Toeschouwer schreef:Aan wie schreef Petrus deze brief? Dat kunnen we lezen in de eerste verzen. Petrus schrijft deze brief niet aan de eerste plaats aan ons, de kerk, maar aan de vreemdelingen die verstrooid waren in Pontus, Azië enz. Alleen Paulus ging tot de heidenen, de andere Apostelen waren gestuurd tot de verloren schapen van het huis van Israël.
Het is zo helder als glas, maar omdat jij niet gelooft dat God geheel Israël zal maken, neem je aan dat ook Petrus zijn brieven richt aan de kerk. Petrus schreef deze brief aan Joodse mensen, misschien vergriekst, maar niet aan heidenen. Deze mensen waren ook op het Pinksterfeest (Hand. 2).
Jij kunt niet anders denken, overal waar Israël staat vul jij kerk in en wat ook schrijf het helpt niet. Voor jou is Israël afgedaan het was een wegwerpverpakking.
In de vrijzinnigheid veroordelen we (en terecht) als zij zeggen het staat er wel, maar je moet het geestelijk lezen. In de profetie redeneren jullie gelijk de vrijzinnigen, er staat wel Israël, maar je moet daar kerk lezen. Dat vind ik Gereformeerde vrijzinnigheid.
Misschien een schrale troost, maar de kanttekenaren bij de statenvertaling waren niet zo "vrijzinnig":
de vreemdelingen,
Grieks van de verstrooiing Sommigen verstaan hier door degenen die, omdat zij het geloof in Christus beleden, uit het Joodse land door de ongelovige Joden verdreven waren, gelijk Hand. 8:4, en Hand. 11:19 vermelden. Doch het schijnt niet, dat deze verdreven Christenen in zo korten tijd naar landen zo ver van Juda gelegen vertrokken zijn, maar dat die veeleer in de rondom Judea gelegen landen gebleven zijn. Daarom is het gevoelen dergenen gelofelijker, die hierdoor verstaan de Joden, die in die landen van Azië lang tevoren verstrooid geweest waren, door de wegvoering der Assyriërs en door de vervolging onder Antiochius tevoren geschied, gelijk het Griekse woord parepidemois medebrengt; die wel vreemdelingen waren, maar onder dezelfde volken woonden, gelijk ook het Griekse woord diaspora; dat is, verstrooiing, zo gebruikt wordt Joh. 7:35, waaruit ook velen op den Pinksterdag te Jeruzalem gekomen zijnde, door de prediking van Petrus en andere apostelen bekeerd zijn, Hand. 2:10; die daarna te huis zijn gekeerd en het geloof hebben verbreid, hoewel niet zonder grote zwarigheid van de andere hardnekkige Joden; en dit gevoelen wordt ook bevestigd met den titel, dien Jakobus in zijn zendbrief deze Joden geeft, als hij hun noemt de verstrooiden uit de twaalf stammen, aan welke hij zijn zendbrief schrijft. Zie Jak. 1:1. Tot hun versterking heeft dan Petrus, gelijk ook Jakobus, zijn zendbrief geschreven.
Waarvan acte.
Wat betreft de boodschap maakt het niet zoveel uit wat het adres is, aangezien Petrus hier aan christenen schrijft (1 Petr. 4:16).
Christenen, wat zijn dat eigenlijk? Zijn dat joden, zijn dat heidenen of zijn dat mensen die tot het volk van God en Zijn Christus horen? Het laatste toch? Wat dat betreft geef ik Alexander CD weer gelijk. Want het evangelie dat Paulus bracht is geen ander evangelie dan dat van Petrus. Daarom de aanbeveling van Paulus door Petrus in 2 Petrus 3:15:
2 Petr 3:15 En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is,
ulieden geschreven heeft;
16 Gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende;
Beide apostelen schreven dus brieven aan dezelfde mensen. Ze hebben ook dezelfde medewerker gehad: Silvanus oftewel Silas (zie 1 Petr. 5:12, 2 Kor. 1:19, 1 Thess. 1:1 en Hand. 15). En last but not least: ze werkten onder dezelfde mensen: zowel joden als heidenen.