Er zijn net een paar boeken uit die voor genoeg discussie kunnen zorgen in de bevindelijke doelgroep. Maar vaak worden zulke discussies vervuild door posters die afstand van het reformatorisch gedachtegoed hebben genomen.
In het boek Maar wij hoorden niet! Het leven en de prediking van ds. Reinier Kok (1890-1982) in historisch perspectief gaat W. van der Zwaag (1926-2014) in op de kwestie van ds. R. Kok, de predikant van de Gereformeerde Gemeenten die in 1950 werd geschorst vanwege onder meer zijn vereenzelviging van het aanbod van genade (voor alle hoorders) en de belofte (alleen voor de uitverkorenen).
De schrijver geeft een overzicht van zijn leven en de achtergronden van de kritiek op de prediking van ds. Kok en de synodale ontwikkelingen daaromtrent. Hij was onder de indruk van deze voorganger, zijn geestelijke leven en zijn prediking, die enerzijds scherp was en ‘ontdekkend’ alles van de vrome mens afsneed, anderzijds ook onvoorwaardelijk het Evangelie verkondigde.
Deze leraar werd na ruim vijfendertig jarige getrouwe arbeid volgens de schrijver op ongenoegzame en onduidelijke gronden in zijn ambtelijke bediening geschorst. De schrijver is van oordeel dat de schorsing ook een negatieve impact had op de prediking van de kerk waartoe ds. Kok behoorde. “Het kerkelijke vonnis, dat destijds over ds. Kok werd uitgesproken, is inmiddels meer dan zestig jaar geleden. Heeft daar Gods onmisbare zegen op gerust? Heeft deze handelwijze zowel de kerkelijke eenheid als de broederlijke liefde versterkt en de liefde van de onbekeerde medemens opgewekt of aangemoedigd? Deze vragen blijven ook liggen voor Gods alwetend aangezicht!”
Het boek wordt ingeleid door A. de Visser uit Middelharnis en voorzien van een nawoord van twee nazaten van ds. R. Kok, te weten de dochter A. Hulsman-Kok uit Zeist en kleinzoon W. Kok uit Veenendaal.
Het boek Beproeft de geesten, of: het dodelijk gevaar van de derde weg, met als ondertitel: Enkele vertrouwelijke gesprekken naar aanleiding van oude gereformeerde theologen als Theodorus van der Groe, Alexander Comrie en Wilhelmus à Brakel. Met een slotbeschouwing van Andrew Gray en Hermann Friedrich Kohlbrugge, van W. van der Zwaag (1926-2014) zet op levendige wijze –in de vorm van samenspraken tussen Kleinmoed, Doolaard en Ruimhart– de waarde en de kracht van het bijbels-reformatorische en puriteinse geloof uiteen en keert zich tegen het gevaar van de “derde weg”. Het christendom van de derde weg bestaat hierin dat men zalig wil worden buiten de zekere en bewuste kennis van Christus om. Het dodelijke gevaar van de derde weg is volgens hem dat veel gemoedsbewegingen als een vorm van zaligmakende overtuiging wordt beschouwd.
Rode draad van de samenspraken is “het juiste schriftuurlijke evenwicht tussen de Goddelijke soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid”. De schrijver keert zich in deze bundel tegen allerlei beperkende bepalingen waaraan een zogenaamd ‘ontdekte’ zondaar moet voldoen in zijn bekeringsweg.
Wat en hoe er ook volgens Kleinmoed, een van de samensprekers, over het geestelijke leven mag worden geschreven of gesproken, één ding moet ontwijfelbaar zeker voor ons zijn, namelijk dat het oprechte geloof in Christus onmisbaar en noodzakelijk is tot de zaligheid. Dat ware geloof is volgens Ruimhart de gezegende vrucht van de Heilige Geest. De schrijver bepleit een terugkeer naar de eenvoud van Schrift en belijdenis en de daarop gegronde oude schrijvers.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.