Marnix schreef:Wou jij dan zeggen dat die slaaf zijn talent niet kon inzetten omdat hij het echte geloof niet had gekregen? Of dat de 5 dwaze maagden wel een uitnodigng hadden gekregen maar helemaal niet op de gastenlijst stonden? Of dat de schuld van die slaaf werd vergeven zonder dat hij oprecht geloofde?
Ze hadden niet eerst het echte geloof... ze hadden eerst het geloof. En of geloof echt is of niet heeft weer te maken met die verantwoordelijkheid. Vandaar dat ik ook de gelijkenissen er bij haal, omdat er heel duidelijk verantwoordelijkheid en consequenties bij zitten. Geloof zonder werken is dood...
Waarom krijg ik het idee dat geloof door velen als iets passiefs wordt gezien? Geloof kan je niet kwijtraken (alsof dat iets is wat je overkomen). Geloof is niet iets passiefs.... Het is actief. Het gaat gepaard met werken. Het is die keuze om je talenten in te zetten, of ze in de grond te stoppen, om je olielamp te vullen of om dat niet te doen, om de ander te vergeven omdat jij bent vergeven, of om dat niet te doen.
Of je geloof echt is? Dat is niet maar afwachten. Of je geloof echt is of niet hangt niet alleen af van wat je gekregen hebt, maar ook van wat je er mee doet.
jij gooit verschillende zaken door elkaar.
En wel de rechtvaardigmaking en de heiligmaking.
Het onderscheid daar tussen kan ik niet beter verwoorden dan 'onze vaderen' in artikel 22 en 24 van den NGB
Artikel 22. Van onze rechtvaardigmaking door het geloof in Jezus Christus.
Wij geloven, dat, om ware kennis dezer grote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt, en niets anders meer buiten Hem zoekt. Want het moet noodzakelijk volgen, òf dat niet al wat tot onze zaligheid van node is, in Jezus Christus zij; òf, zo het alles in Hem is, dat degene die Jezus Christus door het geloof bezit, zijn gehele zaligheid heeft. Nu, dat men zeggen zou dat Christus niet genoegzaam is, maar dat er nog benevens Hem iets meer toe behoeft, ware een al te ongeschikte godslastering; want daaruit zou volgen dat Christus maar een halve Zaligmaker ware. Daarom zeggen wij terecht met Paulus dat wij door het geloof alleen, of door het geloof zonder de werken gerechtvaardigd worden (Rom. 3:28). Doch wij verstaan niet dat het, om eigenlijk te spreken, het geloof zelf is, dat ons rechtvaardigt; want het is maar een instrument, waarmede wij Christus, onze rechtvaardigheid, omhelzen. Maar Jezus Christus, ons toerekenende al Zijn verdiensten en zo veel heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan, is onze rechtvaardigheid; en het geloof is een instrument, dat ons met Hem in de gemeenschap van al Zijn goederen houdt; dewelke, de onze geworden zijnde, ons meer dan genoegzaam zijn tot onze vrijspreking van onze zonden.
Artikel 24. Van de heiligmaking des mensen en de goede werken.
Wij geloven dat dit waarachtig geloof, in den mens gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwen mens, en doet hem leven in een nieuw leven, en maakt hem vrij van de slavernij der zonde. Daarom is het zover vandaar, dat dit rechtvaardigmakend geloof de mensen zou doen verkouden* (= de genegenheid om vroom en heilig te leven verkoelt) in een vroom en heilig leven, dat zij daarentegen zonder ditzelve nimmermeer iets doen zullen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot zichzelven en uit vrees van verdoemd te worden. Zo is het dan onmogelijk dat dit heilig geloof ledig zij in den mens; aangezien wij niet spreken van een ijdel geloof, maar van zulk een, hetwelk de Schrift noemt een geloof, dat door de liefde werkt (Gal. 5:6), dat den mens beweegt om zich te oefenen in de werken, die God in Zijn Woord geboden heeft; welke werken, als zij voortkomen uit den goeden wortel des geloofs, goed en bij God aangenaam zijn, overmits zij alle door Zijn genade geheiligd zijn. Intussen komen zij niet in rekening om ons te rechtvaardigen. Want het is door het geloof in Christus dat wij gerechtvaardigd worden, ook eer wij goede werken doen; anderszins zouden zij niet méér kunnen goed zijn dan een vrucht des booms goed zijn kan voordat de boom goed is. Zo doen wij dan goede werken; maar niet om te verdienen (want wat zouden wij verdienen?); ja, wij zijn in God gehouden voor de goede werken die wij doen, en niet Hij in ons* (=gehouden zijn in - betekent - verplicht zijn aan): aangezien Hij het is, Die in ons werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen (Filp. 2:13). Laat ons dan letten op hetgeen dat er geschreven staat: Wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen (Luc. 17:10). Intussen willen wij niet loochenen dat God de goede werken beloont; maar het is door Zijn genade dat Hij Zijn gaven kroont. Voorts, al is het dat wij goede werken doen, zo gronden wij toch onze zaligheid niet daarop; want wij kunnen geen werk doen, of het is besmet door ons vlees en ook strafwaardig; en al konden wij er één voortbrengen, zo is toch de gedachtenis van één zonde genoeg, dat het van God zou verworpen worden. Alzo dan zouden wij altijd in twijfel staan, herwaarts en derwaarts drijvende zonder enige zekerheid, en onze arme consciëntiën zouden altijd gekweld worden, indien zij niet steunden op de verdiensten van het lijden en sterven van onzen Zaligmaker.