Afgewezen schreef:DJK schreef:De zondaar voelt dat hij moet sterven etc.... Want er staat geschreven : "de ziel die zondigt, zal de dood sterven!!" Hij heeft dit met zijn menselijke verstand altijd geweten, maar nu gaat hij het ook gevoelen. Daarom krijgt hij zielswerkzaamheden tot God, bidden en wenen etc. Dit zijn de ontwakingen van een ziel, maar nog niet de levendmakende daad. Waarom dan ?? Wel, deze ziel is nog immer met zijn eerste man getrouwd, namelijk de WET in Adam(Rom. 7:1-6).
Het sluit als een bus, maar ik blijf hier toch met één vraag zitten.
Alle zielswerkzaamheden tot God vóór de kennis van Christus zijn dus zonde. Want zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen.
Als de Geest der genade en der gebeden wordt uitgestort, en een zondaar naar God begint te vragen, dan doet die zondaar daarmee dus ZONDE. Want het is allemaal nog niks, er is geen levensbeginsel, etc.
Ooit heb ik ook zo gedacht als DJK, als Zonderling, maar ik geloof toch dat je deze strikte gedachtegang NIET vol kunt houden.
Ik zal het je proberen uit te leggen, maar dat kost me wel een paar regeltjes, in dit geval 7 puntjes, maar ik hoop dat je het wilt lezen én herlezen,
1. God heeft de mens in het paradijs een Wet gesteld, naar buiten toe, was dit de boom der kennis, des goeds en des kwaads. Maar ook innerlijk, lees Psalm 40. "Ik (= Christus) draag dien heilige Wet, dien Gij den sterveling zet....etc." God had de mens dus een Wet gezet. Hoe dan?? God had Zijn schepsel, de mens, geschapen naar Zijn Beeld, kennis - gerechtigheid en heiligheid. Dit beeld drukte in die mens innerlijk af, wie God was. Hoe heilig hij was etc. Later is men dit ook wel het ingeschapen Godsbesef gaan noemen. Dat dit bestaat, heeft de geschiedenis van de mensheid wel degelijk bewezen. Ieder volk vereerde zijn eigen God ....etc. Maar wie die ware God nu was, wist niemand meer, vanwege zijn verduisterd verstand door de val der zonde. Dus voor die zondeval was die mens dus gesteld in een bepaalde betrekking tot die ingeschapen Wet. Hij was innerlijk getrouwd met die Wet, welke hij volmaakt kon houden én onderhouden. Daardoor gaf die Wet die mens ook een recht op het eeuwige leven. Want de Wet pleitte die mens vrij voor God. De mens had dus een recht op die Wet, maar die Wet ook op de mens. Want die Wet was een afspiegeling van het Recht van God, in die mens.
God had dus krachtens Zijn schepping een volkomen Recht op zijn mens/schepsel.
2. Toen kwam de zondeval. De mens verloor hiermee al zijn rechten op Gods' heilige wet, want hij had het verbond der werken verbroken én geschonden. Maar die Wet had dus nog wel een recht op die mens, waar later Paulus over schreef : "Vervloekt is een iegelijk die niet blijft....etc." De mens was dus verdoemelijk voor God geworden. De mens was hiermee ook de vader der leugenen toegevallen.
3. Maar God wilde Zijn schepsel terug, en ging het meteen zoeken. Maar Gods heilige deugden begonnen elkaar tegen te spreken, met alle verschuldigde eerbied gesproken!! Gods barmhartigheid zei : "Ik wil en zoek weer gemeenschap met Mijn schepsel, maar Gods rechtvaardigheid zei : "Er moet eerst betaald worden...!!" En nu is God niet net als wij, van ja en nee, maar wél van ja en amen. God kon dus Zichzelf niet verloochenen, en richtte meteen een nieuw verbond op met Adam, en stelde in dit verbond een eeuwige vijandschap tussen het vrouwenzaad en het slangenzaad. Dit nieuwe verbond heet dus het verbond der genade, hetgeen later nogmaals aan Noach en Abraham bevestigd is geworden.
4. Christus komt in de volheid des tijds, om voldoening te doen aan dit verbond, want er moest betaald worden. Hij werd geboren uit een maagd, en is geworden onder de Wet(Gal. 4). Hij heeft die Wet volkomen vervuld en onderhouden, krachtens Zijn gehoorzaamheid, want niemand kon Hem overtuigen van enige zonde of ongerechtigheid. Hij werd dus die vervulde Wet Gods voor Zijn volk, waardoor Zijn volk weer een vrije toegang had tot Zijn Vader.
5. Maar deze volbrenging der Wet, op grond van Zijn gestorte bloed moest in de tijd, nog wel toegepast worden, aan de harten van Zijn keurlingen. En hoe gaat dit toepassen nu in zijn werk.....??
6. Wel, de mens ligt volkomen weerloos in de klauwen van satan. Wat zijn dan die klauwen waarmee hij die mens vasthoudt. Dat is de zondemacht waarin die mens zelf is gevallen, waarmee die mens een slaaf is geworden van zijn vader van nature. Kijk, en nu moet je dat als volgt zien, om het een beetje begrijpelijk te houden. Toen de Heere, Zijn volk ging verlossen uit de handen van Farao en zijn drijvers, deed hij dit met plagen die kwamen over gans Egypteland. God voerde dus een strijd tegen/met Farao én Egypteland, waarin zijn volk als dienstslaaf verkeerde. Deze strijd ging dus niet met Israel, en ook niet tegen Israel, eerder het tegendeel. Maar het ging er ook niet buitenom, want zij waren daar woonachtig. En zo heeft den Heere, na die negende plaag een middel/weg tot verlossing aangewezen, aangaande die tiende dodelijke plaag die over gans Egypteland zou gaan komen, middels het ingestelde Pascha. Er moest een lam geslacht worden, en bloed worden gestreken.... etc. Tenslotte is Israel verlost geworden uit en van haar diensthuis, middels een weg van bloedstorting én gerechtigheid. Dit was zo naar de letterlijke zin, maar het geestelijke beeld wat hier in verborgen ligt, wees prachtig heen naar het beloofde verlossingswerk van de Messias die nog moest komen. Lees Exodus 12 eens een paar achter alkaar door.
7. En zo doet God nu precies hetzelfde, wanneer hij middels de Heilige Geest een zondaar gaat bearbeiden tot de zaligheid. Hiertoe gebruikt de Geest immer twee instrumenten, namelijk Wet en Evangelie. God voert dan een strijd tegen satan, en niet tegen of met die mens. Deze geestelijke strijd gaat echter nooit buiten die mens om, want staat er in Rom. 7, "wanneer het gebod (der Wet) is ingekomen zo is de zonden weder levend geworden. Kijk, en dát geeft zo'n ontwaakte ziel werkzaamheden aan de Troon der Genade. Die ziel is krachtens dat eerste verbroken (werk-)verbond in Adam nog immer getrouwd met haar eerste man, de Wet in Adam, die hem gedurig vervloekt en verdoemt ten dode. Hoe die ziel ooit opgenomen moet worden in dat genadeverbond, weet hij niet. Dit moet hem namelijk van God geopenbaard worden. Het enige wat die ziel geestelijk voelt is : "er moet betaald worden...., want sterven is Mijn Rechter ontmoeten, en dat gaat nooit!!" Die vloek der Wet dondert gedurig in zijn gemoed. De ziel voelt dat hij van zijn zonden af moet geraken, maar satan wenst die zondaar niet los te laten, evenmin als Farao dat volk destijds niet wilde laten gaan. Nee, zij moesten nog harder gaan werken in zijn slavendienst. Kijk, en dit geeft die inwedinge geestelijke strijd, bij zo'n ontwaakte ziel. Gedurig loopt die ziel te tobben : "Hoe moet ik met God verzoend worden? " Tenslotte gaat de Vader deze ziel trekken tot Zijn heilig Recht, en leidt die ziel (in zijn gemoed/ziel) terug in Adam. God eist in dat heilig Recht Zijn beeld terug, wat die zondaar in Adam heeft verloren. (Psalm 51) De zondaar staat dan zo naakt en zwart van zonden voor God, dat hij innerlijk gewaar wordt niets meer hebbende tot betaling aangaande dat verloren Beeld én zijn gemaakte hemelhoge zondenschuld, en gaat innerlijk verloren onder die vloekeis der Wet met een laatste noodschreeuw tot God, om behoudenis voor zijn arme verloren ziel. Nu heeft de Wet zijn functie als bloedwreker gedaan, maar in die nood, heeft diezelfde Wet ook nog een tuchtigende functie/werking. Deze tuchtigende werking is een heenwijzer naar Christus. Die Wet onderwijst deze zondaar in zijn bange doodsnood, dat al hetgeen hij nu mist tot betaling voor zijn hemelhoge schuld, volkomen te vinden is in het bloed van Christus Jezus. De zondaar gaat dus met die laatste noodschreeuw, denk aan de moordenaar : "Heere, gedenk mijner...etc", verloren als in een punt des tijds, en valt daarna in de armen van Christus, middels Zijn zeer liefelijk tussentreden. En deze tussentreding wordt nu innerlijk toegepast middels de beloften van het Heilig Evangelie, hetgeen de Geest dan gedurig in zo'n verloren ziel instort middels de werkingen der liefde, én het zaligmakende geloof in Hem. "Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn...!!" (lees/denk in dit verband ook aan de heilige oorlog van John Bunyan)
"Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonden..."(Rom. 6:7)