Tiberius schreef:Probleem is, dat er nu weliswaar een paar fouten hersteld zijn (zie de lijst van Jean), maar nieuwe, veel ergere fouten er in zijn gekomen.
Inderdaad.
Maar daarnaast zijn de voorbeelden die Jean c.q. de Stichting HSV geeft, ook niet allemaal terecht.
Bijvoorbeeld voorbeeld 6, Psalm 22:22, waarover ik eerder geschreven heb:
Psalm 22:22 – fout in Statenvertaling?
Psalm 22:22 in de Statenvertaling luidt als volgt:
SV schreef:Verlos mij uit des leeuwen muil,
en verhoor mij van de hoornen der eenhoorns.
Bij de presentatie van de tweede deeluitgave van de HSV in december 2006 is in één van de lezingen het volgende over deze vertaling gezegd:
En dan zijn er ook passages waarvan we niet anders kunnen concluderen dan dat de statenvertalers zich vergist hebben. (…)
Dat geldt ook voor Psalm 22:22. De Statenvertaling leest daar: Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen. Ik wil het nu niet over de “eenhoornen” hebben, waarvan we inmiddels wel weten dat die nooit bestaan hebben, maar over de gebiedende wijs van het werkwoord “verhoren”. Zo staat het namelijk niet in de grondtekst. Daar staat namelijk: Verlos mij uit des leeuwen muil en van de hoornen der eenhoornen (of, beter gezegd: de wilde ossen). Dan staat er als het ware een punt, gevolgd door de woorden: U hebt mij verhoord. Hier is een overduidelijke wending in de Psalm die de statenvertalers niet weergegeven hebben. Zij geven deze lezing overigens wel in de kanttekeningen als alternatief. Het is echter geen alternatief, maar de enige juiste weergave van de grondtekst.
Is dit werkelijk een fout in de Statenvertaling of niet?
Recent onderzoek heeft mij geleerd dat helemaal geen sprake is van een fout in de Statenvertaling, maar dat de keuze van de Statenvertaling in Psalm 22:22 heel goed mogelijk is. Het is waar dat het tweede deel van deze tekst op diverse manieren vertaald kan worden (zie ook de kanttekening in de Statenvertaling). Maar het is niet waar dat de keuze van de Statenvertaling onjuist is. Daarentegen is de HSV-tekst in strijd met de accenttekens in de Hebreeuwse (Masoretische) tekst.
Wat blijkt namelijk?
1. Waar de HSV een als het ware een punt plaatst na het woord eenhoornen/wilde ossen, geeft het Hebreeuwse accentteken in de tekst juist het tegenovergestelde aan: Er staat een z.g. munach-accent dat een ‘nonpausal’ of ‘conjunctive’ accentteken is. Dat betekent dat volgens de Masoretische tekst het woord eenhoornen/wilde ossen verbonden is bij het daarna volgende werkwoord. Volgens de Masoretische tekst mag dit niet gescheiden gelezen worden, het is non-pausaal, dat wil zeggen er volgt na ‘eenhoornen/wilde ossen’ géén pauze, laat staan een punt. Er is volgens de Masoretische tekst dus geen driedeling in de tekst (zoals de HSV en vele moderne vertalingen), maar een tweedeling. Een denkbeeldige punt in het tweede deel van het vers is niet meer dan hypothese, maar strookt niet met de opvatting van de Masoreten die de Hebreeuwse tekst in de vroege Middeleeuwen van accenttekens hebben voorzien. Wanneer je oudere vertalingen opslaat, dan zul je altijd een tweedeling zien in dit vers, nooit een driedeling zoals de HSV. Dat moderne vertalingen een driedeling hanteren, komt door het feit dat zij zich minder strikt houden aan de Masoretische tekst en de accenttekens weleens negeren.
2. Volgens de kritiek vanuit de HSV zou de gebiedende wijs in de Statenvertaling in het tweede deel van het vers (‘verhoor mij’) foutief zijn. Jammer voor de HSV, maar volgens de gezaghebbende grammatica van de grote taalgeleerde Gesenius kan dit wél. De perfectum vorm die hier staat, kan namelijk hier vertaald worden in de verleden tijd, in de tegenwoordige tijd, óf in de toekomende tijd. Gezien de gebiedende wijs die voorafgaat, mag het perfectum grammaticaal zelfs als gebiedende wijs worden vertaald. Dit is gewoon in een grammatica te vinden met voorbeelden daarbij. Kortom, met de gebiedende wijs in de Statenvertaling is hier niets mis.
3. Hoewel het tweede deel van het vers op diverse manieren vertaald kan worden, zijn er nog steeds vertalingen die hier een gebiedende wijs gebruiken net als de Statenvertaling. Zij doen dit geheel onafhankelijk van de Statenvertaling. Wel een bewijs dat de Statenvertaling hier niet fout is. Allereerst noem ik de New International Version (NIV):
Rescue me from the mouth of the lions;
save (*) me from the horns of the wild oxen.
(*) Or / you have heard.
In de tweede plaats noem ik de Jewish Study Bible (Tanakh Translation), editie 2004:
Deliver me from a lian’s mouth;
from the horns of wild oxen rescue (*) me.
(*) Lit. ‘answer’.
Kortom: Deze twee vertalingen maken onafhankelijk van de Statenvertaling dezelfde keus voor een gebiedende wijs in het tweede deel van het vers. De tweede vertaling is zelfs een recente Joodse vertaling, wel een bewijs dat de gebiedende wijs hier grammaticaal heel goed kan. Ook in de noot van deze Joodse vertaling gaat men uit van een gebiedende wijs.
Conclusie: De Statenvertaling bevat hier geen fout, maar een heel goed mogelijke vertaling, hoewel ook andere vertalingen mogelijk zijn. De claim van de HSV dat hier sprake is van een fout in de Statenvertaling, is pertinent onjuist. Wat triest dat herzieners die de Statenvertaling willen herzien kennelijk niet goed op de hoogte zijn van de vertaalmogelijkheden van deze tekst.
Zonderling