freek schreef:Maar Afgewezen, jouw opvatting is dus dat met Christus alle beloften uit het OT vervuld zijn? Maar waar staat dat dan in de Bijbel (al gaat het niet zozeer om concrete bewijsteksten, dat realiseer ik me ook). Ik lees vooral dat alle beloften in Christus ja en amen zijn, niet dat ze allemaal al volledig vervuld zijn. Wél dat ze daarom volledig vervuld zúllen worden en dat Christus vanaf Zijn eerste komst bezig is met de vervulling van alle profetieën. Volgens mij is dat zelfs de opvatting van alle gereformeerden. De 'dag der wrake' is immers ook nog niet gekomen? Hoe zit het dan met de verwerping van de Messias door Israel? Dat is toch ook heel duidelijk voorspeld en gebeurd? Waarom dan niet het beloofde herstel van Israel, als volk?
Ik zeg niet dat met Christus alle beloften uit het OT vervuld zijn, dat zou te kort door de bocht zijn. Ik heb er wel op gewezen dat het NT ons in een bepaalde richting wijst, en dat we de vervulling van de beloften moeten zien in de
gemeente. De volledige vervulling staat nog uit, die komt na de jongste dag, zoals 2 Petrus 3 ons beschrijft (en waar ik al eerder naar heb verwezen).
Het beloofde herstel van Israël vindt plaats in de toebrenging van de gemeente. Dat is juist wat bijv. Hand. 15 ons leert (over de profetie van Amos). Je kunt je natuurlijk afvragen, waarom wel een volksmatige verwerping
door Israël en geen volksmatige bekering
van Israël? Want dat is eigenlijk je vraag.
Ik denk dat Paulus die vraag beantwoordt in Romeinen 9, waar hij in zekere zin ook worstelt met dit probleem. Daar komt hij tot de conclusie dat niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn.
Daar ligt m.i. de sleutel. Daarop sluit aan de eindconclusie in Romeinen 11: er wordt tóch een geheel Israël zalig, maar anders dan wij hadden gedacht!
Daar is inderdaad geen symmetrie in, in de zin van ‘heel vleselijk Israël heeft Jezus verworpen, heel vleselijk Israël wordt toch zalig’ (nu geldt dat voor de gemeente trouwens ook, ook dáár zijn afgehouwen takken, etc). Maar al vinden wij Gods ‘oplossing’ niet ‘logisch’, wij hebben ons toch te houden aan wat de Bijbel, met name het NT, ons hierover leert. En als sommigen dat interpreteren als een soort ontrouw van God aan Israël, moeten zij wél weten wat ze zeggen!
Freek schreef:Ik ben het met je eens dat we niet zo moeten spitsen op het Vrederijk alleen. Aan de beschrijving van het Nieuwe Jeruzalem besteed Openbaring meer aandacht dan aan de 1000-jarige regering van Christus. Maar het OT profeteert m.i. heel duidelijk over Israels taak om als zegen te dienen voor de wereld, kortom een bloeitijd voor Israel en de kerk.
Zoals ik al zei, klopt dit niet met de NT gegevens. Het vrederijk, zoals daarover bijv. in Jesaja 11 en Jesaja 65 wordt geprofeteerd, wordt door Petrus heel duidelijk verschoven tot ná de oordeelsdag.
Anderzijds mogen we zien dat met de komst van Christus het vrederijk in beginsel gekomen is. Of zouden we durven zeggen dat Jesaja 11 (in beginsel) nog niet in vervulling is gegaan?
Freek schreef:Anderzijds maakt bijvoorbeeld Romeinen 15 wel heel duidelijk dat de wijze waarop in het NT het heil naar de heidenen is gegaan een bekrachtiging van de belofte, gedaan aan 'de vaderen'. Maar of dit dan de definitieve en complete vervulling is van deze belofte, staat er niet.
Nee, maar, zoals gezegd, het wijst ons wel de richting aan waarin we de vervulling moeten zoeken. En dat is in het hele Israëldebat niet onbelangrijk.
Freek schreef:Wat betreft je eerder aanhaling van 2 Korinthe 7, dat vind ik niet helemaal overtuigend. Want de beloften van heil, aan Israel gedaan, daar mogen de heidenen nu ook in delen. Dus kan ik begrijpen dat Paulus ze voor de heidenen toeëigent, zonder daarmee te beweren dat de letterlijke vervulling aan Israel dus afgedaan heeft. Dat is een veronderstelling, die je uit dat gedeelte niet hard kunt maken.
Dan maak je in feite een splitsing in het toegezegde heil: een geestelijk heil voor de gemeente (en de gelovige Joden) en een aards heil voor de Joden. Het lijkt me dat je juist dát niet hard kunt maken. In de Bijbel is het één lijn, één heil. Alle verlossing van Israël is steeds een voorafbeelding geweest van het werkelijke heil, zie bijv. 1 Kor. 10. Trouwens, in Jesaja 52, waaruit Paulus citeert in 2 Kor. 6, gaat het over de terugkeer uit de ballingschap, heel specifiek over het volk Israël dus.
Zie ook Rom. 4, waar Paulus schrijft dat aan Abraham is toegezegd, dat hij een “erfgenaam der wereld” zou zijn. Deze erfenis geldt, blijkens dit hoofdstuk, net zo goed voor de gelovigen uit de heidenen als de gelovigen uit de Joden. Straks, na de jongste dag, zullen de gelovigen inderdaad de gehele aarde beërven. Nu staat deze belofte nog uit.
Misschien mag ik ook nog wijzen op het beeld van de olijfboom. Het gaat hier duidelijk om één heil, waar de ongelovige Joden
geen deel meer aan hebben. Er is niet nog een ander heil, waar ze dan bijv.
wel deel aan zouden hebben.
Nergens leert de Bijbel ons een dergelijke tweedeling in de beloften, namelijk een aards heil voor Israël en een geestelijk heil voor de gelovigen. Daarom is mijn beroep op 2 Kor. 7:1 terecht.