Zwitserse theologen op de Synode van 1618-19
Want dewijl Christus die geleden en gestorven is, niet alleen een mens, Heilig, Rechtvaardig, en vrij van alle besmettingen der zonde, maar ook van God geprezen in der Eeuwigheid, met de Vader en met de Heilige Geest, van een en hetzelve onverderfelijk Godlijk Wezen, zo moet Zijn dood en lijden noodzakelijk geweest zijn„ van oneindige waardigheid, zodat alle mensen, indien zij maar met de waren geloof Christus aanhangen, door en om Zijn dood en lijden, in de gunst en genade Gods zouden aangenomen worden, vergeving der zon¬den, gerechtigheid, en het eeuwige leven verkrijgen. Daarom ook de uitverkorenen en verworpenen, het Woord des Evangeliums van de gekruiste Jezus Christus, wordt gepredikt, en allen mensen wordt geboden in Hem te geloven met deze beloftenis, dat alle in Hem gelovende, verzoening met God, vergeving der Zonden, en gerechtigheid verkrijgen en eeuwiglijk zalig worden. .Want uit de Heilige Schrift hebben de recht gevoelende Kerken tot nog toe gelooft en geleerd; al is 't wel zo dat de kracht en waardigheid des doods Christi zo groot is, dat zij genoegzaam is, om allen en iedere mens, al waren er meer dan duizend werelden, met God te verzoenen en hun zonden te boeten; welke ook de oorzaak is waarom het Evangelium allen zonder onderscheid verkoornen en verworpenen gepredikt wordt, en haar alle geboden wordt in Christus te geloven, en dat, de ongelovige om hun ongelovigheid rechtvaardig verdoemt worden, dat nochtans geenszins door dezelve allen mensen met er daad de verlossing, vergeving der zonden en het eeuwige leven verkregen of verworven is.
Engelse theologen op de synode van 1618-19
Bij het 2de Artikel.
In de offerande Christi aanmerken wij twee dingen, de manier van de mensen te roepen tot de dadelijke mededeling dezer offerande, en de vrucht uit de zelve offerande tot de mensen verscheiden toekomende. In deze ver¬dienste des doods Christi wordt gefundeerd de algemene belofte des Evangeliums, na 't welke allen in Christus gelovende de vergeving der zonden en het eeuwig leven met der daad verkrijgen. In de Kerk alwaar na de belofte des Evangeliums de zaligheid allen wordt aange¬boden; is de bediening der genade zodanig dat ze genoegzaam is om alle onboetvaardige en ongelovige te overtuigen, dat zij door hun moedwillige schulden, óf nalatigheid óf verachting des Evangeliums verloren zijn gegaan, en de aangeboden weldaad verloren hebben. Hebreen 2 vers 3. Hoe zullen wij ontvlieden indien wij zo grote zaligheid verzuimen? Om der verachting wil der Zaligheid in de Evangelie aangeboden, worden wij der rechtvaardige straf schuldig. Ergo: zo wordt Zaligheid in de Evangelie aangeboden.
Bij het 3de en 4de Art.
Uit de natuur der aangeboden weldaad, en uit Gods zeer klare woord, moet men oordelen, van die behulpselen der genade, die de mensen gegeven worden, maar niet uit het misbruik of de uitgang. Dewijl dan het Evangelie uit zijn natuur de mensen roept tot boetvaardigheid en zaligheid, dewijl de opwekselen der Goddelijke genade ook daartoe strekken, zo moeten wij niet menen dat God hier iets geveinsdelijk doet; dit bewijzen die ernstige en beweeglijke smekingen, 2 Cor. 5: 2. Vermaningen 2 Cor. 6: 1. Bestraffingen, Gal. 1; 6. Beloften, Openb. 3:3, 20 &c. Indien God niet alle de gene die Hij met deze gave Zijns Woords en Geestes waardig, ernstelijk zou nodigen, tot ernstige bekering, voorwaar zo zou God sommige, die Hij in de Naam Zijns Zoons roept, bedriegen, en de boden der Evangelie belofte, zouden van de geroepene beschuldigt mogen worden, van valse getuigenis gegeven te hebben, en die tot de bekering geroepen zijn, en verzuimen te gehoorzamen, zouden te verontschuldigen wezen. Want die roeping door het Woord en Geest kan men, niet zeggen, dat de mensen zonder onschuld maakt, indien dezelve maar tot den einde aangeboden. wordt, opdat zij de mens zonder onschuld zou maken.
Ds. Ralph Erskine uit zijn preek over 2 Samuël 7:25
Maar ach, is er enig woord voor iemand, die in een heel andere toestand is, die géén verlangen heeft, geen honger, geen dorst heeft; die wel net zoveel gebrek heeft als een verlangende ziel hier, maar geen geestelijk verlangen, zelfs geen begeerte heeft, net zoals de uitgedroogde aarde geen echte dorst kan hebben, maar wel veel wijde spleten heeft?
God zegt: "Ik zal water gieten op de dorstigen, en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen. En zij zullen uitspruiten tussen in het gras, als de wilgen aan de waterbeken." Jesaja 44:3, 4. Hebt u dan geen andere dorst, dan die van de droge aarde en heeft God stromen beloofd? O, pleit dan op Zijn woord en zegt: Heere, doe gelijk Gij gesproken hebt!
Maar is er ook een woord voor mij, die als dorre en onvruchtbare aarde ben, die niets dan doornen en distelen voortbreng en zo ondervind dat deze aarde verwerpelijk is, en nabij de vervloeking en dat mijn einde de verbranding zal zijn? Is dit uw vrees en grote zorg?
Hoort dan dit Woord: "Voor een doorn zal een dennenboom opgaan; voor een distel zal een mirtenboom opgaan; en het zal de Heere wezen tot een Naam, tot een eeuwig teken, dat niet afgesneden zal worden." Jesaja 55:13. "Ik zal hem zijn als een groenende dennenboom; uw vrucht is uit Mij gevonden." Hos. 14:9. Heeft de Heere dit gezegd? Pleit dan op Zijn Woord en zegt: Heere, doe gelijk Gij gesproken hebt!
Maar is er een woord van God dat mij aangaat, die een dwaas en spotter geweest ben; die met alle godsdienst en godzaligheid de spot gedreven heb? Is er voor mij een woord van genade, dat ik mag aangrijpen?
Ja, God zegt: "Gij spotters, die voor u de spotternij begeert, en zotten die de wetenschap haat, keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloedig uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken." Spr. 1:22,23. Zegt Hij dit? Pleit dan op Zijn Woord en zegt: O Heere, doe gelijk Gij gesproken hebt!
Maar wat zegt God tot iemand, die een besmet, een verhard, en slecht hart heeft, vol van allerlei kwade en helse gruwelen?
Hij zegt: "Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen." Ezech. 36:26,27. Wat ook uw kwaal is, Hij heeft gezegd: "Ik ben de Heere, uw Heelmeester." Ex. 15:26. Heeft Hij dit gezegd? Pleit dan op Zijn woord en zegt: Heere, doe gelijk Gij gesproken hebt!
Maar zegt God ook iets tot een ongevoelig schepsel, dat het woord wel hoort, maar zo weinig bewogen wordt als de stenen in de muur? Dat geheel dood is en zich niet meer bewegen kan dan een rotssteen, en net zo weinig leven heeft als een lijk?
God zegt, en o, of Hij het krachtig wilde spreken: "Gij Geest, kom aan van de vier winden, en blaas in deze gedoden, opdat zij levend worden! Ziet, Ik zal uw graven openen, en zal ulieden uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen in het land Israëls. En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven zal hebben geopend, en als Ik u uit uw graven zal hebben doen opkomen, o Mijn volk! En Ik zal Mijn Geest in u geven, en gij zult leven." Ezech. 37:9,12-14. Heeft Hij dit gezegd? Pleit dan op Zijn woord en zegt: Heere, doe gelijk Gij gesproken hebt!