Citaat
W.J. OUWENEEL
De vraag of het geoorloofd of betamelijk is dat zusters bovenbroeken dragen, is voor velen een heet hangijzer. Begrijpelijk, want in sommige gevallen, vooral als het om zeer nauwsluitende broeken gaat, is het m.i. duidelijk ónbetamelijk. Wie een dergelijk argument hanteert staat sterk. Maar staat degene die het dragen van broeken afwijst en zich daarvoor op Deut. 22:5 beroept, óók sterk? Mijns inziens niet; dit vers kan men daarop bezwaarlijk toepassen en wel om de volgende redenen:
1) Er wordt in dit vers niet gesproken over broeken, maar over mannenkleding. Wie beslist dat broeken uitsluitend en alleen een mannenkledingstuk vormen? Dat kan men toch zeker niet uit de Schrift afleiden. In bepaalde kulturen, met name bij verscheidene oosterse volken, maakt de lange broek al eeuwenlang deel uit van de vrouwenkleding.
2) Zelfs al waren broeken wel uitsluitend mannenkleding, dan moet men nóg bedenken dat er in ons vers in feite helemaal niet over mannenkleding wordt gesproken. Letterlijk staat er "tuig (gerei, gereedschap, voorwerpen, wapens, werktuigen) van mannen", zoals ook de Engelse en Duitse JND-vertaling laat zien. Nergens in het oude testament wordt het betreffende Hebreeuwse woord verder vertaald met "kleren"! Aangezien het vers echter ook over vrouwenkleding spreekt, kan men bij het woord "tuig" in principe ook wel aan kleren denken; zie de Staten- en NBG-vertaling (maar zie ook de noten in de uitgaven met kanttekeningen!). Maar juist het gebruik van de ruimere uitdrukking wijst erop dat een volledige mannenuitrusting bedoeld wordt. Hieruit blijkt dat het helemaal niet gaat om het dragen van één mannenkledingstuk (b.v. een broek, zo men wil), maar om een komplete vermomming als man, in volledige uitrusting, inklusief werktuigen en/of wapens.
3) Maar zelfs al ging het hier wél uitsluitend over kleren, dan nog is het vers niet toepasselijk op het dragen van broeken door zusters. Vers 5b maakt namelijk duidelijk waaróm het dragen van mannentuig door vrouwen verboden was, en dat beslist de hele kwestie: "… al wie zulks doet, is de HERE uw God een gruwel". Wat betekent deze uitdrukking? Het woord "gruwel" staat in Deuteronomium (trouwens gewoonlijk overal in de bijbel) bijna altijd in verband met de heidense afgoderij en/of de daarmee verbonden rituele hoererij (zie 7:25v.; 12:31; 13:14; 17:1, 4; 18:9, 12; 20:18; 23:18; 24:4; 25:16; 27:15; 29:17; 32:16). Afgoderij en hoererij worden in de Schrift heel vaak samen genoemd (in het nieuwe testament: Hand. 15:20, 29; 21:25; 1 Kor. 6:18 en 10:14, 7v; Ef. 5:5; Kol. 3:5; Openb. 2:14, 20).
Het kan dan ook haast niet anders, of ook ons vers moet (mede) in verband staan met de sexuele gruwelen, die mogelijkerwijs gepaard konden gaan met heidense kultusgebruiken. Daarbij speelde kennelijk ook travestie een rol, d.i. een sexuele perversiteit die ook vandaag voorkomt, waarbij mannen en vrouwen zich geheel vermommen als personen van het andere geslacht. Vaak gaat dit gepaard met homofilie. Het is duidelijk dat de zuster die onder bepaalde omstandigheden praktisch de voorkeur meent te moeten geven aan een broek boven een rok, echt niet lijdt aan dergelijke perversiteiten.
Hier het hele artikel