen pas het Wezen van God leren kennen (in andere woorden: we leren God pas persoonlijk kennen) in Christus, door het geloof.De inleiding van Zeeuw geeft wel aanleiding tot een dogmatische insteek.
Allereerst zou ik willen zeggen dat kennis van Christus hetzelfde is als geloven in Christus, als de gezonden Zoon van God en zaligmaker van zondaren. Dat Hij kan verlossen en dat Hij wil verlossen, ook mij. Er is geen kennen van God zonder de kennis van Christus, want Joh 1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft [Hem] [ons] verklaard. Christus is God. "Niemand komt tot de Vader dan door mij." We kennen Christus alleen zoals Hij zich in Zijn Woord openbaart, namelijk als de Weg, de Waarheid en Het Leven.
Vergelijk het maar met Bush. Iedereen heeft heel veel over die man kunnen lezen, en bijna iedereen weet een hoop belangrijke dingen over hem. Maar weinig mensen kénnen hem persoonlijk.
En daar gaat het nu om. Of God al eens een persoonlijke God is geworden. Of we alleen wat feiten van Hem weten, of dat we weten wie Hij is! Of wij een persoonlijke omgang met Hem kennen. Het is iets wat moeilijk in woorden te vatten is, maar wat toch zo'n onnoemlijk verschil uitmaakt, kennis of geloof.
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Hoi Memento en RJ,Oorspronkelijk gepost door mementoHet is mogelijk om de werken van God te kennen uit de natuur (ingeschapen Godskennis), en uit Zijn Woord. Echter, wij zullen pas het Wezen van God leren kennen (in andere woorden: we leren God pas persoonlijk kennen) in Christus, door het geloof.
toch zeg je ook hier dat het werkelijk kennenvan God alleen in geloof kan. God is niet te kennen vanuit de schepping en zeker niet zaligmakend. Wat dat betreft heb ik geen problemen met de Barmer Thesen, maar dat wisten jullie al.

De vraag "Wie is God" kan eigenlijk alleen oprecht gesteld worden als het antwoord al duidelijk is, namelijk in geloof. "Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israel, en tot een teken, dat wedersproken zal worden." Hem kennen kan niet zonder Zijn openbaring aan ons. Ik kan me niet voorstellen dat wanneer Christus zich openbaart, dat we dan zouden weglopen. En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het.
38 En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem.
39 ¶ En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden.
Blinden kunnen Hem niet zien en dus niet kennen. Als onze ogen geopend worden, zullen we Hem zien.
Dat zien we ook bij de Samaritaanse vrouw, waar Jezus zegt: Johannes 4:10 Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben.
Dit bewijst volgens mij dat er geen kennen is dan een kennen in het geloof en dus ook een omhelzen.
[Aangepast op 10/12/04 door Miscanthus]
Dit word wel héél erg snel weggeschreven als standenleer etc. etc. Pim en Marcel mogen wel wat beter studeren vind ik, ik lees hier niet dat de standenleer wordt verdedigt. Ik lees slechts dat er een onderscheiden manier is van spreken over de kennis van Christus. En dat is geen standenleer, een onderscheid wordt pas standen, als het één op het ander moet volgen.Oorspronkelijk gepost door Adrianus
Blindgeborene: (er)kende aanvankelijk Christus in zijn weldaden, maar later als Persoon.
Moordenaar aan het Kruis: kende Hem eerst als Koning, later als Zaligmaker
Johannes: werd naar Hem heengewezen als het Lam Gods, maar Christus openbaarde zich als Persoon toe Hij zei 'kom en zie'.
Natuurlijk kan ik dit uitgebreider uit gaan leggen, maar ik heb geprobeerd het kort te typeren. Zit qua tijd een beetje klem.
Nemen we even de blindgeborene. Zeeuw stelt in zijn eerste posting, dat er vooral door de Schotse puriteinen i.t.t. de Nad.Ref. meer wordt aangesloten bij 'de algemene weldaden van de barmhartigheid van God, dan bij de kennis van Christus als Verlosser'. De blindgeborene is daar een bijbelse illustratie van (in dit geval gegeven door Adrianus) Met andere woorden, zelfs de Schotten wordt hier dus de standenleer in de schoenen geschoven. Maar dat zal vast een verkeerde interpretatie van mij zijn.
Ik zet overigens wél een vraagteken bij deze onderscheidende exegese. De geschiedenis wordt ons tenslotte voorgehouden, om de vasthoudendheid van een gebrekkig mens te tonen, en de bereidwilligheid van Christus om hem te genezen, niet om er tot in de derde graad theologische spitsvondigheden uit te halen.
" Ik noemde al het voorbeeld van de moordenaar aan het kruis. Denk ook aan de blindgeborene. Ook Johannes, voor en na de tiende ure. Graag licht ik deze voorbeelden toe, maar ik denk dat je voor jezelf een heel eind komt met de lessen die je juist voor het bevindelijke leven uit deze geschiedenissen kunt trekken. "
Beste Adrianus,
Je noemt een aantal geschiedenissen uit de Schrift, om daar vervolgens een meer dogmatisch onderscheid van te maken inzake de kennis van Christus als Heere en de kennis van Christus als Verlosser. Met het maken van dit soort onderscheidingen raak je precies de kern van mijn openingstopic aan. We spreken soms over iemand die wel de Zoon kent, maar niet de Geest e.d. Of die door de Zoon tot de Vader geleid is, terwijl anderen alleen de Zoon maar kennen.
Nu ga je vervolgens nog verder door in de kennis van de Zoon weer een strakke onderscheiding aan te gaan brengen.
Ik heb daar moeite mee. In mijn openingstopic heb ik enkele dogmatische uitspraken van de Schrift aangehaald (geen geschiedenissen) waaruit blijkt dat Christus vooral wijst op de eenheid van Gods Wezen. Wie de Zoon kent, kent de Vader. En niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn dan door de Heilige Geest.
Ik heb gepleit voor een bevindelijk spreken. Het gaat namelijk mijns inziens om een geloofsgeheim wat nooit rationeel te verklaren is. We leren door genade de Heere kennen, zowel in de Persoon van de Vader in Zijn recht als ook de Persoon van de Zoon in Zijn genade en verlossing. Al naar gelang waar de Heilige Geest het licht over geeft. Maar het gaat altijd om de kennis van de Ene Drieenige God. De bevindelijke doorleving van enerzijds de ene God en anderzijds de Drie Personen is een zaak die nauwelijks voor ons verstand te bevatten is. De bewuste onderscheidingen zijn naar mijn gevoel soms een rationele verwoording van iets wat nooit in woorden is uit te drukken of louter met het verstand te bevatten.
Tenslotte; je nadere aanwijzing naar Hellenbroek vind ik wel terecht. Zijn uitspraak maakt duidelijk dat kennis van Christus zich op diverse zijden van Zijn Persoon en werk richt en nooit los te maken is van de Drieenige God Zelf.
Verder vind ik vooral de reactie van Miscanthus heel mooi en heeft dat mijn hartelijke instemming.
Gravo, je schetst terecht 2 theologische posities rondom wedergeboorte en geloof in Christus. Ik geloof dat beide opvattingen gereformeerd te noemen zijn. Met jou ben ik van mening dat in de prediking de kernvraag zijn moet "Wat dunkt u van de Christus ? " Dat is de lijn van de Schrift "Indien iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking. Maranatha! "
Het is echter niet de bedoeling om in dit topic verder op de verschillende theologische posities in te gaan, hoewel het er direct aan verbonden is.
Beste Herman,
“Zeeuw stelt in zijn eerste posting, dat er vooral door de Schotse puriteinen i.t.t. de Nad.Ref. meer wordt aangesloten bij 'de algemene weldaden van de barmhartigheid van God, dan bij de kennis van Christus als Verlosser'.
Zoals jij het nu stelt zijn het mijn woorden niet. In bovenstaande zin lees ik dat de algemene weldaden van de barmhartigheid van God, wat anders zou zijn dan de kennis van Christus als Verlosser. Dat is niet wat ik schreef. Ik heb aangegeven dat het kennen van Gods barmhartigheid in de belofte van het Evangelie ook het kennen van Christus is. We moeten denk ik niet allerlei dingen uit elkaar gaan splitsen. Ook signaleer ik geen tegenstelling tussen Nad. Ref en de puriteinen. Wel heb ik gewezen op een verschil tussen de oudvaders en de geref gezindte als het gaat om de droefheid naar God.
“Ik zet overigens wél een vraagteken bij deze onderscheidende exegese. De geschiedenis wordt ons tenslotte voorgehouden, om de vasthoudendheid van een gebrekkig mens te tonen, en de bereidwilligheid van Christus om hem te genezen, niet om er tot in de derde graad theologische spitsvondigheden uit te halen.”
Mee eens, het lijkt me onjuist om op basis van een bepaalde geschiedenis een dogmatisch onderscheid te maken, waar de Schrift in de dogmatische uitspraken over zwijgt.
De Schrift spreekt onderscheiden over de kennis van Christus, maar maakt nooit een nadrukkelijk onderscheid.
Terugkomend op de openingspost zou ik graag eens wat reacties vernemen over wat ik daar postte over
1) de verhouding tussen het kennen van Christus en het kennen van God Zelf.
2) de relatie tussen kennis van Christus en de droefheid naar God.
Groeten
Beste Adrianus,
Je noemt een aantal geschiedenissen uit de Schrift, om daar vervolgens een meer dogmatisch onderscheid van te maken inzake de kennis van Christus als Heere en de kennis van Christus als Verlosser. Met het maken van dit soort onderscheidingen raak je precies de kern van mijn openingstopic aan. We spreken soms over iemand die wel de Zoon kent, maar niet de Geest e.d. Of die door de Zoon tot de Vader geleid is, terwijl anderen alleen de Zoon maar kennen.
Nu ga je vervolgens nog verder door in de kennis van de Zoon weer een strakke onderscheiding aan te gaan brengen.
Ik heb daar moeite mee. In mijn openingstopic heb ik enkele dogmatische uitspraken van de Schrift aangehaald (geen geschiedenissen) waaruit blijkt dat Christus vooral wijst op de eenheid van Gods Wezen. Wie de Zoon kent, kent de Vader. En niemand kan zeggen Jezus de Heere te zijn dan door de Heilige Geest.
Ik heb gepleit voor een bevindelijk spreken. Het gaat namelijk mijns inziens om een geloofsgeheim wat nooit rationeel te verklaren is. We leren door genade de Heere kennen, zowel in de Persoon van de Vader in Zijn recht als ook de Persoon van de Zoon in Zijn genade en verlossing. Al naar gelang waar de Heilige Geest het licht over geeft. Maar het gaat altijd om de kennis van de Ene Drieenige God. De bevindelijke doorleving van enerzijds de ene God en anderzijds de Drie Personen is een zaak die nauwelijks voor ons verstand te bevatten is. De bewuste onderscheidingen zijn naar mijn gevoel soms een rationele verwoording van iets wat nooit in woorden is uit te drukken of louter met het verstand te bevatten.
Tenslotte; je nadere aanwijzing naar Hellenbroek vind ik wel terecht. Zijn uitspraak maakt duidelijk dat kennis van Christus zich op diverse zijden van Zijn Persoon en werk richt en nooit los te maken is van de Drieenige God Zelf.
Verder vind ik vooral de reactie van Miscanthus heel mooi en heeft dat mijn hartelijke instemming.
Gravo, je schetst terecht 2 theologische posities rondom wedergeboorte en geloof in Christus. Ik geloof dat beide opvattingen gereformeerd te noemen zijn. Met jou ben ik van mening dat in de prediking de kernvraag zijn moet "Wat dunkt u van de Christus ? " Dat is de lijn van de Schrift "Indien iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking. Maranatha! "
Het is echter niet de bedoeling om in dit topic verder op de verschillende theologische posities in te gaan, hoewel het er direct aan verbonden is.
Beste Herman,
“Zeeuw stelt in zijn eerste posting, dat er vooral door de Schotse puriteinen i.t.t. de Nad.Ref. meer wordt aangesloten bij 'de algemene weldaden van de barmhartigheid van God, dan bij de kennis van Christus als Verlosser'.
Zoals jij het nu stelt zijn het mijn woorden niet. In bovenstaande zin lees ik dat de algemene weldaden van de barmhartigheid van God, wat anders zou zijn dan de kennis van Christus als Verlosser. Dat is niet wat ik schreef. Ik heb aangegeven dat het kennen van Gods barmhartigheid in de belofte van het Evangelie ook het kennen van Christus is. We moeten denk ik niet allerlei dingen uit elkaar gaan splitsen. Ook signaleer ik geen tegenstelling tussen Nad. Ref en de puriteinen. Wel heb ik gewezen op een verschil tussen de oudvaders en de geref gezindte als het gaat om de droefheid naar God.
“Ik zet overigens wél een vraagteken bij deze onderscheidende exegese. De geschiedenis wordt ons tenslotte voorgehouden, om de vasthoudendheid van een gebrekkig mens te tonen, en de bereidwilligheid van Christus om hem te genezen, niet om er tot in de derde graad theologische spitsvondigheden uit te halen.”
Mee eens, het lijkt me onjuist om op basis van een bepaalde geschiedenis een dogmatisch onderscheid te maken, waar de Schrift in de dogmatische uitspraken over zwijgt.
De Schrift spreekt onderscheiden over de kennis van Christus, maar maakt nooit een nadrukkelijk onderscheid.
Terugkomend op de openingspost zou ik graag eens wat reacties vernemen over wat ik daar postte over
1) de verhouding tussen het kennen van Christus en het kennen van God Zelf.
2) de relatie tussen kennis van Christus en de droefheid naar God.
Groeten
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug