Re: Goed nieuws.... in donkere dagen.
Geplaatst: 14 mar 2014, 11:20
.
Een geloof dat geen aanvechtingen kent is vreemd, en niet Bijbels. De duivel gaat om als een briesende leeuw, om, zo het mogelijk ware, ook Gods volk te verleiden, te plagen, te benauwen.MoesTuin schreef:Dia je hebt helemaal gelijk, maar op een gegeven moment komt er bij jou een punt. en daar blijft het bij.-DIA- schreef:Maar ook voor Gods volk en Kerk ligt er het Woord, dat ook altijd hetzelfde is, zolang deze bediening duurt: In de wereld zult gij verdrukking hebben. En: De dagen der duisternis zullen vele zijn. Wie van Gods volk kent niet dat men moet eens klagen: De Heere heeft mijn vergeten en verlaten. Daarbij is de toestand in kerk en wereld beslist donker te noemen. Ik geloof dat niet één van Gods kinderen dit anders zal kunnen duiden. Het is ook niet voor niets de Generale Synode van de GG een boete- en bededag heeft uitgeschreven i.v.m. de nood der tijden. Ik geloof en merk ook wel, dat bij velen de rechte nood niet eens gevoeld wordt. Dat moet toch ook wel wat te denken geven.MarthaMartha schreef:Goed nieuws in donkere dagen? Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid!
Maar het gaat verder, je verhaal heeft een vervolg.
Je schrijft.... "De Heere heeft mij vergeten en verlaten"
Maar dit is beslist niet zo
Zing maar eens Psalm 121
Psalm 121 : 4
De HEER zal u steeds gadeslaan,
Opdat Hij in gevaar,
Uw ziel voor ramp bewaar';
De HEER, 't zij g' in of uit moogt gaan,
En waar g' u heen moogt spoeden,
Zal eeuwig u behoeden.
Je schrijft over: "Ik geloof en merk ook wel, dat bij velen de rechte nood niet eens gevoeld wordt. Dat moet toch ook wel wat te denken geven."
Maar dit kan je voor jezelf schrijven, maar niet hier neerzetten als algeheel beeld.
Want ik herken mezelf hier niet meer in, vroeger beslist wel, toen ik zonder de Heere Jezus was in mijn leven.
Dat stadium ben ik voorbij....
Het stopt niet, in Christus enkel en alleen, gaat het verder.......
Als Hij je trekt vanuit de diepe nood, en jij herkent dit en in Geloof aanneemt en als Bijbelse Waarheid en je in geloofs Vertrouwen in Hem je overgeeft
O, wat een Hoopvolle Toekomst, Hij zal nooit en tenimmer beschamen.
Dan wordt het Goed nieuws....in donkere dagen.
Het ligt voor je
Pak het, grijp het
1 Timoteus 6 vers 11b -13
11b jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid.
12 Strijd de goede strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen.
Hebreeen 12
1 Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt.
2 Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.
3 Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt.
Maar hiervoor is een vereiste dat je Gods stem leert te verstaan.
Dat is maar op 1 manier mogelijk, en dat gaf Jolanda Oudshoorn al aan...
Alleen Jezus Christus is de weg tot God en zonder Hem kun je nooit Gods stem zuiver horen.
Dat is een feit van de kant van de mens bezien. Maar bij God vandaan niet.ejvl schreef:Een predikant zei wel eens, een mens uit de wereld wordt makkelijker bekeerd als een mens uit de godsdienst...
Zeker, er werd bedoeld dat een mens uit de godsdienst nog zo aan de godsdienst vastzit, denkt nog niet zo slecht te zijn, netjes 2 keer naar de kerk, netjes een cent in het zakje, keurig in het uiterlijk, keurig weten te vertellen hoe het moet, maar o zo vast aan de godsdienst.-DIA- schreef:Dat is een feit van de kant van de mens bezien. Maar bij God vandaan niet.ejvl schreef:Een predikant zei wel eens, een mens uit de wereld wordt makkelijker bekeerd als een mens uit de godsdienst...
We weten ook van bekering van predikanten zoals ds. H. de Cock, ds. Th. van der Groe, en meerdere.
Als een man bekeerd wordt kan het ook anders. En dat is ook niet zeldzaam. Dat eens mans huisgenoten zijn vijanden worden. Dat de vaderejvl schreef:Zeker, er werd bedoeld dat een mens uit de godsdienst nog zo aan de godsdienst vastzit, denkt nog niet zo slecht te zijn, netjes 2 keer naar de kerk, netjes een cent in het zakje, keurig in het uiterlijk, keurig weten te vertellen hoe het moet, maar o zo vast aan de godsdienst.-DIA- schreef:Dat is een feit van de kant van de mens bezien. Maar bij God vandaan niet.ejvl schreef:Een predikant zei wel eens, een mens uit de wereld wordt makkelijker bekeerd als een mens uit de godsdienst...
We weten ook van bekering van predikanten zoals ds. H. de Cock, ds. Th. van der Groe, en meerdere.
Die moet alles verliezen, ook alle godsdienst, om niets over te houden, niets te hebben om naar Jezus te kunnen vluchten.
Overigens meen ik mij te herinneren dat dit om een echtpaar ging, de man was door God bekeerd uit de wereld, de vrouw door God bekeerd uit de godsdienst. De man was jaloers op de vrouw omdat die christelijk opgevoed was en alles zo goed wist, zulke bijbelkennis had, maar de vrouw was juist weer jaloers op de man omdat de vrouw verlost moest worden van haar godsdienst en de man een radicale bekering kende.
Jakobus 1: 27 De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld.DIA schreef: Ik vraag me wel eens af, je hoort er weinig over op dit forum, wat er onder de ´godsdienst´ wordt verstaan. In de kerken der reformatie is toch de 'godsdienst' meest het grootste gevaar voor de Kerk gebleken.
Daarom een vraagje: Wat versta je onder 'de godsdienst', als de dominee dat in zijn preek noemt? Wie zijn 'de godsdienst'?
Kan allemaal waar zijn Dia, maar juist in de donkerte van al die verdrukking en duisternis is er die waarheid dat Jezus Christus Dezelfde is. En als je dat vergeet of niet ziet dan zie je enkel ellende, maar als je op Hem ziet kan er zomaar een roemen in verdrukking en psalmzingen in de nacht komen (dan zijn die verdrukking en nacht er nog steeds en toch anders), daarom alle dagen Hem maar in het oog houden!-DIA- schreef:Maar ook voor Gods volk en Kerk ligt er het Woord, dat ook altijd hetzelfde is, zolang deze bediening duurt: In de wereld zult gij verdrukking hebben. En: De dagen der duisternis zullen vele zijn. Wie van Gods volk kent niet dat men moet eens klagen: De Heere heeft mijn vergeten en verlaten. Daarbij is de toestand in kerk en wereld beslist donker te noemen. Ik geloof dat niet één van Gods kinderen dit anders zal kunnen duiden. Het is ook niet voor niets de Generale Synode van de GG een boete- en bededag heeft uitgeschreven i.v.m. de nood der tijden. Ik geloof en merk ook wel, dat bij velen de rechte nood niet eens gevoeld wordt. Dat moet toch ook wel wat te denken geven.MarthaMartha schreef:Goed nieuws in donkere dagen? Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid!
Kan...MarthaMartha schreef:Kan allemaal waar zijn Dia, maar juist in de donkerte van al die verdrukking en duisternis is er die waarheid dat Jezus Christus Dezelfde is. En als je dat vergeet of niet ziet dan zie je enkel ellende, maar als je op Hem ziet kan er zomaar een roemen in verdrukking en psalmzingen in de nacht komen (dan zijn die verdrukking en nacht er nog steeds en toch anders), daarom alle dagen Hem maar in het oog houden!-DIA- schreef:Maar ook voor Gods volk en Kerk ligt er het Woord, dat ook altijd hetzelfde is, zolang deze bediening duurt: In de wereld zult gij verdrukking hebben. En: De dagen der duisternis zullen vele zijn. Wie van Gods volk kent niet dat men moet eens klagen: De Heere heeft mijn vergeten en verlaten. Daarbij is de toestand in kerk en wereld beslist donker te noemen. Ik geloof dat niet één van Gods kinderen dit anders zal kunnen duiden. Het is ook niet voor niets de Generale Synode van de GG een boete- en bededag heeft uitgeschreven i.v.m. de nood der tijden. Ik geloof en merk ook wel, dat bij velen de rechte nood niet eens gevoeld wordt. Dat moet toch ook wel wat te denken geven.MarthaMartha schreef:Goed nieuws in donkere dagen? Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid!
!!!!!MarthaMartha schreef:Goed nieuws in donkere dagen? Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid!
Die psalm zegt precies wat ik ook wil zeggen DIA: Temidden van die ellende en duisternis is er maar één Lichtpunt: Jezus Christus (Wie heb ik nevens U omhoog, wat zou mijn hart wat zou mijn oog, op aarde nevens U toch lusten). Ik heb er over na liggen denken DIA. Maar als dit het niet is, wat is het dan wel? Wat is dan een lichtpunt in donkere dagen? dat vijf mensenkinderen de handen ineen slaan en een soort eenheid zoeken? Of is in deze tijd Jezus Christus ons enige Lichtpunt?-DIA- schreef:Kan...MarthaMartha schreef:Kan allemaal waar zijn Dia, maar juist in de donkerte van al die verdrukking en duisternis is er die waarheid dat Jezus Christus Dezelfde is. En als je dat vergeet of niet ziet dan zie je enkel ellende, maar als je op Hem ziet kan er zomaar een roemen in verdrukking en psalmzingen in de nacht komen (dan zijn die verdrukking en nacht er nog steeds en toch anders), daarom alle dagen Hem maar in het oog houden!-DIA- schreef:Maar ook voor Gods volk en Kerk ligt er het Woord, dat ook altijd hetzelfde is, zolang deze bediening duurt: In de wereld zult gij verdrukking hebben. En: De dagen der duisternis zullen vele zijn. Wie van Gods volk kent niet dat men moet eens klagen: De Heere heeft mijn vergeten en verlaten. Daarbij is de toestand in kerk en wereld beslist donker te noemen. Ik geloof dat niet één van Gods kinderen dit anders zal kunnen duiden. Het is ook niet voor niets de Generale Synode van de GG een boete- en bededag heeft uitgeschreven i.v.m. de nood der tijden. Ik geloof en merk ook wel, dat bij velen de rechte nood niet eens gevoeld wordt. Dat moet toch ook wel wat te denken geven.MarthaMartha schreef:Goed nieuws in donkere dagen? Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid!
Nee, het ís doorgaans regel. We lezen dat van heel veel al de 'bijbelheiligen'. Lees ook de Psalmen maar eens na. Er zijn opvallen veel meer klaag- en boetpsalmen dan dat er gezangen zijn. Prof. Wisse noemt de dat geloof (wat hij in feite niet als een waar geloof beschouwd) een 'jolig christendom'. Deze menen kunnen altijd roemen in "hun Heer' en Heiland". Lees de oude schrijvers er op na, en predikanten van nu, die nog een separerende-bevindelijke leer brengen.
- Ja waarlijk, God is Isrel goed,
Voor hen, die rein zijn van gemoed;
Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen,
Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet,
Mijn voeten waren in mijn leed
Schier uitgeweken, en mijn treên
Van 't spoor der godsvrucht afgegleên.
Ik zag met nijdig' ogen aan,
Hoe dwazen hier op rozen gaan,
En hoe godd'lozen in hun gangen,
Al veeltijds rust en vreê erlangen.
Zij weten van geen tranenbrood,
Van gene banden, tot hun dood;
Hun kracht is fris; zij zijn gezond
Tot op hun laatsten avondstond.
Zij weten doorgaans van verdriet
En moeit' als and're mensen, niet;
Men ziet hen bitt're smart noch plagen,
Als and're stervelingen, dragen.
Dies zijn zij trots, en doen den waan,
Gelijk een gouden keten, aan;
't Geweld, dat deugd en plicht versmaadt,
Bedekt hen als een praalgewaad.
Indien men op hun voorspoed let,
Hun ogen puilen uit van vet;
Hun weelde, wat zij zich beloven,
Gaat hun verbeelding nog te boven,
Zij mergelen de mensen uit,
En spreken, trots op roof en buit,
Steeds uit de hoogte van hun macht,
Terwijl hun hart de deugd belacht.
Hun mond tast zelfs den hemel aan;
Gods albestuur schijnt hun een waan;
Terwijl hun tong op aarde wandelt;
Geen mens ontziet, maar elk mishandelt.
Daarom keert zich Gods volk hiertoe,
En schrikt, wanneer hun bang te moê,
Het water, daar hun niets gelukt,
Met bekers vol wordt uitgedrukt.
Dan peinst de ziel: is 't waar, zou God
Ook weten van mijn droevig lot?
Zou d' Allerhoogste van mijn klagen
En bitt're rampen kennis dragen?
Zie, dezen, hoe godd'loos en wreed,
Zijn evenwel bevrijd van leed;
De rust volgt hen op al hun paân,
En hun vermogen groeit steeds aan.
Zo heb ik dan vergeefs gestreên,
Mijn hart gezuiverd en gebeên;
Vergeefs heb ik in reine plassen
Van onschuld mijne hand gewassen.
Want al den dag ben ik geplaagd;
Mijn ziel verschrikt, mijn boezem jaagt;
En nooit verscheen er morgenstond,
Waarop ik geen kastijding vond.
Zo ik dit zeggen staven zou,
Gewis, dan waar' ik niet getrouw
Aan 't waard geslacht van Uwe kind'ren,
En zou hun hoop en moed vermind'ren.
Nochtans heb ik met al mijn kracht
De Godsregering overdacht;
Maar 't was een stuk, dat in mijn oog,
Mij moeilijk viel en veel te hoog.
Dit duurde, tot ik uit dien drom
Van neev'len ging in 't heiligdom,
Om met de Godsspraak raad te plegen.
Daar zag ik, op wat gladde wegen
De voorspoed zelfs de bozen leidt,
En hoe G' in 't eind hun val bereidt;
Zij storten van den top van eer,
In eeuwige verwoesting neer.
Hoe worden zij, tot ieders schrik,
Vernield, als in een ogenblik,
Hoe moeten zij het leven enden!
Van angst verteerd in hun ellenden!
Hun weeld' is als een droom vergaan.
O HEER, wanneer Gij op zult staan,
Zult Gij hun tonen, onverwacht,
Hoe Gij hun ijdel beeld veracht.
Toen 't zwellend hart met ongeduld
En wrevel' afgunst werd vervuld,
En ik geprikkeld in mijn nieren,
Om trots mijn drift den toom te vieren,
Was mijn verstand van licht beroofd;
Ik heb Gods waarheid niet geloofd,
Maar was, door mijn verwaanden geest,
Bij U een onvernuftig beest.
'k Zal dan gedurig bij U zijn,
In al mijn noden, angst en pijn;
U al mijn liefde waardig schatten,
Wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten.
Gij zult mij leiden door Uw raad,
O God, mijn heil, mijn toeverlaat;
En mij, hiertoe door U bereid,
Opnemen in Uw heerlijkheid.
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
Wie, ver van U, de weelde zoekt,
Vergaat eerlang en wordt vervloekt;
Gij roeit hen uit, die afhoereren
En U den trotsen nek toekeren;
Maar 't is mij goed, mijn zaligst lot,
Nabij te wezen bij mijn God;
'k Vertrouw op Hem geheel en al,
Dat is precies waar het op aankomt. Deze vijf mensjes zullen niets kunnen als ze God niet mee hebben. Leren afzien van mensen en een opzien naar die Ene, dat is een weg die niet makkelijk is. Een mens kleeft zo aan het stof. We moeten wel belijden: (beleven is iets heel anders): Zonder Mij kunt Gij niets doen.MarthaMartha schreef:Die psalm zegt precies wat ik ook wil zeggen DIA: Temidden van die ellende en duisternis is er maar één Lichtpunt: Jezus Christus (Wie heb ik nevens U omhoog, wat zou mijn hart wat zou mijn oog, op aarde nevens U toch lusten). Ik heb er over na liggen denken DIA. Maar als dit het niet is, wat is het dan wel? Wat is dan een lichtpunt in donkere dagen? dat vijf mensenkinderen de handen ineen slaan en een soort eenheid zoeken? Of is in deze tijd Jezus Christus ons enige Lichtpunt?-DIA- schreef:
- Ja waarlijk, God is Isrel goed,
Voor hen, die rein zijn van gemoed;
Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen,
Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet,
Mijn voeten waren in mijn leed
Schier uitgeweken, en mijn treên
Van 't spoor der godsvrucht afgegleên.
Ik zag met nijdig' ogen aan,
Hoe dwazen hier op rozen gaan,
En hoe godd'lozen in hun gangen,
Al veeltijds rust en vreê erlangen.
Zij weten van geen tranenbrood,
Van gene banden, tot hun dood;
Hun kracht is fris; zij zijn gezond
Tot op hun laatsten avondstond.
Zij weten doorgaans van verdriet
En moeit' als and're mensen, niet;
Men ziet hen bitt're smart noch plagen,
Als and're stervelingen, dragen.
Dies zijn zij trots, en doen den waan,
Gelijk een gouden keten, aan;
't Geweld, dat deugd en plicht versmaadt,
Bedekt hen als een praalgewaad.
Indien men op hun voorspoed let,
Hun ogen puilen uit van vet;
Hun weelde, wat zij zich beloven,
Gaat hun verbeelding nog te boven,
Zij mergelen de mensen uit,
En spreken, trots op roof en buit,
Steeds uit de hoogte van hun macht,
Terwijl hun hart de deugd belacht.
Hun mond tast zelfs den hemel aan;
Gods albestuur schijnt hun een waan;
Terwijl hun tong op aarde wandelt;
Geen mens ontziet, maar elk mishandelt.
Daarom keert zich Gods volk hiertoe,
En schrikt, wanneer hun bang te moê,
Het water, daar hun niets gelukt,
Met bekers vol wordt uitgedrukt.
Dan peinst de ziel: is 't waar, zou God
Ook weten van mijn droevig lot?
Zou d' Allerhoogste van mijn klagen
En bitt're rampen kennis dragen?
Zie, dezen, hoe godd'loos en wreed,
Zijn evenwel bevrijd van leed;
De rust volgt hen op al hun paân,
En hun vermogen groeit steeds aan.
Zo heb ik dan vergeefs gestreên,
Mijn hart gezuiverd en gebeên;
Vergeefs heb ik in reine plassen
Van onschuld mijne hand gewassen.
Want al den dag ben ik geplaagd;
Mijn ziel verschrikt, mijn boezem jaagt;
En nooit verscheen er morgenstond,
Waarop ik geen kastijding vond.
Zo ik dit zeggen staven zou,
Gewis, dan waar' ik niet getrouw
Aan 't waard geslacht van Uwe kind'ren,
En zou hun hoop en moed vermind'ren.
Nochtans heb ik met al mijn kracht
De Godsregering overdacht;
Maar 't was een stuk, dat in mijn oog,
Mij moeilijk viel en veel te hoog.
Dit duurde, tot ik uit dien drom
Van neev'len ging in 't heiligdom,
Om met de Godsspraak raad te plegen.
Daar zag ik, op wat gladde wegen
De voorspoed zelfs de bozen leidt,
En hoe G' in 't eind hun val bereidt;
Zij storten van den top van eer,
In eeuwige verwoesting neer.
Hoe worden zij, tot ieders schrik,
Vernield, als in een ogenblik,
Hoe moeten zij het leven enden!
Van angst verteerd in hun ellenden!
Hun weeld' is als een droom vergaan.
O HEER, wanneer Gij op zult staan,
Zult Gij hun tonen, onverwacht,
Hoe Gij hun ijdel beeld veracht.
Toen 't zwellend hart met ongeduld
En wrevel' afgunst werd vervuld,
En ik geprikkeld in mijn nieren,
Om trots mijn drift den toom te vieren,
Was mijn verstand van licht beroofd;
Ik heb Gods waarheid niet geloofd,
Maar was, door mijn verwaanden geest,
Bij U een onvernuftig beest.
'k Zal dan gedurig bij U zijn,
In al mijn noden, angst en pijn;
U al mijn liefde waardig schatten,
Wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten.
Gij zult mij leiden door Uw raad,
O God, mijn heil, mijn toeverlaat;
En mij, hiertoe door U bereid,
Opnemen in Uw heerlijkheid.
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
Wie, ver van U, de weelde zoekt,
Vergaat eerlang en wordt vervloekt;
Gij roeit hen uit, die afhoereren
En U den trotsen nek toekeren;
Maar 't is mij goed, mijn zaligst lot,
Nabij te wezen bij mijn God;
'k Vertrouw op Hem geheel en al,