De formulering van de Drie-eenheidsleer is ook niet letterlijk ontleend aan de Schrift, maar resultaat van denken over de schijnbare tegenstrijdigheid dat God Zich in de Schrift zowel als één openbaart, alsook als Vader, Zoon en Heilige Geest. Als we niet verder mogen gaan dan Schrift met Schrift vergelijken, valt de formulering buiten de grenzen. Dan komen we niet verder dan de conclusie dat God zowel één is als drie.
Ik acht het leerstuk der heilige Drie-eenheid van een andere orde. Het is één van de basis-waarheden van het christendom, van gelijke orde met het accepteren van de Schrift (en haar canon) als woord van God. We accepteren de Drie-eenheid op gezag van de oecumenische concilies, de algemene acceptatie van de kerk in haar volledige breedte, en het innerlijke getuigenis van de Geest in ons hart. Dat is wat heel anders dan wanneer een theoloog of (kleine) kerkelijke stroming iets roept (men beseffe dat de stroming waartoe wij behoren, de Nederlandse bevindelijke gereformeerden, slechts een minuscuul deel uitmaakt van de kerk van alle tijden en plaatsen).
pietjebel schreef:Want daarmee wordt vaak vervallen in filosofische speculaties, en waarom zou de hoge wetenschap der theologie zich met zulke lage zaken onnodig inhouden.
Sorry, maar volgens mij is het zoeken naar antwoorden op vragen die worden opgeroepen door schijnbare tegenstrijdigheden in de Schrift geen lage zaak.
Met "lage zaken" bedoel ik "filosofie", niet het zoeken van antwoorden. Bij veel theologen (zowel met wetenschappelijke opleiding, als zonder) heerst de filosofie over de theologie. Terwijl m.i. theologie een veel hogere wetenschap is dan de filosofie, en veel verhevener bezig is wanneer zij op theologisch niveau, op het niveau van de Schrift, spreekt, dan wanneer zij op filosofisch niveau spreekt. Het christelijk geloof laat zich beter beleven dan verklaren.
Kortom, ik denk dat het antwoord van veel zulke vragen moet zijn: U stelt de verkeerde vragen, u moet deze dingen niet curieuselijk willen onderzoeken. De Bijbel is niet om uw nieuwsgierigheid te bevredigen, maar om er onder te buigen, en wanneer het u klem drijft door haar paradoxen, om het aan te grijpen en tot God te vluchten.
Jawel, maar dit is m.i. geen kwestie van of/of. Theologen van alle eeuwen hebben zowel eerbiedig gebogen voor de Schrift als diep nagedacht over de moeilijke vragen die ze tegenkwamen. Het moet echter beginnen met geloven en buigen voor de Schrift, ook al komen wij er helemaal niet uit.
Doordenken van de Schrift is prima, zolang elke theoloog zich maar steeds afvraagt tijdens en na de overdenking: Doet mijn theorie nog recht aan hetgeen de Schrift zegt, en de nadrukken die de Schrift legt. Want tenzij een doordenking in haar geheel valt af te leiden uit de Schrift, is zij niets meer dan een theorie, een model.
Een probleem wat ik met veel van zulke theorieën en modellen heb, is dat ze een beperking opleggen aan de openbaring van de Schrift, die de Schrift zelf niet oplegt. Een bekend probleem is het aanbod van genade. In de Schrift wordt iedereen opgeroepen tot het heil, en nergens in de Schrift wordt deze oproep beperkt door zaken als uitverkiezing, ellendekennis of wedergeboorte. Toch zijn er theologen die vanuit hun theologie wél die beperking aan al die aanbod-teksten opleggen.
Een ander punt is bijvoorbeeld de accommodatie-theorie (Calvijn e.a.), waarin geprobeerd wordt om het op menselijke wijze spreken over God (bv Gods rechterhand, Gods berouw, etc) te harmoniseren met het idee van God als sterk transcendent. De uitkomst van die theorie is dat Gods transcendentie centraal staat. Maar, zo vraag ik me af, doen we daarmee wel recht aan al die teksten die Gods immanentie centraal stellen. Als God Zichzelf wenst te openbaren in menselijke termen, wie zijn wij dan om die immanente termen transcendent uit te leggen, ja in onze theologie zelfs dat transcendente sterker te benadrukken dan het immanente? En zo zijn vele voorbeelden te noemen.
Kortom, mijn visie op theologie (zowel als theologie als wetenschap, als theologie in de praktijk) is dat het zich primair beperkt tot de Schrift. En dat alle doordenkingen van moeilijkheden niet in de eerste plaats gericht zijn op het vinden van een oplossing, maar in het vinden van een theologie die de manier van het spreken van de Schrift onderstreept. De punten die we benadrukken in ons theologisch spreken moeten niet de punten zijn die in onze theologie centraal staan, maar moeten de punten zijn die de Schrift sterk benadrukt.