-DIA- schreef: ↑14 aug 2024, 10:51
De dichter van Psalm 29 keek er ook met ontzag naar...
En hij wekte iedereen op om de Grote Schepper aller dingen sterkte en eer te geven.
Verwonderd riep hij als het ware uit: Hoe groot H
EERE Uw werken! Hoe ver gaat Uw beleid! Gij stelt, met mogendheid, elk deel zijn juiste perken.
Maar.... Een ziel, aan het stof gekluisterd, die beseft Uw daden niet. Nee, geen dwaas weet wat hij ziet want zijn oordeel is verduisterd!
De dichter van de 29e psalm had een verlicht oordeel, en hij zong het uit:
Aardse machten, looft den H
EER';
Geeft den H
EERE sterkt' en eer;
Dat de lof van 's Hoogsten naam
Aller groten roem beschaam'.
Vorsten, 't voegt u, Hem, in't midden
Van Zijn heiligdom, t' aanbidden:
't Voegt u, met de Godgetrouwen,
's H
EEREN heerlijkheid t' ontvouwen.
's H
EEREN stem, op 't hoogst geducht,
Rolt en klatert door de lucht;
Berst, met vreselijk geluid,
Op de grote waat'ren uit;
Klinkt, met nadruk en vermogen,
Heerlijk uit de hemelbogen.
't Schepsel beeft en staat verwonderd,
Als de God der ere dondert.
's H
EEREN wonderstem verbreekt,
Als Zijn grimmigheid ontsteekt,
't Ceed'renbos van Libanon;
Schudt den hogen Sirion;
Ceed'ren, uit den grond gewrongen,
Hupp'len als der rund'ren jongen;
Bergen voelen sidderingen,
Daar z' als wilde stieren springen.
's H
EEREN stem verbaast natuur;
Houwt uit bergen vlammend vuur;
Schiet van 't zwerk den bliksem neer;
Kades beeft voor 't buld'rend weer;
Woestenijen slaan aan't zuchten,
Hinden krijgen, onder 't vluchten,
Barenswee; door vrees gedrongen,
Werpen z', in dien nood, haar jongen.
's H
EEREN stem ontbloot het woud;
Maar hij, die op God vertrouwt,
Buigt zich veilig, Hem ter eer,
Juichend in Zijn tempel neer.
't Is de HEER, Wiens wenk de stromen,
In hun woede kon betomen;
Die, in macht nooit af te meten,
Eeuwig is ten troon gezeten.
Looft den H
EER', die wond'ren werkt;
Israël, Zijn volk, versterkt;
Hem, die Jacobs heilig kroost
Zeeg'nen zal met vreed' en troost.