Cremar schreef:Ik zal het proberen uit te leggen. Met "onze gemeenten" bedoel ik de GerGem te Rijssen.
Je noemt het zelf al: de bekering wordt versmald tot één weg. Dit gebeurd veel in onze gemeenten. Je moet voldoen aan een aantal ervaringen en als je die ervaringen niet hebt dan mag je er wel een vraagteken achter zetten. Brakel schrijft dat de wedergeboorte op verschillende manieren kan (hfdst. XXXL, VII 4): A: Sommigen worden schielijk, in korte tijd overgebracht. B: Sommigen worden overgebracht door en met grote verschrikkingen en ontsteltenissen der wet, des doods en der verdoemenis. C: Sommigen op evangelische wijze. De zaligheden en de volheid van den Middelaar Jezus Christus overstelpen de ziel, en de zoetigheden van de evangelische goederen vervullen zo hun zielen, dat ze geen tijd hebben om aan hun zonden en verschrikking te denken. Maar zij worden als verslonden door het evangelie, en zij ontvangen Jezus met blijdschap. D: sommigen brengt de Heere over in vele bedaardheid, door het gezicht van waarheden: in bedaardheid zien zij hun zondige en ellendige staat buiten Christus. (...) Zij hebben niet vele smartelijke droefheid, ook geene verrukkende blijdschap, maar een genoegen in, een zoete goedkeuring van waarheden, zo ten opzichte van hun ellende, als ten opzichte van de zaligheid in Christus (...). E: sommigen worden bekeerd met vele wisselingen van droefheid, blijdschap enz. (...).
Bedankt voor je toelichting. Het is zeker waar, Brakel is bijzonder voorzichtig en pastoraal. Daar moeten wij een voorbeeld aan nemen. Wel moeten we een kanttekening plaatsen. Het door jou aangehaalde citaat is wellicht het meest aangehaalde stukje uit de Redelijke Godsdienst, en soms vrees ik: ook het meest misbruikte. ik ervoor waarschuwen om Brakel niet te beperken tot deze ene bladzijde, want op de andere 2200 bladzijden staan nog meer belangwekende dingen. Hij heeft ook een hoofdstuk geschreven over de kentekenen van het ware geloof. Daar wijst Brakel op de zaken die in het hart van iedere ware Christen verklaard liggen, zaken die absoluut niet gemist kunnen worden. Daar is hij ook heel waarschuwend, scherp en afsnijdend. We moeten er daarom naar streven om hem evenwichtig te begrijpen.
Cremar schreef:In mijn gemeente wordt de bekering versmald tot bekering "B".
Weliswaar heb ik tientallen preken uit de Gereformeerde Gemeenten beluisterd, maar die indruk heb ik toch niet. Mijn indruk was tot nu toe dat de nadruk toch vooral ligt op wat Brakel de gewone weg noemt (onder punt "E" beschreven). Misschien dat je die overtuiging hebt vanwege de veelbesproken 'vierschaarbeleving'. Zelf geloof ik dat weg "B" en "E" niet veel verschillen, want ook onder weg "E" beschrijft Brakel hoe in de gewone weg de zondaar leert dat de HEERE heilig en rechtvaardig is en over de verschrikkingen onder de toorn Gods. Brakel zegt letterlijk: de vreze om verdoemd te worden doet sommigen de haren ter berge rijzen. Dat wordt zowel onder weg "E" als bij weg "B" wel ondervonden. Het grote verschil ligt mijns inziens in het tijdsverloop. Bij weg "B" wordt verwezen naar de 3000 op de Pinksterdag, die op één dag tot geloof kwamen, terwijl bij weg "E" gesproken wordt over een 'allengskens' tot geloof komen.
Cremar schreef:Dit brengt veel mensen in verwarring en bovendien worden de mensen op zichzelf geworpen, want je moet eerst dit, en dat hebben voordat je tot Christus kunt gaan.
Ik begrijp je zorgen heel goed. Iedere zondaar moet genodigd worden om tot Christus te vluchten om alles bij Hem te vinden wat ons ontbreekt, zie Openb. 3:17,18. Anderzijds, niemand komt waarlijk tot Christus dan die heeft geleerd dat van hemzelf geheel niets goeds te verwachten is. En dat leert de Heilige Geest ons in een weg van ontdekking. Ook dat mag nooit achterwege blijven in de prediking.
Cremar schreef:Verder is bevindelijke prediking erg beschouwend: Gods volk gaat dit doorleven, en gaat dat zien, en dan gaan ze zus.. Mensen kunnen dit rustig aanhoren, ze kunnen instemmend knikken, en daarna verder doorleven. Als er wordt opgeroepen tot bekering dan kan de mens dat verwerpen of ter harte nemen, (natuurlijk geleid door de Heilige Geest). De oproep tot bekering klinkt nauwelijks meer. Ik kan me niet herinneren wanneer de dominee de beloften van Jezus Christus uitsprak zoals: 'kom toch tot mij die vermoeid en belast zijn, dan zal ik u rust geven'. Want als je dit zegt wordt er een beroep op de mens gedaan.
De prediking in die gemeente heb ik zelf nooit beluisterd, zelf kom ik ook uit een hele andere kerkelijke richting en daarom wil ik voorzichtig zijn. Wel heb ik eenmaal ds. Van Dieren beluisterd, en met smaak, maar dat is een te smalle basis om het geheel van de prediking in die gemeente op waarde te kunnen schatten. Ik wil opmerken dat er altijd uitersten zijn. Als de gehele preek wordt benut om een beschouwing te geven van hoe de HEERE werkt in de ziel, dan kan het niet anders of er moeten andere wezenlijke zaken onderbelicht blijven. De dingen die je noemt, klinken ernstig. Als de oproep tot geloof en bekering te weinig klinkt, evenals de lieflijke nodiging van het Evangelie, dan is dat een ernstige zaak en ook zeer schadelijk voor de gemeente. Ik moet denken aan een kanttekening die Comrie schreef in een boek van Th. Shepard, wat door hem vertaald is:
Uit: Thomas Sheppard, De gelijkenis der tien maagden, p. 75-76.
Thomas Sheppard: Ja; maar zult gij zeggen: zal Hij op zulk een ellendig schepsel acht geven? Zal Hij zulk een melaatse als ik ben, omhelzen? Neen zeker, zegt gij,hij zal het nooit doen.
Alexander Comrie hierbij in de kanttekening:
Dit is een antwoord van een arme verlegen en overtuigde ziel, die enigszins de schoonheid van Jezus ziende, Hem gaarne zou willen hebben, maar Jezus niet durft aannemen, noch tot Hem komen, omdat zij een zo diep inzicht van haar mismaaktheid heeft. De mens wil toch eerst enige schoonheid in zichzelven vinden, eer hij tot Jezus wil komen. O daar is een uitnemende kracht Gods toe van node om ons te overreden, dat wij komen mogen, zo melaats als wij zijn. Waar weinig licht van het Evangelie is, houden de zonden de ziel terug, maar als God de ogen verlicht tot kennis der vrije genade, verstaat de ziel Davids drangredenen, die hij gebruikte om de vergeving der zonden te verkrijgen: Vergeef mij mijn zonden; want zij zijn groot. Daarom zeg ik tot antwoord op de vraag: Ja Jezus! ik wil U omhelzen. Al waart gij zo zwart als de duivel, als gij maar een mens en geen duivel zijt; al waart gij het ellendigste wanschepsel; al had gij honderduizendmaal meer zonden, als gij hebt; al had gij geen hart noch hand om Hem te omhelzen, zo gij maar wilt, het is gedaan, de scharlaken en karmozijnen zonden wil Hij uitdelgen, en let wel, om Zijns Naams wil, niet om uwentwil, noch om iets, dat in u is, of dat gij doen kunt; dit zij u bekend. O, redeneer dan niet langer tegen de vrije genade en u zelven; het komt er niet op aan, wat gij hebt of kunt doen. Is het niet genoeg dat Jezus alles heeft en alles doen wil voor u, die niets hebt, noch het allerminste doen kunt. Hij heeft rijkdom voor uw armoede, klederen voor uw naaktheid, schoonheid voor uw mismaaktheid en een almachtige arm voor uw machteloosheid. Zoek u dan maar in alles zoals gij zijt, op eeuwige en louter vrije genade, te werpen; ik kan en durf u verzekeren op het getuigenis van Gods Woord, dat al waart gij de grootste zondaar onder de zon, als gij maar komt Hij u geenszins zal uitwerpen.
Thomas Sheppard: Merk op dat Hij u ten huwelijk vraagt, niet één ziel, die dit leest, of de Heere Jezus doet een huwelijksaanzoek bij u.
Alexander Comrie hierbij in de kanttekening:
Namelijk in de aanbieding van het Evangelie, want ofschoon de uitverkorenen alleen zalig worden, wordt het aanbod van genade echter aan allen gedaan, die het Woord horen. Het ware te wensen, dat men in elke leerrede dit aanbod hoorde; mogelijk zouden de predikatiën van meer kracht zijn voor arme overtuigde zielen. Hoezeer is het te beklagen, dat het slechts nu en dan gedaan wordt; dat het voorwaardelijk geschiedt, en met plichten en vereisten zozeer bezwachteld is, zodat in plaats dat de arme zondaars op de roepende stem zouden komen, zoals zij zijn, zij zolang moeten staan, totdat zij deze en gene vereiste dingen vinden. O hoe troebel zijn dikwerf de wateren van het heiligdom! Hoe weinigen zijn er die de banen verhogen en tot een arm ellendig volk roepen: neemt van de wateren des levens om niet.
Afsluitend: het is belangrijk dat we de juiste middenweg bewandelen. Enerzijds moet de prediking appelerend en nodigend zijn, anderzijds moet ook gewezen worden op de wijze waarop de Heilige Geest ons tot de zaligheid brengt. Dat is nodig, omdat wij van nature altijd maar verkeerde voorstellingen maken van het werk der bekering. Daarom moet klinken wat de bekering werkelijk inhoud en wat de weg is waarin wij die deelachtig worden.