De DKO is geen belijdenis geschrift. Het is een kerkordelijke regelement, dat een juridische functie heeft, omdat bestuur nu eenmaal een normering moet kennen, wil het uitgevoerd kunnen worden. De DKO is nooit op alle punten door alle kerken in praktijk gebracht. Noem me één kerkverband die alle punten en komma's naleeft. Je zult het nergens vinden.
Kennelijk is op diverse punten toch aanleiding gevonden de DKO minder zwaarwegend dan de belijdenisgeschriften te hanteren.
Logisch ook. De DKO zegt niets over leer, maar alles over het bestuur van de kerk waarin de praktische regelgeving is vastgelegd om naar Schrift en belijdenis te kunnen regeren.
Als praktisch hulpmiddel, gereedschap, om de reformatorische leer vast te kunnen houden. Daarmee is geenszins gezegd dat de DKO normatief is voor leerstellige zaken. Dat is de plaats van de DKO als hulpmiddel ter regering verkeerd opvatten.
Het is een kerkhistorisch feit dat in de erediensten van de allereerste Christengemeenten gezangen werden gezongen. Alleen worden het dan Hymnes genoemd.
Het typisch Nederlandse punt van de gezangen is zo zwaarwegend opgevat als onrechtzinnig vanwege de dwang die de overheid na 1816 heeft opgelegd de gezangen te laten zingen. Alle aversie tegen de gezangen is terug te leiden op de strijd tussen de gereformeerde stroming in de nederlandse kerk die geen gezag van een wereldse vorst erkende. De strijd rondom gezangen is inhoudelijk nooit zuiver gevoerd. De tegenstanders van 1816 hebben direct het etiket arminiaans -het altijd goed werkende etiket, ten onrecht of niet- geplakt om daarmee een legitimatie te hebben voor de latere afscheiding. De afscheiding en de gezangen zijn kerkhistorisch gezien hetzelfde punt. Het punt van de gezangen wordt juist in kerken die voorgekomen zijn uit de afgescheiden kringen, zo zwaarwegend aangezet. Ik vraag me af of men echt de problematiek rondom de afscheiding wel kent.
Inhoudelijk is er veel aan te merken op veel gezangen, maar de gezangen als zodanig naast de psalmen waren niet het bezwaar. Het later uitgesproken 'enkel psalmen in de kerk' is puur een dichttimmeren van een reeds ingenomen standpunt dat voortkwam uit de problemen rondom bestuurlijke dwang.
De bestuurlijke dwang kwam voort uit het zoeken naar mogelijkheden predikanten te schorsen die naast een gereformeerd geluid, zich bedienden van het veroordelen en zwartmaken van ambsbroeders in de toenmalige kerk.
Er was rond 1820 ruimte voor de gereformeerde leer, zij het met de nodige moeite, maar dan enkel zonder polemiek. Want polemiek ging in tegen de kerkorde. Omdat predikanten als De Cock in Ulrum behalve gereformeerd -wat geen probleem was- ook kerkrechtelijk gezien, de fout in ging met het zwartmaken van zijn onrechtzinnige collega's, werd de plicht tot het gebruiken van gezangen als een soort strik aangewend (Denk aan Daniël) om een aanwijsbare oorzaak te creeeren voor het aanpakken van de 'onruststokers'.
Het weigeren te stoppen met predikanten uit te maken voor Baälspriesters en het weigeren om gezangen te zingen is tot een schorsing uitgelopen. Niet om de leer is de afscheiding uiteindelijk ontstaan, maar om een kerkrechtelijke tuchtmaatregel die overeenkomstig de toenmalige kerkorde was. Een kerkorde die de geschorste De Cock (en ook Scholte, Brummelkamp etc.) wel eerder hadden ondertekend. En voor de duidelijkheid ook goed om te weten dat de afgescheiden predikanten alle erg jong en onervaren waren. De ondertekening van de kerkorde en de openlijke 'overtredingen' tegen die kerkorde zitten in tijd heel dicht op elkaar.
Nu is het toch wel vreemd om te zien dat op basis van een kerkorde de rechtzinnige leer per saldo tot een afscheiding moet leiden. Als we nu op basis van een kerkorde menen te moeten stellen dat gezangen verboden zijn, ongeacht de argumentatie, dan kan men met dezelfde argumentatie de afscheiding tot eenzelfde verboden zaak verklaren. Immers, de afscheiding was ook tegen de kerkorde, het betrof geschorste predikanten, die overeenkomstig de kerkorde geen gezangen zongen en predikanten veroordeelden.
Samenvattend: Wil er een zuivere diskussie plaats kunnen vinden, dan is de kerkorde niet bepalend voor een gebruik van gezangen, maar een inhoudelijke toetsing aan de Bijbel, los van enige kerkorde. De kerkorde is door de tijd heen aan wijzigingen onderhevig geweest die op het ene moment de gezangen tot ongepast heeft verklaard en op een ander moment tot verplicht.
De inhoudelijke argumentatie is wisselend geweest. Gods Woord is een getuigenis voor de hele wereld, en niet alleen voor ons kikkerlandje met een eigen kerkorde. Laten we dan ook geen oordeel uitspreken in het zingen van gezangen in de eredienst, als het een feit is dat het een typisch Nederlands standpunt is, dat welliswaar bij Calvijn is terug te vinden, maar in de kerkhistorie nauwelijks navolging heeft gevonden. Vanaf het allereerste begin van de Christengemeentes zijn er gezangen gezongen. Zouden nederlanders in hun rechtzinnige gereformeerde leer, op dat punt de plank niet eens flink misgeslagen kunnen hebben?