Luther schreef:Het onderwerp verbreedt zich enigszins, maar dat kan haast niet anders, want ik vermoed dat op RF geen mensen actief zijn voor wie de topictitel geldt en die vervolgens predikant zijn/worden in een ander kerkverband.
Het overgaan naar een andere gemeente, zonder dat er sprake is van een verhuizing, kan verschillende oorzaken hebben.
De stelling van @WimAnker is: bij je belijdenis heb je beloofd, je te onderwerpen aan de vermaning en tucht van de kerkenraad: elke overgang naar een andere gemeente is derhalve het breken van de belijdenis-eed en dus zonde. Hij heeft er steeds een 'tenzij' bij genoemd, namelijk (1) wanneer de gemeente de kentekenen vertoond van een valse kerk of (2) wanneer de kerkenraad toestemming/goedkeuring geeft voor een dergelijke stap.
Verder spreken heeft weinig zin, als we niet eerst de bovenstaande stelling met elkaar delen. En wat mij betreft valt daar nog wel het e.e.a. aan toe te voegen.
In de eerste plaats moeten we het afleggen van openbare geloofsbelijdenis inhoudelijk op één lijn zien met de volwassendoop. De vragen bij de volwassendoop zijn feitelijk de basis voor de vragen bij de openbare geloofsbelijdenis. Onze openbare geloofsbelijdenis is namelijk in wezen gelijk aan de geloofsbelijdenis die wij moeten afleggen voor de doop als volwassenen. In dat formulier staat:
Vraag .1..t/m4...5. Ten vijfde, of u zich van harte voorgenomen hebt, altijd christelijk te wandelen [= te leven], en de wereld en haar kwade begeerlijkheden te verzaken, zoals het lidmaten van Christus en van Zijn gemeente betaamt; en of u zich aan alle christelijke vermaningen graag wilt onderwerpen?
Met name de vijfde vraag werpt licht op de vierde vraag van Voetius, of de derde vraag van het belijdenisformulier van de CGK:
Voetius schreef:4. Belooft u dat u zich aan de vermaning, terechtwijzing en kerkelijke tucht wilt onderwerpen en onderworpen zult zijn, indien het zou gebeuren (wat God verhoede), dat u zich in leer of leven zou misgaan?
Belijdenisformulier CGK schreef:3. Belijdt gij dat het u een hartelijke behoefte is, door de kracht van de Heilige Geest, God de Heere lief te hebben en Hem te dienen naar Zijn Woord, u als getrouw lid van de gemeente van Christus te openbaren, mede te arbeiden aan de opbouw van Zijn gemeente, Zijn Naam te belijden in de wereld en u gewillig te onderwerpen aan het herderlijk opzicht en de tucht van de kerk?
Als je alle in omloop zijnde belijdenisvragen naast elkaar zet, dan blijkt dat met die vierde vraag de kerkelijke tucht bedoeld wordt.
Hieronder - puntsgewijs - de weerlegging van bovenstaande. Er zijn meerdere argumenten maar voor de duidelijkheid beperk ik me tot de voornaamste.
Punt 1.
Allereerst de definitie van "kerkelijke tucht". In bovengenoemde vragen (zowel van de doop, vragen Voetius als de vragen in de CGK) wordt gevraagd: A. zich te onderwerpen aan de vermaning of herderlijk opzicht (=onderwijzing, bemoediging), B. Aan terechtwijzing (wat nodig kan zijn of door onwetendheid of omdat de onderwijzing wordt genegeerd). Deze aspecten behoren tot het ambt van de leraars en ouderlingen. (de kerkenraad die het opzicht heeft over leer en leven). Zie hiervoor o.a. Calvijn en Brakel.
Onder "tucht" (=trekken) kan dan begrepen worden het "sanctionerende" aspect wat nodig kan zijn - tot behoud! - indien de vermaning en terechtwijzing geen verbetering geeft.
Nu kunnen we onder kerkelijke tucht wel enkel de "sanctionerende" maatregelen verstaan, het lijkt erop dat @Luther deze vragen tot dat onderdeel beperkt. Toch geven de vragen aanleiding om zich niet hiertoe te beperken maar er wordt gehoorzaamheid en onderwerping gevraagd ook voor de vermaning en herderlijk opzicht.
Dit betekent m.i. dat iemand die zijn lidmaatschap opvraagt en vertrekt zonder instemming of toestemming (attestatie) van de kerkenraad zich niet onderwerpt aan deze vermaning (=onderwijzing) en terechtwijzing (in casu, als wordt gezegd: "doe het niet!") wat wel is beloofd. Daarmee is het een overtreding van het 5e gebod. Er wordt niet gehoorzaamd. Omdat ook nog met eed is beloofd deze gehoorzaamheid wel te betrachten is het ook een overtreding van het 3e gebod.
Hierbij moet worden opgemerkt - om bij deze casus te blijven - dat door het afwijzen van het het curatorium er uiteraard nog geen enkele overtreding is begaan. Legt de persoon zich echter - tegen de wens van de kerkenraad in - zich niet neer bij deze beslissing en vertrekt, zonder instemming en goedkeuring van de kerkenraad, dan wordt - zoals hierboven vermeld - het 3e en 5e gebod overtreden.
Punt 2.
Maar wat is nu eigenlijk het "opvragen van het lidmaatschap"? Calvijn, Brakel (en ook Voetius) kennen het verschijnsel niet. (Zoals ook @Afgewezen opmerkte toen ze schreef (vetgedrukte van mij):
Afgewezen schreef:Voor mij geldt het gezag van een kerkenraad zolang ik lid ben in een gemeente. Ben ik geen lid meer, dan geldt ook het gezag over mij niet meer, terwijl ik nog steeds lid van 'de' kerk ben. Dat was in de tijd van Voetius waarschijnlijk niet mogelijk, maar nu wel.
.
Ten tijde van de reformatie en gedurende het ontstaan van deze formulieren kende men slechts 2 varianten in de christelijke kerk:
1. Men scheidde zich zelf af van de ware kerk.
2. Men werd door de ban of afsnijding van de ware kerk afgesneden.
@Afgewezen heeft gelijk als ze stelt dat het opzicht niet meer geld als het lidmaatschap is opgevraagd. Daarmee heeft de persoon zich zelf (met het opvragen van het lidmaatschap) afgesneden van de ware kerk. Dit is hetzelfde als dat iemand zou zijn afgesneden van de ware kerk door de christelijke ban. Calvijn zegt hierover: Zonder de kerk als moeder kan men God niet als Vader hebben. Het tussenzinnetje in de quote van @Afgewezen, "terwijl ik nog steeds lid van 'de' kerk ben" is dus wel onjuist.
Het opzeggen van het lidmaatschap (indien het geen valse kerk is en zonder toestemming is gedaan van de kerkenraad) houdt in dat men zelf afscheid neemt van de ware kerk.
Opzeggen van lidmaatschap is een afscheiden van de ware kerk. Men roept op dat moment zelf de ban of afsnijding van de christelijke gemeente over zich af. In concreto is herstel alleen mogelijk door terugkeer/wederkeer en schuldbelijdenis zodat een wederopneming in de gemeente mogelijk wordt.
Luther schreef:In feite wordt gevraagd, of je bereid bent om als volgeling van Christus je te onderwerpen aan de kerkelijke tucht. Het overgaan naar een andere gemeente waarin dezelfde zaken aan de orde zijn, is dus zeker niet gelijk aan het je onttrekken aan die kerkelijke tucht. Als ook daar de Bijbelse lijnen van de kerkelijke tucht worden gehandhaafd (zie HC31), dan blijf je je onderwerpen aan de kerkelijke tucht en vermaning, al is het dan van een andere kerkenraad. (Vermaning = bemoediging of onderwijzing)
Zie bovenstaande weerlegging. Deze conclusie is dus niet valide.
Overigens kan men ook op internet - b.v. digibron, refoweb - meerdere artikelen (van meerdere predikanten) vinden die de uitleg van @Luther afwijzen en aangeven dat het opzeggen van het lidmaatschap "niet in overeenstemming is met het doen van belijdenis in de gemeente waartoe men behoort" (ds. Paul, RefoWeb)."
Over het "scantionele" deel van de "tucht" is geen verschil van mening.
Luther schreef:Kortom: iemand die niet in openbare zonde leeft, en zich blijft aansluiten bij een kerk van gereformeerd belijden, breekt zijn eed niet, wanneer hij/zij overgaat naar een gemeente waar op bovenstaande wijze gehandeld wordt. (Uiteraard mag men zich niet onderwerpen aan de ambten, wanneer zij iets vragen/eisen wat tegen Gods Woord ingaat, maar volgens mij staat dat hier niet ter discussie.)
De conclusie is dat iemand met het opzeggen van het lidmaatschap en vertrekken naar een andere gemeente - zonder toestemming of zonder dat de gemeente die verlaten wordt een valse kerk is - zondigt tegen het 3e gebod, (eedbreken), 5e gebod, (niet gehoorzamen aan het door God ingestelde gezag) en zich tenslotte, door het vertrek, verwijderd uit de christelijke gemeente. Alsof de persoon door de afsnijding of christelijke ban is verwijderd uit de christelijke gemeente. Zonder wederkeer is er, zoals de HC zegt, geen zaligheid meer mogelijk.